ECLI:NL:RBGEL:2024:5832

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
039018-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor belaging van buurvrouw met schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zijn buurvrouw heeft belaagd. De verdachte is veroordeeld tot 140 uren taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, waarbij hij gedurende een periode van meer dan een jaar stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De belaging bestond uit het sturen van berichten en volgverzoeken via sociale media, het versturen van brieven, en een dreigend incident waarbij hij zijn vuist naar haar opheft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster zich genoodzaakt heeft gezien om te verhuizen als gevolg van de belaging, en heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van €2000,-- aan immateriële schadevergoeding en de kosten van de verhuizing. De rechtbank heeft de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, wat inhoudt dat de verdachte gedurende drie jaar geen contact mag hebben met de aangeefster. De rechtbank heeft de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de zorgen over de mogelijkheid van herhaling van strafbare feiten door de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-039018-23
Datum uitspraak : 26 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1985 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats]
raadsman: mr. E.J.M.J. Damen
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 3 februari 2023 te [plaats] ,
gemeente Rheden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door
- die [aangeefster] meermaals berichten te sturen via sociale media,
- die [aangeefster] meermaals volgverzoeken naar die [aangeefster] te sturen via sociale media,
- die [aangeefster] meermaals brieven te sturen,
- een afgeknipte bos rozen in de brievenbus van die [aangeefster] te stoppen, en/of
- met opgeheven vuist tegenover die [aangeefster] te gaan staan,
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belaging van aangeefster, maar dan voor een kortere periode, namelijk vanaf februari 2021 tot en met 3 februari 2023.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte en aangeefster het contact vanaf 2019 verschillend hebben geïnterpreteerd. Pas tijdens het stopgesprek op 27 mei 2022 werd het voor verdachte duidelijk dat het contact met aangeefster niet gewenst was. De datum van het stopgesprek moet daarom als uitgangspunt worden genomen voor de beoordeling in deze zaak. Ná het stopgesprek heeft verdachte in een tijdbestek van een half jaar slechts vier berichten naar aangeefster gestuurd. Aangeefster heeft bovendien op een drietal momenten het profiel van verdachte op diverse social media bekeken of hierop gereageerd. Er is dan ook geen sprake van stelselmatig handelen van verdachte. De raadsman heeft verder aangevoerd dat er evenmin sprake was van opzet op stalking. Tot slot heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat voor het versturen door verdachte van andere brieven dan de brief van februari 2022 geen bewijs is.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [aangeefster] heeft op 27 september 2022 aangifte gedaan van stalking door haar buurman, [verdachte] , zijnde verdachte. Zij woonde sinds 1 juli 2019 in haar nieuwe woning in [plaats] . Zij heeft verdachte een keer vanaf de sportschool in haar auto laten meerijden omdat het regende. Daarna heeft ze haar telefoonnummer aan verdachte gegeven, zonder bijbedoelingen maar als buren voor het geval er iets zou zijn. In augustus 2019 kwam verdachte koffie drinken. Hij kwam toen in de keuken met beide armen om haar heen staan. Hij rustte met beide handen op het aanrecht, zodat aangeefster geen kant op kon. Aangeefster draaide zich om en zag dat verdachte een zoenende beweging maakte. Aangeefster deed haar handen omhoog en riep dat verdachte op moest rotten. Ze heeft hem vervolgens de deur uitgewerkt. Volgens aangeefster is het hier mis gegaan. Zij heeft verder verklaard dat haar buurman haar vervolgens op allerlei manieren lastig valt door het sturen van berichten en volgverzoeken via social media, het (laten) sturen van brieven en het ballen van een vuist en met deze gebalde vuist richting haar gezicht slaan. Op 12 februari 2022 kreeg zij een relatie met [getuige 1] . Vanaf dat moment heeft zij de berichten die verdachte haar heeft gestuurd bewaard. [2]
Op 27 mei 2022 heeft de politie met verdachte een stopgesprek gevoerd, waarbij verdachte is meegedeeld dat hij moet stoppen met het zoeken naar aandacht bij en contact met aangeefster en waar hem is gezegd dat hij aangeefster met rust moet laten. [3]
Berichten sturen via social media
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar onder meer de volgende berichten heeft gestuurd via social media:
Op 15 februari 2022 de volgende berichten: “
Hey, hoe is het”, “
Ga je verhuizen” en “
Uit gepraat ?”. Aangeefster reageert hierop met: “
Nee, ik ga niet verhuizen. Maar jij komt elke x met die achterlijke praat… hou toch is op met verhalen verzinnen en mij te appen”. Verdachte reageert met: “
Oke is goed”, waarna aangeefster reageert met “A
ls er een vriend op bezoek gelijk sturen van geluk met hem… hou toch eens op”. Verdachte reageert vervolgens met: “
Ik zeg toch is goed” en “
Maar raar raar hoe zou dat toch zo gekomen zijn he”.
Op 19 maart 2022 het bericht: “
Hoi goed morgen
Op 9 mei 2022 het bericht: “
Terwel ik weg ben krijg ik vanuit [plaats] te horre dat jij aangifte ,s tegen mijn doet , diep van binnen geloof ik het niet , maar is nu wel de 2 d x dat ik het hoor ?”
Op 10 mei 2022 het bericht: “
Oke’, even wat anders , betref hoe de laaste tijd gaat , van mijn kant uit het spijt me [aangeefster] echt , die klote troep laat niet mijn mooiste kant zien , ik ben hard hier aan me eigen werken , zo dat ik weer op de pad terecht kom die mijn eerder gelukkig maakte , dit is tevens ook mijn laaste bericht , totdat je zelf tegen mijn praat , als het echt klaar klaar is en de contact ken niet meer goed komen , blok me dan gewoon weer , want dan ga ik je ook echt met rust laten”.
Op 5 juni 2022 het bericht: “
Ik weet dat je met hem bent , ik zag dat je hier weg gaat hoop dat hij je echt gelukkig maakt ? Hoop dat je dit niet als stalking ziet ! Heb geen zin in haat meer , gr”.
Op 9 juni 2022 heeft verdachte haar een plaatje gestuurd van een hart met in dat plaatje de tekst: “
Wat je in je hart bewaart raak je nooit kwijt”.
Op 10 juni 2022 de berichten: “
Hey” en “
?
Op 23 september 2022 het bericht: “
Hey goede morgen [aangeefster] ik weet dat je op dit moment in relatie zit !, Als nog wil ik je bij deze , je zeggen , van mijn kant uit het spijt me waar ik je mee gekwets heb en pijn heb gedaan , hoop dat bij deze , dat we ons vriendschap kunnen herstellen gr”.
Op 24 september 2022 het bericht: “
Hey goede morgen”. Aangeefster reageert hierop met: “
Hou op met mij te berichten. Hou op met te verzinnen dat wij ooit vriendschap hebben gehad. Hou op met ALLES!!! kerel ik wordt niet goed van je! [4]
In het verhoor bij de politie [5] en ter zitting [6] heeft verdachte bekend dat hij aangeefster via social media deze berichten heeft gestuurd.
Volgverzoeken via social media
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar op 31 oktober 2022, 6 november 2022, 11 november 2022, 3 december 2022 [7] en 3 februari 2023 [8] volgverzoeken op social media heeft gestuurd.
Ter zitting heeft verdachte bekend dat hij deze volgverzoeken naar aangeefster heeft gestuurd. [9]
Sturen van brieven
Aangeefster heeft verklaard dat rond 18 februari 2022 een brief onder de deurmat bij haar woning lag met de volgende inhoud: “
hey [aangeefster] Je moet wel een erge haat aan mijn hebben als je me eerst recht in de gezicht (afwijz) Vervolgens mag ik niet meer bij jou komen want dan moet ik oprotten. dan via menger vraag of ik langs mag komen en heb je er geen behoevten aan nu nuek je een andere (okey) bij deze Wat heb ik jou aan gedaan dat je zon tyfus streek leverd. Perplex woorden loos. Maar ik beloof je Dat ik je nooit en dan nooit meer lastig val. Als je me tegen kom hoef je me ook niks meer te zegen. dit is jou kueze. heel veel geluk met hem [10]
Op de zitting heeft verdachte bekend dat deze brief van hem afkomstig was en dat hij deze brief naar haar heeft gestuurd. [11]
Getuige [getuige 1] , de vriend van aangeefster, heeft bij de politie verklaard dat aangeefster briefjes in de brievenbus in de deur ontving. Deze briefjes heeft hij ook wel eens aangetroffen. De ene keer was het een liefdesverklaring en de andere keer een haatverklaring. [12]
Het incident met de vuist
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 1 mei 2022 met haar zoontje haar woning uitliep. Bij de trap kwam zij verdachte tegen. Ze ging voor hem aan de kant, zodat ze elkaar op de trap konden passeren. Aangeefster zag en voelde dat verdachte tegen haar aan liep. Nadat zij elkaar raakten, zag aangeefster dat verdachte zich omdraaide en een vuist balde en zijn arm met de gebalde vuist richting haar gezicht sloeg. De vuist kwam een paar centimeter voor haar gezicht terecht. [13]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op de galerij een hoop geschreeuw hoorde. Ze liep naar buiten en zag verdachte tegenover aangeefster staan met een opgeheven vuist. [14]
Nadere overwegingen ten aanzien van het bewijs
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd. Voor een bewezenverklaring van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is nodig dat de verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de ander, met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen.
Wederrechtelijkheid
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster in ieder geval op 15 februari 2022 verdachte heeft laten weten dat hij moet ophouden met haar te appen. Ook uit de door verdachte gestuurde brief van 28 februari 2022 blijkt dat hij er van op de hoogte is dat aangeefster geen contact (meer) met hem wenst. Vanaf februari 2022 – en dus niet pas vanaf het stopgesprek op 27 mei 2022 zoals door de raadsman is bepleit – is het voor verdachte duidelijk geweest dat aangeefster geen contact wilde en dat het contact dat hij met haar zocht wederrechtelijk was.
De raadsman heeft aangevoerd dat aangeefster in september 2022, februari 2023 en juli 2023 op diverse sociale media het profiel van verdachte heeft bekeken en/of hierop heeft gereageerd. Dat aangeefster op alle voornoemde data, voor zover die al vallen binnen de ten laste gelegde periode, de social media van verdachte heeft bekeken of daarop heeft gereageerd, blijkt echter niet uit de bijlage die bij de pleitnota is overgelegd. Zo is de laatste pagina van de bijlage waaruit zou moeten blijken dat aangeefster op een social media kanaal van verdachte heeft gereageerd onduidelijk. Het is niet duidelijk waar dit op ziet, wanneer dit zou zijn gebeurd en in hoeverre dit losse bericht is te relateren aan verdachte. Voor zover er vanuit zou moeten worden gegaan dat aangeefster het profiel van verdachte op social media heeft bekeken, dan is daardoor – gelet op de duidelijke wens van aangeefster dat ze geen contact wil en het stopgesprek – aan het gedrag van verdachte niet de wederrechtelijkheid komen te ontvallen.
Stelselmatigheid
Bij beantwoording van de vraag of sprake is van de vereiste stelselmatigheid zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte gedurende een periode van een jaar contact heeft gezocht met aangeefster door het sturen van berichten en volgverzoeken via social media. Verder heeft hij aangeefster brieven gestuurd en heeft hij na een woordenwisseling dreigend zijn vuist geheven richting aangeefster. Deze handelingen maken naar hun aard een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Aangeefster heeft in haar aangifte uiteen gezet wat het handelen van verdachte met haar heeft gedaan. Ze is heel erg bang voor verdachte en wordt dagelijks belemmerd in haar doen en laten. Ook haar zoontje [naam] is erg bang voor verdachte. Als gevolg van het incident op 1 mei 2022 kon haar zoontje zijn ontlasting niet meer ophouden. Hij moest voor behandeling naar een specialist in het ziekenhuis en krijgt toilettraining en medicatie. [15] Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de mate van ernst van de ervaren inbreuk op haar privéleven groot is.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met zijn gedrag zoals hiervoor besproken stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de beoordelingsfactoren zoals hiervoor omschreven geen van allen op zichzelf doorslaggevend zijn maar in samenhang moeten worden gezien. Zo is de frequentie van de door de verdachte verrichte gedragingen wellicht niet zodanig dat daaruit zonder meer volgt dat van belaging sprake is. Echter, de aard en de intensiteit van die gedragingen en de periode waarover die zijn gepleegd, maken dat kan worden gesproken van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster.
Opzet en oogmerk
De rechtbank stelt vast dat aangeefster verdachte op verschillende momenten – zie bijvoorbeeld haar berichten van 15 februari 2022 en 24 september 2022 – heeft laten weten dat ze geen contact met hem wil. Verdachte heeft echter bewust en hardnekkig de wens van aangeefster genegeerd om geen contact meer te hebben. Uit de brief van 28 februari 2022 en uit de berichten die verdachte aan aangeefster stuurt, blijkt dat hij op de hoogte was van de wens van aangeefster om geen contact te hebben. Ook biedt hij meermalen excuses aan en laat hij weten dat hij stopt met het sturen van berichten. Desondanks gaat hij toch door. Ook het stopgesprek op 27 mei 2022 met de politie heeft verdachte er niet van weerhouden nadien contact op te nemen met aangeefster. Hij heeft dan ook opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De rechtbank concludeert dat verdachte met dit alles het oogmerk heeft gehad om aangeefster te dwingen (en te dulden) in contact te treden met hem dan wel vrees aan de jagen.
Pleegperiode en partiële vrijspraak
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte vanaf augustus 2019 haar meermalen heeft geappt met de vraag of hij langs mocht komen. Zij reageerde hierop met het bericht dat ze dat niet wilde en dat ze geen relatie en geen contact wilde. Deze berichten heeft zij echter verwijderd. Er is ook geen ander bewijs in het procesdossier aanwezig waaruit blijkt dat verdachte vanaf 1 juli 2019 tot 15 februari 2022 – in weerwil van de uitdrukkelijke wens van aangeefster – contact met haar zocht. Het enkele feit dat verdachte in voornoemde periode op 14 februari 2021 stengels van een verknipte bos bloemen in de brievenbus van aangeefster heeft gedaan, is onvoldoende om van een wederrechtelijke en stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer te spreken. De rechtbank acht daarom bewezen dat sprake is van belaging vanaf 15 februari 2022, zijnde het moment dat aangeefster verdachte heeft bericht dat hij op moet houden met appen. De rechtbank verklaart daarom een kortere periode van belaging bewezen dan ten laste gelegd en zal verdachte partieel vrijspreken van het ten laste gelegde “stoppen van een afgeknipte bos rozen in de brievenbus van aangeefster”.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich in de periode van 15 februari 2022 tot en met 3 februari 2023 schuldig heeft gemaakt aan belaging.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 15 februari 2022 tot en met 3 februari 2023 te [plaats] ,
gemeente Rheden,
althans in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door
- die [aangeefster] meermaals berichten te sturen via sociale media,
- die [aangeefster] meermaals volgverzoeken naar die [aangeefster] te sturen via sociale media,
- die [aangeefster] meermaals brieven te sturen,
- een afgeknipte bos rozen in de brievenbus van die [aangeefster] te stoppen,en
/of
- met opgeheven vuist tegenover die [aangeefster] te gaan staan,
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te doen,
niet te doen,te dulden en
/of
vrees aan te jagen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
belaging

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. En verder een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 1 augustus 2024. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om voor de duur van drie jaar een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, inhoudende een contactverbod met aangeefster, waarbij voor elke overtreding de vervangende hechtenis dient te worden bepaald op 1 week, met een maximum van 26 weken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen. De raadsman heeft verder aangevoerd dat omdat uit het rapport van de reclassering van 1 augustus 2024 volgt dat het recidive risico als laag wordt ingeschat er geen toezicht nodig is door de reclassering. Tegen een contactverbod verzet de verdediging zich niet, die kan als bijzondere voorwaarde worden opgelegd. Een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht is niet nodig.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging. Belaging is een ernstig feit, omdat het misdrijf de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer aantast. In dit geval betreft het de belaging van zijn buurvrouw. Verdachte heeft gedurende een periode van een jaar herhaaldelijk contact gelegd met aangeefster via social media en het sturen van brieven, terwijl zij meermalen te kennen had gegeven daar geen prijs op te stellen. Het stopgesprek met de politie heeft verdachte er evenmin van weerhouden om door te gaan met het zoeken van contact. Ook het incident waarbij verdachte bij de trap van het wooncomplex, waar aangeefster en verdachte beiden wonen, met een opgeheven vuist dreigend voor haar stond, heeft veel impact gehad op aangeefster en haar zoontje die daarvan getuige was. Dat verdachte – zoals hij ter zitting heeft verklaard – een gebroken hart had omdat hij verliefd op aangeefster was en bleef hopen dat aangeefster een relatie met hem wilde – is geen rechtvaardiging voor zijn handelen. Door zijn handelen heeft de verdachte op zeer indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van aangeefster. Uit de op de terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt hoeveel impact het gedrag van verdachte op het leven van aangeefster, haar zoontje en haar familie heeft gehad. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Uit het rapport van 22 mei 2023 volgt dat de reclassering adviseert om bij een veroordeling geen bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat toezicht met voorwaarden waarschijnlijk niet gaat bijdragen aan gedragsverandering maar mogelijk extra stress zal opleveren. In het rapport van 1 augustus 2024 adviseert de reclassering om bij een veroordeling aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op leggen met bijzondere voorwaarden. In de afweging wel of geen toezicht zijn volgens de reclassering voor beide opties argumenten te vinden. Als alleen gekeken wordt naar de delict gerelateerde criminogene factoren, dan lijkt toezicht niet nodig. Aan de andere kant is er geen diagnostiek en de reclassering weet niet of het delict mogelijk te maken heeft met LVB of anderszins psychiatrisch problematiek. Daarom adviseert de reclassering om – indien verdachte voldoende motivatie heeft – te onderzoeken waar de problemen en angsten van verdachte vandaan komen.
Nu de rechtbank tot bewezenverklaring van een kortere periode komt dan door officier van justitie gevorderd, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist. Belaging is een ernstig feit hetgeen in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Alles overwegend is naar het oordeel van de rechtbank voor het bewezenverklaarde feit een onvoorwaardelijke taakstraf van 140 uren passend en geboden. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een proeftijd van 3 jaren noodzakelijk zijn om verdachte er in de toekomst van te weerhouden soortgelijke strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel geen bijzondere voorwaarden verbinden. De reclassering stelt namelijk als voorwaarde voor nader diagnosticerend onderzoek dat verdachte gemotiveerd moet zijn om hier aan mee te werken. Naar aanleiding van de opmerkingen van verdachte ter zitting over zijn problematiek en reclasseringstoezicht is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte hieraan zijn medewerking zal verlenen. Bovendien adviseerde de reclassering in het rapport van 22 mei 2023 nog dat reclasseringstoezicht waarschijnlijk niet tot gedragsverandering gaat leiden. Het is de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden wat hierin nu gewijzigd zou zijn.
