ECLI:NL:RBGEL:2024:5684

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 960
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus-Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek slagschaduw door windturbines

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhaving met betrekking tot slagschaduw van windturbines. Eiser had verzocht om handhavend op te treden tegen overlast van slagschaduw die hij ervaart van een windpark in de gemeente Oude IJsselstreek. Het college van burgemeester en wethouders heeft het verzoek op 30 augustus 2023 afgewezen, en deze afwijzing is in de beslissing op bezwaar van 30 januari 2024 gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2024 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college op juiste wijze heeft beoordeeld of er sprake is van een overtreding van de normen voor slagschaduw. De norm van maximaal 340 minuten slagschaduw geldt per windpark, en de rechtbank concludeert dat de gegevens die het college heeft gebruikt om de afwijzing te onderbouwen zorgvuldig zijn verkregen. Eiser heeft geen overtuigende informatie gepresenteerd die aantoont dat de slagschaduwnormen zijn overschreden. De rechtbank wijst erop dat de omgevingsvergunning voor het windpark onherroepelijk is en dat de beroepsgrond van eiser niet kan slagen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt het belang van de zorgvuldigheid van het college in de beoordeling van de handhavingsverzoeken en de toepassing van de geldende normen voor slagschaduw.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/960

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek

(gemachtigden: mr. Y.M.G. Nijenhuis en N.J.J.G. Boessenkool).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats]
(gemachtigde: mr. W.G.B. van de Ven).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhaving.
1.1.
Het college heeft het verzoek in het besluit van 30 augustus 2023 afgewezen. In de beslissing op bezwaar van 30 januari 2024 is het college bij de afwijzing gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Namens het college zijn gemachtigden verschenen. Namens de derde-partij is
[persoon A] verschenen met gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft in de brief van 1 juni 2023 aan het college verzocht om handhavend op te treden tegen overlast die hij op zijn perceel [locatie 1] in [plaats] ervaart van slagschaduw afkomstig van [derde-partij] in [plaats] . De dichtstbijzijnde windturbine van dit windpark staat op hemelsbreed op een kleine 800 meter van de woning van eiser.
2.1.
Het college heeft het verzoek van eiser in het besluit van 30 augustus 2023 afgewezen omdat volgens het college geen sprake is van een overtreding omdat geen normoverschrijdingen voor slagschaduw zijn vastgesteld.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser heeft na sluiting van het onderzoek een brief van 7 augustus 2024 aan de rechtbank toegezonden. De rechtbank laat deze brief buiten beschouwing omdat deze brief geen aanleiding geeft tot heropening van het onderzoek.
4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek om handhaving. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiser voert aan dat het college ten onrechte zijn verzoek om handhaving heeft afgewezen. Volgens eiser is wel sprake van een overtreding.
7. Voor [derde-partij] heeft het college op 15 mei 2017 een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit het bouwen van negen windturbines, de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening en de activiteit het oprichten en in werking hebben van een windpark (milieu). [1] Deze omgevingsvergunning is onherroepelijk en kan daarom inhoudelijk niet meer worden bestreden.
7.1.
[derde-partij] is in werking getreden op 1 juni 2022. Vijf van de negen turbines staan binnen een afstand van 12 maal de rotordiameter van de woning van eiser. De windturbine het dichtst bij de woning van eiser staat hemelsbreed op een afstand van bijna 800 meter van de woning vandaan. De windturbines zijn uitgerust met een automatische stilstandvoorziening om slagschaduw tegen te gaan. Voor de woning [locatie 2] in [plaats] , op 300 meter van het perceel van eiser, heeft de derde-partij ingesteld dat de slagschaduw maximaal 300 minuten per jaar kan optreden.
8. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien. [2]
8.1.
