ECLI:NL:RBGEL:2024:5677

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
072219-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van documenten en valsheid in geschrift in de zorgsector met betrekking tot Wmo-gelden en hypotheekaanvraag

Op 22 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. De verdachte, die als bestuurder van [bedrijf 6] fungeerde, heeft gedurende de periode van 28 juni 2016 tot en met 3 april 2020 valse documenten opgemaakt en gebruikt in het kader van zorgverlening en een hypotheekaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte valse arbeidsovereenkomsten, salarisspecificaties, jaaropgaven en facturen heeft vervaardigd om te verdoezelen dat de zorg die door [bedrijf 6] werd gedeclareerd niet daadwerkelijk was geleverd of door onvoldoende gekwalificeerd personeel was uitgevoerd. Deze documenten zijn ingediend in een civiele procedure tegen de gemeente Apeldoorn en in een rechtmatigheidsonderzoek door de gemeente Arnhem. De verdachte heeft ook valse werkgeversverklaringen en bankoverschrijvingen ingediend ter ondersteuning van een hypotheekaanvraag voor zijn (ex-)partner. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van valse geschriften, en heeft hem een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/072219-21
Datum uitspraak : 22 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. K . Karakaya, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
De volledige tenlastelegging is opgenomen als
bijlage Ibij dit vonnis. De rechtbank volstaat hier met de vermelding dat verdachte er – kort gezegd – van wordt verdacht dat hij al dan niet als medepleger:
opdracht heeft gegeven/feitelijk leiding heeft gegeven aan het vervalsen van meerdere arbeidsovereenkomsten, een aanvulling op de arbeidsovereenkomst, jaaropgaves en salarisspecificaties op naam van [getuige ] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] in de periode van 28 juni 2016 tot en met 3 april 2020, te Apeldoorn;
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de onder feit 1 bedoelde valse of vervalste geschriften in de civiele procedure tegen gemeente Apeldoorn c.s. in de periode van 1 maart 2019 tot en met 31 december 2019 te Apeldoorn en/of Zutphen;
opdracht heeft gegeven/feitelijk leiding heeft gegeven aan het vervalsen van betalingsbewijzen, een overeenkomst van opdracht, jaar-/kwartaalfacturen dienstverlening, en overige/andere facturen gericht aan of afkomstig van [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] en [bedrijf 5] in de periode van 28 juni 2016 tot en met 3 april 2020;
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de onder feit 3 bedoelde valse of vervalste geschriften in de civiele procedure tegen gemeente Apeldoorn c.s. in de periode van 1 maart 2019 tot en met 31 december 2019 te Apeldoorn en/of Zutphen;
opdracht heeft gegeven/feitelijk leiding heeft gegeven aan het vervalsen van salarisspecificaties, facturen en betalingsbewijzen in de periode van 28 juni 2016 tot en met 27 mei 2020, althans 1 januari 2020 tot en met 27 mei 2020, te Apeldoorn;
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de onder feit 5 bedoelde valse of vervalste geschriften in verband met het door de gemeente Arnhem uitgevoerde rechtmatigheidsonderzoek in de periode van 1 januari 2020 tot en met 27 mei 2020 te Apeldoorn en/of Arnhem;
opdracht heeft gegeven/feitelijk leiding heeft gegeven aan het vervalsen van jaarrekeningen van [bedrijf 6] en/of [bedrijf 6] in de periode van 28 juni 2016 tot en met 3 april 2020 te Apeldoorn;
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de onder feit 7 bedoelde valse of vervalste geschriften in de civiele procedure tegen gemeente Apeldoorn c.s. in de periode van 1 maart 2019 tot en met 31 december 2019 te Apeldoorn en/of Zutphen;
werkgeversverklaringen, salarisspecificaties, bankoverschrijvingen en een arbeidsovereenkomst ten behoeve van/op naam van [medeverdachte] heeft vervalst in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 31 oktober 2020 te Apeldoorn;
