ECLI:NL:RBGEL:2024:5750

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
439932
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op het in de openbaarheid brengen van uitlatingen over een satanisch-pedofiel netwerk in de gemeente Bodegraven

In een kort geding heeft de Rechtbank Gelderland op 26 augustus 2024 uitspraak gedaan in de zaak tussen de Gemeente Bodegraven-Reeuwijk en een gedaagde partij. De gemeente vorderde een verbod op het in de openbaarheid brengen van uitlatingen over een vermeend satanisch-pedofiel netwerk in de gemeente. De gedaagde had op sociale media berichten geplaatst waarin zij de uitlatingen van een eerdere getuige herhaalde, ondanks eerdere veroordelingen van deze getuige en zijn medestanders. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van de gedaagde onrechtmatig zijn, omdat zij geen bewijs voor haar beschuldigingen kon leveren en deze uitlatingen ernstige schade toebrengen aan de gemeente en haar inwoners. De rechtbank verbood de gedaagde om uitlatingen te doen die personen met naam aanduiden als pleger, slachtoffer, getuige of verhuller van satanisch-pedofiele misdrijven en legde een dwangsom op voor elke overtreding van dit verbod. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/439932 / KZ ZA 24-134
Vonnis in kort geding van 26 augustus 2024
in de zaak van
GEMEENTE BODEGRAVEN-REEUWIJK,
te Bodegraven,
eisende partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. C.A.H. van de Sanden,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
in persoon verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 20 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van de gemeente
- de pleitnota van [gedaagde] .

2.De feiten

2.1.
In het voorjaar 2021 werd een begraafplaats in de gemeente regelmatig bezocht door tientallen mensen die bloemen legden bij graven van voor hen onbekende kinderen. Deze bezoekers gaven daarmee gevolg aan oproepen via sociale media van onder meer [naam 1] (hierna ook: [naam 1] ). Volgens hem waren de overleden kinderen slachtoffer van satanische rituelen, gepleegd door een satanisch-pedofiel netwerk in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, en was hij als kind van zo’n kindermoord getuige geweest. Hij baseerde dit op herwonnen herinneringen. [naam 1] riep op tegen dat satanisch-pedofiele netwerk in actie te komen onder meer door bloemen op de begraafplaats te leggen en locaties te bezoeken waar dit misbruik zou zijn gepleegd. Ook vermeldde [naam 1] namen van mensen die volgens hem betrokken zouden zijn bij dit netwerk.
2.2.
Op vordering van de gemeente is het [naam 1] en zijn medestanders [naam 2] en [naam 3] bij vonnis in kort geding van 2 juli 2021 van de rechtbank Den Haag op straffe van het verbeuren van dwangsommen verboden om -kort gezegd- uitlatingen in de openbaarheid te brengen waarbij:
- personen met naam worden aangeduid als pleger, slachtoffer, getuige of verhuller van satanisch-pedofiele misdrijven in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;
- locaties binnen deze gemeente worden aangewezen als locaties van deze vermeende misdrijven;
- mensen worden opgeroepen deze locaties te bezoeken om slachtoffers van deze vermeende misdrijven te eren/herdenken of om de openbare orde te verstoren;
- de gemeente Bodegraven -Reeuwijk en de bij haar werkzame personen anderszins in verband worden gebracht met satanisch-pedofiele misdrijven.
[naam 1] , [naam 2] en [naam 3] dienden ook alle uitlatingen over het voorgaande van hun websites, online platforms en sociale media te verwijderen en verwijderd te houden en deze te ontkoppelen van de zoekfunctie van alle internetzoekmachines en te wissen uit het cachegeheugen van deze zoekmachines.
Tegen dit op tegenspraak gewezen vonnis is geen hoger beroep ingesteld, zodat het onherroepelijk is geworden.
2.3.
De uitlatingen van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] over dit satanisch-pedofiel netwerk en hun oproepen hebben ook geleid tot hun strafrechtelijke veroordeling wegens het (mede)plegen van opruiing, bedreiging en smaad. Door het gerechtshof Den Haag is [naam 1] bij arrest van 3 juli 2023 veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden. [naam 3] was al eerder veroordeeld tot gevangenisstraf voor het bedreigen van de advocaat van de gemeente. Ook deze veroordelingen zijn onherroepelijk geworden.
2.4.
Sinds 3 april 2023 heeft [gedaagde] op sociale media berichten geplaatst waarin zij de uitlatingen van [naam 1] over onder meer kindermoorden door een satanisch-pedofiel netwerk in de gemeente herhaalt. De gemeente heeft [gedaagde] op 8 augustus 2024 gesommeerd haar uitlatingen te staken en te verwijderen, maar zij heeft deze sommatie naast zich neergelegd en is zich in heviger mate gaan uitlaten.