Van een overtreding is sprake als blijkt dat vergunninghouder en exploitant van het windpark [derde-partij] (de derde-partij) de voor haar geldende normen overschrijdt. Tussen partijen is niet in geschil dat de normen waaraan de derde-partij moet voldoen de normen betreffen zoals deze tot 1 januari 2024 opgenomen waren in artikel 3.15c, vierde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer in combinatie met artikel 3.14g, eerste lid van de Activiteitenregeling milieubeheer. [3] Volgens die normen moeten windturbines worden uitgerust met een automatische stilstandvoorziening indien slagschaduw optreedt op gevoelige objecten zoals woningen, voor zover de afstand tussen de windturbine en gevoelige objecten minder dan 12 maal de rotordiameter bedraagt gemiddeld meer dan 17 dagen per jaar gedurende meer dan 20 minuten per dag slagschaduw op kan treden. Dit betekent dat sprake is van een overtreding als op het perceel van eiser meer dan 17 dagen per jaar gedurende meer dan 20 minuten per dag (dus in totaal 340 minuten per jaar) slagschaduw optreedt.
Beoordeling gegevens slagschaduw
9. Eiser voert aan dat het college zijn standpunt dat geen sprake is van een overtreding ten onrechte alleen baseert op grond van door de derde-partij aangeleverde gegevens en niet zelf meet. Daarnaast zijn deze meetresultaten volgens eiser niet aangeleverd in deze procedure en voor hem dus niet inzichtelijk en controleerbaar.
9.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat het college de geregistreerde slagschaduwgegevens van 2023 als bijlage heeft gevoegd bij het voornemen van 26 juli 2023 om het handhavingsverzoek af te wijzen. Uit het handhavingsverzoek en het daarbij gevoegde e-mailbericht van 24 april 2023 blijkt dat eiser ook beschikte over de jaargegevens van 2022.
9.2.
Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de door het college gebruikte gegevens uit het systeem van de windturbines worden uitgelezen door de Windunie, die het systeem van de windturbines beheert. De Omgevingsdienst Achterhoek houdt namens de gemeente Oude IJsselstreek toezicht op de naleving van de regels die op het windpark van toepassing zijn, waaronder de onder 8.1 aangehaalde regels gaan over de stilstandvoorziening bij het optreden van slagschaduw. De Omgevingsdienst Achterhoek vraagt meetgegevens op en kijkt zo nodig ‘real-time’ mee in het slagschaduwsysteem. Op deze manier wordt de onafhankelijkheid van de beoordeling van de gegevens geborgd. Dat de Omgevingsdienst Achterhoek ook betrokken is geweest bij de vergunningverlening brengt niet mee dat hij geen onafhankelijk onderzoek verricht naar de naleving van de jaarlimiet aan slagschaduw.
9.3.
Uit het “Constateringsrapport slagschaduw windmolenpark [derde-partij]” van de Omgevingsdienst Achterhoek van 23 oktober 2023 blijkt dat voorafgaand aan de beslissing op bezwaar de toezichthouder van het college gecontroleerd heeft of de stilstandvoorziening aanwezig én werkend is. Door op 23 oktober 2023 ‘real-time’ in het systeem mee te kijken heeft de toezichthouder vastgesteld dat de gegevens waarop de afwijzing van het handhavingsverzoek is gebaseerd, overeenkomen met de meetdata die door Windunie is opgehaald in het bijzijn van de toezichthouder. Daarbij is gezien dat tot 23 oktober 2023 de hoeveelheid slagschaduw op POI (Place of Immission) nummer 65, de woning aan de [locatie 1] in [plaats] , 2 uur 46 minuten en 12 seconden bedroeg. Tevens is gezien dat de jaarlimiet aan slagschaduw (ook) op POI 65 op 300 minuten is ingesteld.
9.4.
Van overheidswege zijn geen voorschriften vastgesteld om slagschaduw te meten.
Naleving van de normen voor slagschaduw wordt verzekerd door de verplichte aanwezigheid van een automatische stilstandvoorziening indien niet is uit te sluiten dat
zonder zo’n voorziening te vaak en/of in te lange tijdsperiode slagschaduw door een of
meer windturbines in een windpark wordt veroorzaakt op een gevoelig object. Wanneer
deze stilstandvoorziening juist is geïnstalleerd, ingesteld en naar behoren werkt (afschakelt), en het daadwerkelijk functioneren op juiste wijze wordt gelogd en geregistreerd, dan zou dit totale systeem betrouwbare gegevens moeten genereren.
9.5.
