ECLI:NL:RBGEL:2024:5719

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
138188-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 juli 2024 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. De veroordeelde, geboren in 1977, werd beschuldigd van het telen van hennep in vereniging en het stelen van elektriciteit. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 132.650,83, maar dit bedrag werd tijdens de zitting aangepast naar € 63.852,50. De verdediging voerde aan dat het voordeel op € 18.000,- moest worden geschat, met aftrek van elektriciteitskosten van € 4.945,83. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde voordeel had genoten uit de hennepkwekerij en schatte het wederrechtelijk verkregen voordeel uiteindelijk op € 13.054,17. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van dit bedrag aan de Staat en bepaalde dat hij kan worden gegijzeld indien hij zijn betalingsverplichting niet nakomt. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 05/138188-23 (ontneming)
Datum uitspraak : 19 juli 2024
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.P.A. van Schaik, advocaat in Veenendaal.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 132.650,83.

2.De procedure

De zaak is op de openbare terechtzitting van 5 juli 2024 onderzocht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering aangepast en gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt bepaald op € 63.852,50. De verdediging heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat de kosten van de verbruikte stroom, te weten
€ 4.945,83, reeds aan [bedrijf] zijn voldaan. Deze kosten moeten in mindering worden gebracht op de totale opbrengst van € 132.650,83, welke opbrengst volgt uit het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht. Veroordeelde heeft samen met zijn voor medeplichtigheid veroordeelde echtgenote voordeel genoten, zodat het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs dient te worden toegerekend. De officier van justitie heeft tevens een betalingsverplichting gevorderd ter hoogte van € 63.852,50.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 18.000,-, met aftrek van de elektriciteitskosten van
€ 4.945,83 die niet eerder door [bedrijf] in rekening zijn gebracht over de periode 21 juni 2021 tot en met 4 mei 2023 en reeds door veroordeelde zijn voldaan. De verdediging stelt dat er zes oogsten zijn geweest waaraan per oogst € 3.000,- is verdiend.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de officier van justitie kan worden toegewezen, met het verzoek de betalingsverplichting op een lager bedrag te stellen, omdat de veroordeelde niet in staat is het volledige gevorderde bedrag te betalen.

3.De beoordeling van de vordering

De veroordeelde is bij vonnis van heden (19 juli 2024) veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand voor – kort gezegd – het telen van hennep in vereniging en de diefstal van elektriciteit in vereniging. Zijn mededader is een onbekend gebleven persoon.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde voordeel heeft verkregen uit voornoemde feiten en andere strafbare feiten, zoals bedoeld in lid 2 van artikel 36e Sr. Het dossier bevat namelijk voldoende aanwijzingen dat veroordeelde voorafgaand aan de bewezen verklaarde datum voordeel heeft gehad uit (meerdere oogsten van) de hennepkwekerij aan de [adres] in [woonplaats] . De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten en baseert zich op de volgende bewijsmiddelen. [1]
Veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat er zes geslaagde oogsten zijn geweest. Een aantal andere oogsten is mislukt. Voor elke geslaagde oogst heeft hij € 3.000,- ontvangen van zijn mededader, zodat hij in totaal € 18.000,- heeft verdiend. [2]
Bij de schatting van het wederrechtelijke voordeel neemt de rechtbank de verklaring van veroordeelde tot uitgangspunt. De rechtbank heeft geen redenen om hieraan te twijfelen. De verklaring vindt steun in het onderzoek van de politie naar het vermogen van veroordeelde en van zijn veroordeelde echtgenote, waaruit geen onverklaarbaar vermogen naar voren is gekomen. [3] De rechtbank acht om die redenen de verklaring van veroordeelde niet onaannemelijk en schat zijn opbrengst op € 18.000,-.
Uit de verklaring van veroordeelde ter zitting en het ter terechtzitting overgelegde bewijsstuk van betaling op 18 mei 2023, blijkt dat veroordeeld voor de gestolen elektriciteit reeds een bedrag van € 4.945,83 aan [bedrijf] heeft terugbetaald. Dit bedrag aan kosten wordt in mindering gebracht op de totale opbrengst.
De rechtbank schat aldus het wederrechtelijk verkregen voordeel op
€ 18.000,00 – € 4.945,83 =
€ 13.054,17.
Verdeling ten aanzien van de medeplichtige
Blijkens het hiervoor genoemde vonnis in de strafzaak is de veroordeelde als medepleger veroordeeld voor betrokkenheid bij deze hennepkwekerij, zijn echtgenote is veroordeeld voor medeplichtigheid. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat de medeplichtige echtgenote voordeel heeft genoten. Zij heeft verklaard dat veroordeelde de financiën van het gezin deed en dat zij geen zicht had op de inkomsten en uitgaven van het gezin. Ook veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat hij degene was die de opbrengsten van de hennepkwekerij in ontvangst nam. Uit het dossier blijkt niet van het tegendeel.
Gelet hierop zal de rechtbank het gehele wederrechtelijk voordeel toerekenen aan veroordeelde.
Conclusie
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot een bedrag van € 13.054,17 en zal de rechtbank hem veroordelen tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Tot slot wordt bepaald dat veroordeelde kan worden gegijzeld gedurende een periode van maximaal 261 dagen indien hij zijn betalingsverplichting niet nakomt.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 13.054,17
(zegge: dertienduidendenvierenvijftig euro en zeventien eurocent).
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van dit bedrag;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 261 dagen.
Aldus gegeven door mr. A.J.H. Steenweg (voorzitter), mr. M.L. Braaksma en mr. W. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma en mr. M. Oldenburger, griffiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juli 2024.
mr. W. Bruins is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023206248, gesloten op 25 oktober 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van veroordeelde op de zitting van 5 juli 2024.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 64-72 en proces-verbaal van bevindingen, p. 78-86.