3.Het geschil

3.1.
De gemeente vordert, samengevat en na aanvulling van eis, dat het [gedaagde] op straffe van het verbeuren van dwangsommen dan wel op straffe van lijfsdwang verboden wordt uitlatingen in de openbaarheid te brengen waarbij:
-personen met naam worden aangeduid als pleger, slachtoffer, getuige of
verhuller van satanisch-pedofiele misdrijven in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk ;
-locaties binnen deze gemeente worden aangewezen als locaties van deze
vermeende misdrijven;
-de gemeente Bodegraven -Reeuwijk en de bij of voor haar werkzame personen waaronder uitdrukkelijk de advocaat van de gemeente anderszins in verband worden gebracht met satanisch-pedofiele misdrijven.
Ook vordert de gemeente [gedaagde] te veroordelen al haar uitlatingen over het voorgaande van de door haar beheerde en gebruikte websites, online platforms en sociale media te verwijderen en verwijderd te houden en deze te ontkoppelen van de zoekfunctie van alle internetzoekmachines en te wissen uit het cachegeheugen van deze zoekmachines.
3.2.
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De gemeente baseert haar vorderingen in het licht van de vaststaande feiten op het volgende.
Door verschillende rechters is geoordeeld dat de uitlatingen van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] over vermeende satanisch-pedofiele misdrijven in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk onrechtmatig zijn jegens de gemeente en strafrechtelijk verwijtbaar zijn. Steeds is daarbij ook geoordeeld dat er geen enkel bewijs bestaat voor de misdrijven waarvan [naam 1] stelt getuige te zijn geweest De uitlatingen van en de (gevolgen van de) oproepen door [naam 1] hebben veel schade aangericht aan de gemeente, haar inwoners en haar medewerkers.
[naam 1] , [naam 2] en [naam 3] hebben na hun veroordelingen geen nieuwe uitlatingen gedaan zodat de mensen die het slachtoffers waren geworden van hun beschuldigingen konden beginnen met het laten helen van hun wonden.
Sinds 3 april 2023 echter heeft [gedaagde] het stokje van [naam 1] overgenomen. Zij is online begonnen met het oprakelen van de onrechtmatige en strafbare uitlatingen over het vermeende kindermisbruik. Haar uitlatingen daarover krijgen in toenemende mate een stelselmatig karakter, waarbij ook aantal, aard en toon sterk toenemen. [gedaagde] noemt steeds frequenter ook de namen van vermeende daders, slachtoffers en zogenaamde “verhullers” en roept op tegen hen in actie te komen. Online en in de fysieke wereld sorteren haar uitlatingen inmiddels effect. Er wordt opnieuw inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van inwoners van de gemeente. Het gemeentehuis is op intimiderende wijze bezocht door de man die veroordeeld is voor bedreiging van [naam 4] , het klantcontactcentrum van de gemeente ontvangt intimiderende telefoontjes, de burgemeester krijgt anonieme, door [gedaagde] geïnspireerde e-mails met bedenkelijke inhoud en er is opgeroepen tot geweld tegen en belaging van de advocaat van de gemeente.
[gedaagde] is op 8 augustus 2024 gesommeerd haar uitlatingen te staken en te verwijderen, maar zij heeft deze sommatie echter naast zich neergelegd en is zich juist in heviger mate gaan uitlaten. De in hoog tempo escalerende ernst van de inbreuken die [gedaagde] met haar uitlatingen maakt op de rechten en belangen van de gemeente verschaffen haar een spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening, aldus de gemeente.
4.2.
[gedaagde] heeft niet betwist dat zij uitlatingen in het openbaar doet waarin zij personen met naam aanduidt als pleger, slachtoffer, getuige of verhuller van satanisch-pedofiele misdrijven, locaties binnen de gemeente aanwijst als locatie van die misdrijven en de gemeente alsmede bij en voor de gemeente werkzame personen in verband brengt met die satanisch-pedofiele netwerken. Ook heeft zij niet weersproken dat zij oproept actie te ondernemen tegen deze mensen, de gemeente en de advocaat van de gemeente.
Zij heeft aangevoerd dat zij als moeder opkomt voor alle kinderen die in netwerken gevangen zitten en dat zij wil bereiken dat daar onderzoek naar wordt gedaan. Zij heeft dat op een nette manier geprobeerd, maar dat had geen resultaat omdat pogingen de waarheid aan het licht te brengen steeds worden gefrustreerd, aldus [gedaagde] .
4.3.