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de onder feit 9 bedoelde valse of vervalste geschriften en deze ten behoeve van een hypotheekaanvraag heeft doen toekomen aan [bank 1] en/of [hypotheekverstrekker 1] in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 31 oktober 2020.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het tenlastegelegde onder feit 3 en 4, ten aanzien van [bedrijf 4] , sub c (vervalsing van een betalingsbewijs en het gebruik maken hiervan).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het vervalsen van de arbeidsovereenkomsten van [getuige ] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] (feit 1, telkens sub a). Bij de rechter-commissaris zijn alle getuigen, met uitzondering van [getuige ] en [getuige 6] , teruggekomen op hun eerdere verklaring bij de politie. De getuigenverklaringen zijn gekleurd door de manier van ondervragen door de politie. Dat [getuige ] in 2017 en 2018 vanwege persoonlijke omstandigheden niet heeft kunnen werken, maakt niet dat haar arbeidsovereenkomst is vervalst. [getuige 2] heeft een (afwijkende) arbeidsovereenkomst met als startdatum 20 juni 2016 overgelegd. Hij heeft verklaard dat hij enige weken eerder is begonnen. De arbeidsovereenkomst die verdachte heeft overgelegd in de civiele procedure heeft als startdatum 1 juni 2016, hetgeen klopt met de verklaring van [getuige 2] . Dat [getuige 2] op 20 september 2016 ontslag heeft genomen doet niet af aan de echtheid van de arbeidsovereenkomst. De getuigen [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] betwisten de inhoud van de arbeidsovereenkomst niet en kunnen niet uitsluiten dat zij de arbeidsovereenkomst hebben getekend. De verklaring van [getuige 6] dat hij alleen als stagiair heeft gewerkt en niet als medewerker klopt niet. De raadsman heeft ter onderbouwing gewezen op de loonstrook waarop een nettoloon ad € 710,72, dus geen onkostenvergoeding/stagevergoeding, voor de maand juni 2017 staat vermeld (p. 4849). Bovendien heeft hij op 18 april 2017 een mail ondertekend als ‘Maatschappelijk ondersteuner’, terwijl hij op 22 november 2016 (tijdens zijn stage) nog tekende als ‘Maatschappelijk ondersteuner in opleiding’. Verdachte dient eveneens te worden vrijgesproken van het vervalsen van de kwartaalfactuur van [bedrijf 3] (feit 3, [bedrijf 3] , sub a), en de facturen van [bedrijf 5] (feit 3, [bedrijf 5] , sub a, d en g). Dat de facturen niet betaald zijn, maakt niet dat de facturen vals zijn. De valsheid van de facturen blijkt niet uit het dossier. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het vervalsen van de documenten van [bedrijf 4] (feit 3, [bedrijf 4] , sub a, b, c, en d). Er is geen administratie van [bedrijf 4] aangetroffen onder verdachte. De verklaringen van [naam 1] , de enig aandeelhouder/bestuurder van [bedrijf 4] , zijn tegenstrijdig aan elkaar en daarmee volstrekt ongeloofwaardig. Verdachte dient eveneens te worden vrijgesproken van het vervalsen van de facturen van [bedrijf 5] , zoals ten laste gelegd onder feit 5, sub b, c, d en e. Dat verdachte de werknemers uiteindelijk – anders dan via de beoogde detacheringsconstructie – zelf vanuit [bedrijf 6] heeft betaald maakt niet dat de facturen van [bedrijf 5] vals waren. Het vervalsen van de facturen van [bedrijf 5] is daarbij niet ten laste gelegd aan medeverdachte [medeverdachte] op wier naam [bedrijf 5] is gevestigd. Verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 7, sub a, omdat de post personeelskosten meer omvat dan alleen de loonkosten. Nu geen sprake is van valsheid in geschrift ten aanzien van bovengenoemde documenten dient verdachte te worden vrijgesproken van het opzettelijk gebruik maken van deze documenten in de civiele procedure tegen de gemeente Apeldoorn c.s. (feit 2, telkens sub a, feit 4, [bedrijf 3] , sub a, [bedrijf 5] , sub a, d en g, en [bedrijf 4] , sub a, b, c en d en feit 8, sub a) of in het rechtmatigheidsonderzoek van de gemeente Arnhem (feit 5, sub b, c, d en e). Tot slot dient verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten onder 9 en 10, omdat hij geen opzet heeft gehad op valsheid in geschrift. Zijn betrokkenheid bij het vervalsen van de stukken blijkt niet uit het dossier.
