ECLI:NL:RBGEL:2024:5721
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in zaak van medeplichtigheid aan hennepkwekerij
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 19 juli 2024 uitspraak gedaan in de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor medeplichtigheid aan een hennepkwekerij. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 63.852,50, na aanpassing van een eerder geschat bedrag van € 132.650,83. De verdediging voerde aan dat het voordeel geschat moest worden op € 18.000,-, met aftrek van elektriciteitskosten die reeds waren voldaan. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde daadwerkelijk voordeel had genoten van de hennepkwekerij. De veroordeelde had een faciliterende rol, maar er was geen bewijs dat de opbrengsten ten goede waren gekomen aan haar. De rechtbank heeft daarom de vordering van de officier van justitie afgewezen, omdat er geen concreet voordeel voor de veroordeelde was aangetoond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en de griffiers hebben de uitspraak genoteerd.