ECLI:NL:RBGEL:2024:5724

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
05-138205-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan het telen van hennep in vereniging met een ander

Op 19 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het telen van hennep. De verdachte, die samen met haar echtgenoot een woning bewoonde, heeft haar woning ter beschikking gesteld voor de exploitatie van een hennepkwekerij die door haar echtgenoot en een onbekend gebleven persoon werd gerund. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet betrokken was bij het medeplegen van het telen van hennep, maar heeft haar wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid. Tijdens het proces is de verdachte geconfronteerd met berichten op de telefoon van haar echtgenoot, die mogelijk op een grotere rol van haar duidden, maar deze zijn niet in een proces-verbaal geverbaliseerd en zijn daarom buiten beschouwing gelaten. De rechtbank heeft een taakstraf van 80 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/138205-23
Datum uitspraak : 19 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman mr. J.P.A. van Schaik, advocaat in Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 juli 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 4 mei 2023 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 118, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, en/of (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II, zulks terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf als zijn beroep of als een bedrijf heeft uitgeoefend, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 250 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 4 mei 2023 te [woonplaats] , althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 118, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 4 mei 2023 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het telen van hennep. Uit berichten die op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] zijn aangetroffen blijkt dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennepplanten in haar woning. Ook blijkt daaruit dat zij op de hoogte was van de verkoop van de hennep en dat zij met elkaar spraken over de prijs die medeverdachte [medeverdachte] er voor zou moeten krijgen. Van de opbrengsten zijn boodschappen en gezamenlijke rekeningen betaald, zodat zij eveneens heeft meegedeeld in de opbrengsten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde medeplegen van het telen van hennep. Hij heeft aangevoerd dat zij pas later op de hoogte is geraakt van de aanwezigheid van de kwekerij en dat er vanaf dat moment sprake is van medeplichtigheid door haar woning ter beschikking te stellen.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak medeplegen
Verdachte wordt er primair van verdacht dat zij samen met haar echtgenoot een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd, althans dat zij daaraan een bijdrage heeft geleverd die van voldoende gewicht is om haar als medepleger te veroordelen. Verdachte heeft altijd ontkend dat zij betrokken was bij het inrichten van de kwekerij, het kweken van hennep en de verkoop ervan. Ook haar echtgenoot, medeverdachte, die bekent zelf actief betrokken te zijn geweest bij de hennepkwekerij die zich in de kruipruimte van hun woning bevond, heeft steeds verklaard dat verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de kwekerij en hier pas later achter kwam. Verder heeft haar echtgenoot steeds verklaard dat hij de kwekerij samen met een onbekend gebleven man heeft geëxploiteerd.
De telefoon van de medeverdachte is onderzocht. Tijdens het verhoor van de beide verdachten werden hen tekst- en spraakberichten voorgehouden die zij naar elkaar zouden hebben verstuurd. De inhoud van deze berichten duidt mogelijk op een grotere rol van verdachte, dan zij zelf heeft verklaard. De inhoud van deze berichten is echter niet in een proces-verbaal geverbaliseerd. Ter zitting heeft verdachte verklaard zich de berichten niet te kunnen herinneren. De rechtbank kan hierdoor niet controleren of de berichten zoals deze zijn voorgehouden tijdens de verhoren ook zo zijn aangetroffen bij het onderzoek naar de telefoon van de medeverdachte. Om die reden laat de rechtbank bij de beoordeling van de rol van verdachte de voorgehouden berichten buiten beschouwing.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de hennepteelt. Zij zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 9-12;
- het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] , p. 244-260;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 juli 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
een of meereenonbekend gebleven persoon
en medeverdachteop
of omstreeks4 mei 2023 te [woonplaats] ,
althans in Nederland,met elkaar,
althans één van hen, (telkens)opzettelijk
hebbengeteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehadin een pand aan [adres] een hoeveelheid van
(in totaal) ongeveer118
, althans een groot aantalhennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot
en/of bijhet plegen van welk
(e)misdrijf
/misdrijvenverdachte op
of omstreeks4 mei 2023 te [woonplaats] ,
in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens)opzettelijk gelegenheid
en/of middelen en/of inlichtingenheeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,door aan die onbekend gebleven
persoon/persoon en medeverdachtevoornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair:
medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de nadelige gevolgen die verdachte al heeft ondervonden. Een taakstraf is volgens de raadsman op zijn plaats. Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte is medeplichtig geweest aan het telen van hennep in haar woning door deze ter beschikking te stellen aan haar echtgenoot en een derde onbekend gebleven persoon. Van hennep is algemeen bekend dat deze drug gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan en dat de hennepteelt steeds meer het werkterrein wordt van de zware, georganiseerde criminaliteit. Met haar handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de handel in hennep en de verslavingsproblematiek, waarmee bovendien andere vormen van criminaliteit gepaard gaan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 mei 2024. Daaruit volgt dat verdachte nu voor het eerst met politie en justitie in aanraking is gekomen..
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en de eis van de officier van justitie. De officier van justitie is uitgegaan van een bewezenverklaring van medeplegen. Aangezien de rechtbank verdachte daarvan heeft vrijgesproken en haar zal veroordelen voor medeplichtigheid, komt de rechtbank tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d, 47 en 48 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.H. Steenweg (voorzitter), mr. M.L. Braaksma en mr. W. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma en mr. M. Oldenburger, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juli 2024.
mr. W. Bruins is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023206248, gesloten op 25 oktober 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.