Ten aanzien van de overige feiten heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd.
Een overzicht van de onderdelen ten aanzien waarvan verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd is opgenomen als
bijlage IIbij dit vonnis.
Beoordeling door de rechtbank
Valsheid in geschrift jegens gemeente Apeldoorn en gemeente Arnhem (feiten 1 t/m 8) [1]
Aanleiding
[bedrijf 6] (de rechtbank begrijpt: [bedrijf 6] v.o.f. , op 8 september 2017 overgegaan in [bedrijf 6] , hierna aangeduid als [bedrijf 6] ) is begin 2016 begonnen met het verlenen van zorg op basis van de Wmo 2015 en de Jeugdwet uit hoofde van raamovereenkomsten met diverse gemeenten. Verdachte was vanaf 28 juni 2016 tot 8 september 2017 vennoot van [bedrijf 6] v.o.f. Verdachte is sinds 3 november 2017 enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 7] , die op haar beurt enig aandeelhouder is van [bedrijf 6] per 3 november 2017. Verdachte is sinds 8 september 2017 de bestuurder van [bedrijf 6] In het najaar van 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de diverse betrokken gemeenten, waaronder de gemeente Apeldoorn (hierna: gemeente Apeldoorn c.s.), en [bedrijf 6] naar aanleiding van klachten die bij de gemeenten waren binnengekomen over de werkwijze van [bedrijf 6] . Na [bedrijf 6] in 2017 in gebreke te hebben gesteld, hebben de gemeente Apeldoorn c.s. de raamovereenkomsten ontbonden. Over de jaren 2016, 2017 en 2018 heeft [bedrijf 6] in totaal een bedrag van € 1.162.820,78 bij de gemeente Apeldoorn c.s. gedeclareerd. In geschil was een totaal gedeclareerd bedrag van € 591.045,98. Van dit bedrag is € 159.588,98 uitbetaald en de betaling van het resterende bedrag van € 431.457,00 opgeschort. Dit bedrag is niet uitbetaald, omdat niet kon worden vastgesteld of daarvoor kwalitatief verantwoorde zorg is verleend.
[bedrijf 6] heeft de gemeenten begin 2018 gedagvaard en nakoming van de raamovereenkomst gevorderd. De gemeente Apeldoorn c.s. stelde zich daartegenover op het standpunt dat [bedrijf 6] niet heeft aangetoond dat zij in de door haar gestelde omvang zorg heeft verleend.
Tijdens de civiele procedure stond die laatste vraag centraal. Het geschil heeft zich daarbij tijdens de mondelinge behandeling toegespitst op de vraag of [bedrijf 6] met het zorgpersoneel dat zij tot haar beschikking had, het aantal uren heeft kunnen leveren die zij in rekening heeft gebracht en de vraag of gebruik is gemaakt van voldoende gekwalificeerd personeel. [2]
Tijdens de civiele procedure zijn door verdachte, namens [bedrijf 6] , stukken overgelegd. [3] Op 3 april 2020 heeft de civiele rechter uitspraak gedaan in deze zaak. De vorderingen van [bedrijf 6] zijn afgewezen en [bedrijf 6] is veroordeeld tot (terug)betaling van € 159.588,98 aan de gemeenten. [4]
Daarnaast heeft verdachte, namens [bedrijf 6] , stukken overgelegd aan de gemeente Arnhem in het kader van een rechtmatigheidsonderzoek op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet naar zorgaanbieder [bedrijf 6] . [5]
Verdachte wordt verweten dat hij al dan niet samen met een ander diverse stukken (die zijn overgelegd in de civiele procedure tegen de gemeente Apeldoorn c.s., dan wel in het kader van het rechtmatigheidsonderzoek ingesteld door de gemeente Arnhem) heeft vervalst.