Uit het voorgaande blijkt dat het college duidelijk heeft aangegeven hoe aan de gegevens over slagschaduw is gekomen. De rechtbank oordeelt dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat dit niet zorgvuldig is gebeurd.
Norm slagschaduw
10. Eiser voert aan dat zijn woning tussen twee windparken in ligt. Aan de oostzijde staat [derde-partij] , aan de westzijde staat windpark [naam windpark]. Eiser voert aan dat de jaarlijkse norm voor slagschaduw op een object 340 minuten is. Deze norm is al toegestaan voor windpark [naam windpark]. Daarom zou volgens eiser [derde-partij] geen slagschaduw mogen veroorzaken.
10.1.
De beroepsgrond slaagt niet. In de uitspraak van de Afdeling van 19 december 2018 [4] staat dat de norm van 340 minuten slagschaduw geldt per windpark. De Afdeling heeft daarnaast overwogen dat dit onverlet laat dat bij de vergunningverlening moet worden getoetst of de cumulatieve slagschaduwduur bij een woning uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar kan worden geacht. Dit is gebeurd bij de totstandkoming van de omgevingsvergunning van 15 mei 2017. Uit het rapport van Pondera “Akoestisch onderzoek en onderzoek naar slagschaduwhinder van het op te richten [derde-partij] te [plaats] in de gemeente Oude IJsselstreek” van 23 april 2012 [5] volgt dat de cumulatieve effecten van slagschaduw van de beide windparken samen is beoordeeld. In het rapport is aangegeven dat bij rekenpunten waar jaarlijks meer dan de voorgestelde zes uur slagschaduwhinder optreedt deze tijden worden teruggebracht door stilstandsregelingen, tenminste voor de onderhavig onderzochte varianten van [derde-partij] . [6] Dit geldt ook van het perceel [locatie 2] in [plaats] dat op 300 meter van de woning van eiser ligt.
Voor zover eiser aanvoert dat het college bij de verlening van de omgevingsvergunning fouten heeft gemaakt kan deze beroepsgrond niet aan de orde komen omdat de omgevingsvergunning 15 mei 2017 onherroepelijk is. Dat betekent dat hier inhoudelijk niet tegen opgekomen kan worden. Dit geldt ook voor het betoog van eiser dat het college de derde-partij moet opdragen om mitigerende maatregelen te nemen om slagschaduw te voorkomen. Ook dit had aangevoerd kunnen worden tegen de verleende omgevingsvergunning en niet in de voorliggende procedure.
Gestelde overtreding
11. Eiser heeft tijdens de zitting aangevoerd dat sprake is van meer slagschaduw dan is toegestaan en dat dus sprake is van een overtreding. Eiser heeft aangegeven met zijn telefoon filmpjes te maken van de momenten dat slagschaduw optreedt. Eiser verzoekt het college daarom door bijvoorbeeld snuffelpalen te plaatsen op zijn perceel te komen meten.
11.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Uit het voorgaande volgt dat het college op juiste wijze heeft beoordeeld of op het perceel van eiser wordt voldaan aan de norm voor slagschaduw. Zolang geen andere informatie beschikbaar is waaruit blijkt dat sprake is van meer slagschaduw dan is toegestaan mag het college ervan uitgaan dat geen sprake is van een overtreding en hoeft het college niet op een andere wijze de slagschaduw vast te stellen.
12. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van een overtreding. Daarom is het college niet bevoegd om handhavend op te treden. Het college heeft het verzoek om handhaving van eiser terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus-Visschers, rechter, in aanwezigheid
van mr. M.H. Dijkman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, c en e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1937, r.o. 5.1.
3.Deze beide bepalingen zijn op 1 juli 2022 met de tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken in werking getreden. Met de tijdelijke overbruggingsregeling is in het Activiteitenbesluit paragraaf 3.2.3a opgenomen, met bepalingen voor het in werking hebben van een windturbinepark, geldend voor vergunningen die uiterlijk op 30 juni 2021 zijn verleend.
4.ECLI:NL:RVS:2018:4177, rechtsoverweging 28.
5.Zie pagina 26.
6.Te raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl