Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 15 augustus 2024, waarvan (verkort) proces-verbaal is opgemaakt door de griffier.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 4 september 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en mr. Hendrik Jan Daniel ter Waarbeek Q.Q. (hierna: Ter Waarbeek), die als curator was aangesteld in het faillissement van [eiser]. Het faillissement van [eiser] werd op 28 juni 2016 uitgesproken en op 3 november 2020 opgeheven wegens gebrek aan baten. [Eiser] stelt dat Ter Waarbeek zijn taken als curator niet naar behoren heeft uitgevoerd, wat heeft geleid tot zijn uitsluiting uit het accountantsberoep door de tuchtrechter voor een periode van tien jaar. [Eiser] vordert een schadevergoeding van € 705.000,- van Ter Waarbeek, die hij beschouwt als onrechtmatig handelend in zijn hoedanigheid als curator.
Ter Waarbeek betwist de vordering en stelt dat [eiser] niet-ontvankelijk is, omdat hij niet meer in de hoedanigheid van curator kan worden aangesproken. De rechtbank oordeelt dat het faillissement van [eiser] op 3 november 2020 is geëindigd, waardoor Ter Waarbeek niet langer als curator kan worden aangesproken. De rechtbank concludeert dat de dagvaarding onduidelijk is en dat [eiser] onvoldoende heeft aangetoond dat hij Ter Waarbeek pro se heeft gedagvaard. Hierdoor wordt [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
De rechtbank legt de proceskosten op aan [eiser], die in het ongelijk is gesteld. De kosten worden begroot op € 9.808,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De rechtbank wijst ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toe, indien deze niet tijdig worden betaald. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.