In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarig kind, heeft de rechtbank Gelderland op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken omdat de rechtbank van oordeel was dat niet was voldaan aan het bewijsminimum. De aangeefster, geboren in 1999, had op 8 september 2023 aangifte gedaan van misbruik door haar vader, waarbij zij stelde dat hij ontuchtige handelingen had verricht tussen haar 11e en 15e levensjaar. De verdachte ontkende de beschuldigingen en verklaarde dat zijn handelingen, zoals het geven van kusjes, geen seksuele intentie hadden. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de verklaringen onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank benadrukte dat de verklaring van één getuige niet voldoende is voor een bewezenverklaring in zedenzaken, en dat de verklaringen van de aangeefster niet konden worden bevestigd door andere bronnen. Hierdoor was er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om de verdachte schuldig te verklaren. De benadeelde partij, de aangeefster, had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze werd afgewezen omdat er geen bewezenverklaring was. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.