Nagegaan moet worden of het belang dat [gedaagde] met haar uitlatingen en oproepen stelt te dienen, namelijk het belang dat misstanden aan de kaak worden gesteld, rechtvaardigt dat daardoor de belangen en rechten van anderen worden geschonden. Dat belang om misstanden te openbaren is onlosmakelijk verbonden met het recht op vrijheid van meningsuiting, zoals vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit recht kan alleen worden beperkt als dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat is het geval wanneer de gedragingen evident strijdig zijn met een wettelijk voorschrift of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
Over de vraag of de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] in dit geval beperkt moet worden zoals de gemeente heeft gevorderd, wordt het volgende overwogen.
4.4.
In het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 2 juli 2021 in de vergelijkbare zaak van de gemeente tegen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] - waar de gemeente zich in dit geschil uitdrukkelijk op beroept - is geoordeeld dat de belangen van de gemeente en haar inwoners zwaarder wegen dan het belang bij de vrijheid van meningsuiting waar [naam 1] toen een beroep op deden. Overwogen werd onder meer dat de zware aantijgingen, vaak gepresenteerd op een dreigende manier, in samenhang met de daarmee verband houdende oproepen tot actie diep ingrijpen op de persoonlijke levenssfeer van de (directe nabestaanden en familieleden van de) personen op wie de uitlatingen betrekking hebben. De voorzieningenrechter in Den Haag kwam tot het oordeel dat de uitlatingen van [naam 1] onrechtmatig zijn. Dat publiekelijk aandacht gevraagd mag worden voor een ernstige misstand als het bestaan van een satanisch-pedofiel netwerk doet daar niet aan af. Van [naam 1] mag verlangd worden dat zij dergelijke uitlatingen alleen doen als daarvoor een deugdelijke onderbouwing bestaat en die ontbreekt, zo oordeelde de voorzieningenrechter.
In het kader van de belangenafweging is in dat vonnis nog verwezen naar een uitzending van Argos van 27 juni 2020 waarin door de coördinator van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere zedenzaken van de politie is verklaard dat nooit enig bewijs is gevonden voor het bestaan van de door [naam 1] gestelde satanische-pedofiele netwerken.
4.5.
Uit haar uitlatingen blijkt dat [gedaagde] bekend is met deze uitspraak in kort geding en ook met de uitspraak waarin [naam 1] door de strafrechter is veroordeeld voor diens uitlatingen over een pedo-netwerk in Bodegraven. Dat heeft haar er echter niet van weerhouden om via openbare kanalen vergelijkbare uitlatingen te doen, hoewel er ook nu geen enkele onderbouwing is voor deze beschuldigingen. [gedaagde] plaatst dus willens en wetens uitlatingen en oproepen op openbare media, gelijk of vergelijkbaar aan die van [naam 1] , terwijl zij weet of moet weten dat die uitlatingen onrechtmatig zijn in verband met het ernstige leed dat daarmee anderen, waaronder inwoners en medewerkers van de gemeente Bodegraven, wordt aangedaan.
4.6.
[gedaagde] wens dat (opnieuw) een onderzoek wordt ingesteld naar satanische-pedofiele netwerken kan dat aan anderen toebrengen van ernstig leed niet rechtvaardigen. Allereerst geldt dat ook in de vier jaar die inmiddels verstreken zijn na de veroordelingen van [naam 1] geen feiten of omstandigheden aan het licht zijn gekomen, die ook maar enigszins steun zouden kunnen bieden aan de beweringen over het bestaan van dergelijke netwerken of over de door [gedaagde] gestelde kindermoorden of -verdwijningen. De conclusie van de politie in de Argosreportage is niet weerlegd door nieuwe informatie. Voor de juistheid van de uitlatingen van eerder [naam 1] en nu van [gedaagde] over de kindermoorden en het bestaan van satanische-pedofiele netwerken zijn geen aanwijzingen te vinden in objectief bewijsmateriaal. Hun uitlatingen zijn nog steeds uitsluitend gebaseerd op herwonnen herinneringen van [naam 1] .
Maar niet alleen ontbreekt ieder bewijs, ook valt niet in te zien hoe de uitlatingen en oproepen van [gedaagde] op enigerlei wijze zouden kunnen leiden tot het door haar gewenste onderzoek. Daarvoor staan andere wegen open dan het intimideren en demoniseren van de inwoners en medewerkers van de gemeente.
4.7.
Het onrechtmatige karakter van de uitlatingen en oproepen van [gedaagde] , de schade die zij daarmee toebrengt en de ernstige schending van de persoonlijke levenssfeer van (oud-)inwoners en medewerkers van de gemeente bezien in het licht van de opstelling van [gedaagde] in deze zaak zijn aanleiding de door de gemeente gevraagde maatregelen te treffen. Uit haar opstelling blijkt dat [gedaagde] niet van zins is uit eigener beweging haar uitlatingen te staken.