Feiten 1 en 2
Ten aanzien van het vervalsen van de jaaropgaves en salarisspecificaties op naam van [getuige ] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] alsook van het vervalsen van de aanvulling op de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige ] (feit 1) en ten aanzien van het opzettelijk gebruik maken deze valse geschriften in de civiele procedure tegen gemeente Apeldoorn c.s. (feit 2) is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • een aanvulling op de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige ] omtrent een maandelijkse vergoeding van € 114,76 met daarop een handtekening van [getuige ] (p. 3397 bijlage bij AH.005);
  • een jaaropgave 2016 op naam van [getuige ] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 2.897 (p. 3845 bijlage bij AH.012);
  • een jaaropgave 2017 op naam van [getuige ] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 9.119 (p. 3419 bijlage bij AH.005);
  • 22 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige ] (p. 3857 t/m 3859 en p. 3424 t/m 3435 en p. 3922 t/m 3928);
  • een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 2] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 1.718 (p. 3847 bijlage bij AH.012);
  • een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 2] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 3.274 (p. 3422 bijlage bij AH.005);
  • 19 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 2] (p. 3869 t/m 3873 en p. 3456 t/m 3464 en p. 3929 t/m 3933);
  • een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 3] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 1.215 (p. 3848 bijlage bij AH.012);
  • een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 3] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 7.758 (p. 3420 bijlage bij AH.005);
  • 8 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 3] (p. 3874 en p. 3441 t/m 3447);
  • een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 4] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 124 (p. 3849 bijlage bij AH.012);
  • een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 4] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 6.121 (p. 3421 bijlage bij AH.005);
  • 3 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 4] (p. 3879 en p. 3454 t/m 3455);
  • een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 5] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 2.358 (p. 3846 bijlage bij AH.012);
  • 4 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 5] (p. 3860 en p. 3863 en p. 3865 t/m 3866);
  • een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 6] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 671 (p. 3823 bijlage bij AH.012);
  • een salarisspecificatie op naam van [getuige 6] , waaruit blijkt dat in de maand mei 2017 een nettobedrag ter hoogte van € 127,50 aan salaris is uitbetaald aan [getuige 6] (p. 3466);
  • proces-verbaal van bevindingen, p. 1187-1192;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2024.
Arbeidsovereenkomsten
Op 27 oktober 2019 heeft verdachte in de civiele procedure tegen de gemeente Apeldoorn c.s. een overzicht van ingehuurde personeelsleden overgelegd. [6] Uit dit overzicht volgt onder
[bedrijf 6] met arbeidsovereenkomstdat verdachte, [getuige 2] , [getuige 5] , [getuige 4] , [getuige ] , [getuige 3] en [getuige 6] medewerkers van [bedrijf 6] met een arbeidsovereenkomst waren. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het overzicht op dit punt niet juist is. Omdat hij problemen had met het vinden van voldoende (gekwalificeerd) personeel heeft hij werknemers ‘op papier’ aangehouden om uren die gemaakt waren door niet gekwalificeerd personeel te kunnen verantwoorden. [7] Op 5 november 2019 heeft verdachte in de civiele procedure tegen de gemeente Apeldoorn c.s. in productie 51 arbeidsovereenkomsten van [getuige ] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] overgelegd. [8]
[getuige ]
De arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige ] , getekend op 29 december 2017, is aangegaan voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2018, ter verlenging van de arbeidsovereenkomst die daarvoor is ingegaan voor de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2016. In het contract is vastgelegd dat de arbeidstijd is vastgesteld tussen 10 en 36 uur per week. Bij een fulltime dienstverband bedraagt het maandloon € 1.915,00. [9]
[getuige ] [10] heeft verklaard dat zij de arbeidsovereenkomst van 29 december 2017 niet heeft ondertekend. De paraaf en de handtekening op de arbeidsovereenkomst (en de aanvulling daarop) zijn niet van haar. Haar paraaf is gelijk aan haar handtekening. Zij heeft in totaal 24 uur voor [bedrijf 6] gewerkt in de periode van juni 2016 tot en met oktober 2016. [getuige ] heeft overzichten van het UWV overgelegd, waaruit volgt dat zij alleen in 2016 heeft gewerkt voor [bedrijf 6] . [getuige ] heeft een (nul-uren)contract getekend voor haar werkzaamheden in 2016. [11] Ze heeft nooit een overeenkomst getekend in verband met het voortzetten van de werkzaamheden die ze in 2016 voor [bedrijf 6] heeft verricht. [12]
De rechtbank ziet geen reden om aan de verklaringen van [getuige ] te twijfelen en zal deze dan ook als uitgangspunt nemen.