Maatregel 38v Wetboek van Strafrecht
De verdachte heeft ter terechtzitting van 12 augustus 2024 maar beperkt inzicht en besef getoond in het kwalijke van zijn handelen en de impact van deze handelingen op het slachtoffer en haar directe omgeving, hetgeen de rechtbank zorgen baart. Gelet op de houding en de bewoordingen van verdachte ter zitting heeft de rechtbank twijfel of verdachte in staat is om aangeefster volledig los te laten en zich te onthouden van contact. Uit het reclasseringsrapport van 1 augustus 2024 volgt dat de reclassering in het belagingsgedrag van verdachte iets halsstarrig ziet. Verdachte voelt zich nu vooral slachtsoffer van de situatie. Hij begrijpt nog steeds niet zo heel goed wat hij fout heeft gedaan, aldus de reclassering.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat oplegging van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht ter voorkoming van strafbare feiten door verdachte passend en geboden is. De maatregel bestaat uit een contactverbod, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze direct of indirect contact zal hebben met aangeefster [aangeefster] . De rechtbank zal de maatregel opleggen voor de duur van drie jaren. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van zeven dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op het voorgaande houdt de rechtbank er ernstig rekening mee dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit kan plegen of zich belastend kan gedragen jegens aangeefster. Om die reden zal de rechtbank de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangeefster] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 7.700,- aan materiële schade en € 4.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen. Omdat de officier van justitie tot een kortere periode van belaging komt dan ten laste is gelegd, verzoekt de officier van justitie om het bedrag aan immateriële schade te matigen tot € 3.000,- en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Beiden bedragen met toekenning van de wettelijke rente. Verder verzoekt de officier van justitie tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om het bedrag aan immateriële schadevergoeding te matigen, ook omdat onvoldoende is onderbouwd dat de psychische klachten te relateren zijn aan de belaging. Met betrekking tot de verhuiskosten heeft de raadsman aangevoerd dat onvoldoende is gebleken dat er een noodzaak was om te verhuizen. Kennelijk heeft de woningcorporatie [woningcorporatie] geen aanleiding gezien om in te grijpen of aangeefster een andere woning aan te bieden. De verhuizing kan dan ook een eigen keuze zijn geweest. Ook kan niet worden vastgesteld of er daadwerkelijk kosten voor de verhuizing zijn gemaakt. Met betrekking tot de kosten voor Psyned en het eigen risico in 2023 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Met betrekking tot de verhuiskosten oordeelt de rechtbank dat het aannemelijk is dat de benadeelde partij als gevolg van de belaging door verdachte heeft moeten verhuizen en daardoor kosten heeft gemaakt. De rechtbank betrekt bij haar oordeel de overgelegde beschikking op bezwaar van 3 maart 2023 van de gemeente Arnhem (bijlage 6 bij de vordering). In deze beschikking staat dat een woonurgentie wordt toegekend omdat sprake is van ernstige stalking door een man die zich door niemand laat corrigeren en dat de benadeelde partij baat heeft bij een spoedige verhuizing naar een woning in een andere buurt of woonplaats. De rechtbank betrekt ook het gegeven dat verdachte bij de politie, op de vraag hoe het conflict kan worden opgelost, heeft verklaard: “
1 van ons 2 moet daar weg, punt”. Aangezien verdachte zelf niet is verhuisd, heeft benadeelde partij dus moeten verhuizen. De rechtbank kent daarom de schadepost ‘verhuiskosten’ toe, waarbij de rechtbank uitgaat van het gevorderde forfaitaire bedrag, te weten € 7.156,-.
Met betrekking tot de kosten voor behandeling bij Psyned (€ 159,-) en de kosten eigen risico 2023 (€ 385,-) overweegt de rechtbank dat deze schadeposten niet dan wel onvoldoende inhoudelijk zijn betwist. De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het feit is de benadeelde immers op andere wijze in de persoon aangetast, zoals ook blijkt uit de onderzoeksrapportage van de HSK Groep van 18 juli 2023 (bijlage 2 bij de vordering). Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met het feit dat de bewezenverklaring een kortere periode betreft dan ten laste is gelegd, met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.000,- vaststellen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 3 februari 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) maand;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van
140 (honderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 (zeventig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op voor de duur van
3 (drie) jaren, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met mevrouw [aangeefster] (geboren op [geboortedatum 2] 1990 te [geboorteplaats 2] );
 beveelt dat vervangende hechtenis van
7 (zeven) dagenwordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangeefster] van € 7.700,- aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangeefster] een bedrag te betalen van € 9.700,- aan materiële en immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 83 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Hollebrandse (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van L. Willems, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 augustus 2024.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023059816, gesloten op 12 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 24-29.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 53.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 24-29 en screenshots berichten, p. 35-38.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 80-85
6.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 12 augustus 2024.
7.Proces-verbaal van aangifte, p. 24-29 en screenshots volgverzoeken, p. 40-45.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 54-55.
9.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 12 augustus 2024.
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 25 en screenshot brief, p. 42.
11.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 12 augustus 2024.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 65-67.
13.Proces-verbaal van aangifte, p. 26.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 74.
15.Proces-verbaal van aangifte, p. 26-28.