Daarbij zal het [gedaagde] ook uitdrukkelijk verboden worden uitlatingen in het openbaar te doen over de advocaat van de gemeente. Aanleiding daarvoor zijn de bedreigende en beschuldigende uitlatingen die [gedaagde] niet alleen op sociale media, maar zelfs in de rechtszaal over deze advocaat heeft gedaan. Deze uitlatingen maken inbreuk op de gevoelens van veiligheid van de advocaat én op de werking van de rechtstaat. Een advocaat vervult immers een wezenlijke functie in die rechtsstaat. De uitlatingen zijn niet alleen beschadigend voor haar advocaat maar ook voor de gemeente die zich immers moet kunnen verzekeren van juridische bijstand zonder dat de daartoe in te schakelen advocaat bedreigingen als hier aan de orde te verduren krijgt. Om te voorkomen dat [gedaagde] haar pijlen eventueel ook zou kunnen richten op (op)volgende advocaten van de gemeente in deze zaak zal het verbod in haar algemeenheid gelden voor de advocaat van de gemeente.
4.8.
Het verbod aan [gedaagde] om uitlatingen in het openbaar te doen en het gebod om gedane uitlatingen te verwijderen en verwijderd te houden zullen als prikkel om na te komen verzwaard worden met een dwangsom. Omdat niet uitgesloten kan worden dat die dwangsommen een onvoldoende prikkel zijn en [gedaagde] ook na het verbeuren van het maximum aan dwangsommen blijft doorgaan met haar onrechtmatige uitlatingen, zal ook bepaald worden dat dit vonnis uitvoerbaar is bij lijfsdwang als het maximale bedrag aan dwangsommen is verbeurd. De termijn gedurende welke deze lijfsdwang ten uitvoer kan worden gelegd, wordt gesteld op maximaal zestig dagen.
4.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van gemeente worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal
1.931.72
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] met onmiddellijke ingang uitlatingen in de openbaarheid te brengen waarbij:
- personen met naam worden aangeduid als pleger, slachtoffer, getuige of verhuller van satanisch-pedofiele misdrijven in de gemeente Bodegraven -Reeuwijk;
- locaties binnen deze gemeente worden aangewezen als locaties van deze vermeende misdrijven;
- de gemeente Bodegraven-Reeuwijk en de bij haar werkzame personen waaronder de advocaat van de gemeente anderszins in verband worden gebracht met satanisch-pedofiele misdrijven;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere keer dat zij het verbod onder 5.1. overtreedt, zulks met een maximum van € 200.000,--;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] alle reeds door haar gedane uitlatingen als bedoeld in 5.1 binnen 48 uur na betekening van dit vonnis van de door haar beheerde en gebruikte websites, online platforms en sociale media te verwijderen en verwijderd te houden en deze binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis:
a. a) te ontkoppelen van de zoekfunctie van alle internetzoekmachines (waaronder Google, Yahoo!, Bing, DuckDuckGo, Startpage en Ask) c.q. onvindbaar te maken voor de webcrawlers en/of spiders en/of bots van deze zoekmachines en
b) te wissen uit het cachegeheugen van deze zoekmachines (voor zover zij daarin zijn opgeslagen), zulks met dien verstande dat wanneer [gedaagde] dit niet eigenhandig kan bewerkstelligen, zij gehouden is daartoe een verzoek in te dienen bij de exploitanten van deze zoekmachines, onder verstrekking van een afschrift van dit verzoek aan de gemeente;
5.4.
bepaalt dat wanneer [gedaagde] de veroordeling onder 5.3. niet naleeft, dit vonnis in de plaats treedt van voormeld verzoek aan de exploitanten van de desbetreffende websites, online platforms, sociale media en zoekmachines en dat [gedaagde] aansprakelijk zal zijn voor de kosten die de gemeente in dat verband zal maken;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat zij de veroordeling onder 5.3. niet naleeft en/of dit niet-naleven voortduurt, zulks met een maximum van € 200.000,--;
5.6.
bepaalt dat dit vonnis, voor zover [gedaagde] niet tijdig aan het onder 5.1 en 5.3 bepaalde voldoet én het maximale bedrag aan dwangsommen is verbeurd, uitvoerbaar bij lijfsdwang is, met dien verstande dat de termijn gedurende welke deze lijfsdwang ten uitvoer kan worden gelegd wordt gesteld op maximaal zestig dagen;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de gemeente gesteld op € 1.931,72 en bepaalt dat deze kosten binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken dienen te worden voldaan;
5.8.
bepaalt dat [gedaagde] bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op
26 augustus 2024.
Ap/pb