Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 juni 2023 met producties 1 t/m 36;
- de conclusie van antwoord van 16 augustus 2023 met productie 1;
- het tussenvonnis van 6 september 2023, waarin de mondelinge behandeling is bepaald;
- de aanvullende producties 37 t/m 39 van [eiser] ;
- de aanvullende productie 2 van [gedaagde] ;
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 januari 2024,
- de spreekaantekeningen van [eiser] ;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
2.De beoordeling
Waar gaat de zaak over?
De storing in 1 van beide warmtepompen wordt tijdens de opstart cyclus gegenereerd, dit wijst waarschijnlijk op een lagedrukstoring in het primaire circuit.”
- Raming van kosten om de huidige warmtepompen dusdanig te reviseren waardoor theoretisch een reguliere levensduur wordt bereikt op basis van regulier onderhoud.
- Een directiebegroting voor het vervangen van de bestaande warmtepompen door een regulier in Nederland te onderhouden fabricaat warmtepomp met toebehoren van A kwaliteit.
De huidige storingen in de warmtepompen worden veelal veroorzaakt door defecten en lekkages aan de compressoren dan wel storingen in de regeltechniek van de individuele warmtepompen. Er doen zich vaak lage druk storingen voor (lekkage van het procesmedium) dan wel het niet herkennen van referentiewaarden door de regeltechniek (algemene resetstoring). Om de huidige voortdurende storingen te elimineren dienen de compressoren inclusief regeling te worden vervangen. (…) De kosten van reparatie zijn in bijlage 3 weergegeven en bedragen: € 42.995,- excl. BTW. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het repareren van de machines een experimenteel traject omvat waarbij zekerheid van slagen van de exercitie niet gegarandeerd kan worden.”
Om een vergelijking op te stellen van meest efficiënte oplossing ter oplossing van de voorkomende storingen met garantie van slagen is er een alternatieve oplossing ten opzichte van reparatie: Het vervangen van de bestaande warmtepompen door in Nederland volgens gebruikelijke weg geproduceerde dan wel professioneel geïmporteerde en ondersteunde producten met Nederlandse fabrieksgaranties. Voor vervanging van de huidige machines is een calculatie opgesteld waarbij de huidige machines worden afgekoppeld en afgevoerd en vervolgens worden vervangen door machines met voldoende capaciteit, (…). Deze calculatie omvat een totale kostenpost van € 37.920,- excl. BTW.”
De warmtepompen werken waarbij voortdurend storingen worden gegenereerd door het niet optimaal aansturen van warmtepompen, dit veroorzaakt drukstoringen”. Projoule geeft hiermee geen nadere toelichting van de geconstateerde problemen. In het bijzonder duidt zij niet waaruit de defecten en lekkages aan de compressoren blijken. Uit rapport 2 blijkt ook niet dat Projoule opnieuw onderzoek heeft gedaan naar de installatie. Projoule heeft ook niet uitgelegd hoe haar bevindingen ten aanzien van de compressoren in rapport 2 zich verhouden tot haar bevindingen in haar eerste rapport. In rapport 1 is geconcludeerd dat de warmtepompinstallatie gerepareerd en onderhouden dient te worden (geschatte kosten € 1.500,00) en dat door Projoule wordt geadviseerd om de warmtepompinstallatie te vervangen door een lokaal beproefd systeem met voldoende capaciteit. Defecten en lekkages aan de compressoren zijn toen kennelijk niet geconstateerd want daarover is niets te lezen in rapport 1. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] had het op de weg van [eiser] gelegen om nader te onderbouwen waarom vervanging van de compressoren nodig is. Mede gelet op wat in het eindvonnis van 29 juni 2022 (onder 2.2.) is overwogen, was het aan [eiser] om deugdelijk te onderbouwen wat de frequent optredende storingen zal moeten verhelpen. Nu hij dat niet heeft gedaan, bestaat er ook geen aanleiding voor nadere bewijslevering. Dat vervanging van de compressoren nodig is, komt niet vast te staan. Dit deel van de vordering wordt afgewezen.
€ 14.469,16wordt toegewezen. Ook de door [eiser] gevorderde wettelijke rente over dit bedrag, vanaf de datum van dagvaarding, 16 juni 2023, is toewijsbaar. [gedaagde] heeft hiertegen ook geen verweer gevoerd.
- 2019: 15.110 kWh, waarvan 10.484 kWh voor rekening van de warmtepomp
- 2020: 14.092 kWh, waarvan 9.467 kWh voor rekening van de warmtepomp
- De e-mail van 24 mei 2023 van Projoule bevat alleen het nieuwe berekend verbruik voor 2019 en 2020. Omdat voor 2021 en 2022 geen aangepaste berekening is aangeleverd, wordt voor die jaren gerekend met het gemiddelde van 2019 en 2020. Dit is 14.601 kWh, waarvan 9.976 kWh voor rekening van de warmtepomp.
- Projoule heeft vastgesteld welk deel van het berekend verbruik voor rekening van de warmtepomp komt. Het andere deel ziet op het consumptieve gebruik. Het consumptieve verbruik wordt niet meegenomen in de berekening van de schade. De berekening van de schade gaat uit van de aanname dat het daadwerkelijke consumptieve verbruik gelijk is aan het berekende consumptieve verbruik. Dit is 4.626 kWh voor 2019 en 4.625 kWh voor 2020. Voor 2020 en 2021 wordt op basis van het hiervoor genoemde gemiddelde over 2019 en 2020 gerekend met een consumptief verbruik van 4.625 kWh.
- Vervolgens is per jaar een berekening gemaakt langs de volgende stappen:
€ 8.509,85.
- 2019: € 1.642,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2020 tot de voldoening;
- 2020: € 1.178,88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2021 tot de voldoening;
- 2021: € 2.021,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 december 2021 tot de voldoening; en
- 2022: € 3.666,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2023 tot de voldoening.
- € 2.733,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2020 tot de voldoening;
- € 2.250,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2023; en
- € 562,65, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2023.
€ 24.880,18. Gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW en omdat er voor de verschillende onderdelen van de toe te wijzen schadevergoeding verschillende ingangsdata voor de wettelijke rente gelden, zal de vordering worden verrekend met de onderdelen van de toewijsbare vordering met de oudste ingangsdatum voor de rente, dat is 12 juni 2020.
3.De beslissing
- over € 76,76 vanaf 12 juni 2020 tot de voldoening;
- over € 1.178,88 vanaf 12 februari 2021 tot de voldoening;
- over € 653,40 vanaf 24 april 2021 tot de voldoening;
- over € 2.021,92 vanaf 29 december 2021 tot de voldoening;
- over € 3.666,81 vanaf 20 januari 2023 tot de voldoening;
- over € 2.250,60 vanaf 14 februari 2023 tot de voldoening;
- over € 562,65 vanaf 10 maart 2023 tot de voldoening; en
- over € 14.469,16 vanaf 16 juni 2023 tot de voldoening.