Verdachte heeft bovendien bekend dat hij de salarisspecificaties op naam van [getuige ] en de aanvulling op de arbeidsovereenkomst heeft vervalst. Met het hierboven genoemde valse overzicht van personeelsleden wilde verdachte aantonen dat [getuige ] (de rechtbank begrijpt: [getuige ] ) voor [bedrijf 6] heeft gewerkt van juni 2016 tot en met juli 2018.
Het staat vast, wat door verdachte ook niet wordt betwist, dat [getuige ] in 2017 en 2018 niet voor [bedrijf 6] heeft gewerkt. Verdachte heeft voor die periode wel valse salarisspecificaties opgemaakt. [getuige ] beschikte over de juiste kwalificaties om de afgesproken zorg te leveren en op basis daarvan heeft verdachte specificaties opgesteld. Zo doende konden uren van niet gekwalificeerd personeel worden verantwoord. [13] De arbeidsovereenkomst is tenslotte ingediend nadat verdachte het valse overzicht van ingehuurde personeelsleden in de civiele procedure heeft ingebracht.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige ] niet overeenkomt met de werkelijkheid.
[getuige 2]
De arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige 2] , getekend op 30 mei 2016, is aangegaan voor de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 mei 2018. De overeengekomen arbeidsduur bedraagt minimaal 4 uur en maximaal 36 uur per week. Het bruto maandloon op basis van 36 uur per week bedraagt € 1.622,40. [14]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij de arbeidsovereenkomst noch zijn handtekening op de arbeidsovereenkomst herkent. Hij heeft tijdens zijn politieverhoor een andere arbeidsovereenkomst, te weten een nulurenovereenkomst oproepkracht, overgelegd (p. 4800 en 4801). Per e-mail van 20 september 2016 heeft [getuige 2] zijn ontslag bij [bedrijf 6] ingediend (p. 4803 en 4804). In deze e-mail staat dat hij per 13 september 2016 is gestopt bij [bedrijf 6] . Na 2016 heeft hij niet meer gewerkt voor [bedrijf 6] . [15]
De arbeidsovereenkomst die [getuige 2] heeft overgelegd tijdens zijn politieverhoor wijkt af van de arbeidsovereenkomst die verdachte heeft overgelegd in de civiele procedure. Verdachte heeft geen verklaring voor de twee verschillende arbeidsovereenkomsten. Verdachte heeft bovendien valse salarisspecificaties op naam van [getuige 2] overgelegd en op de valse jaaropgaven van 2016 en 2017 wordt heffingsloon van [getuige 2] vermeld. Gelet op de verklaring van [getuige 2] en de verklaring van verdachte dat hij valse stukken heeft gemaakt om uren van anderen te kunnen verantwoorden komt de rechtbank tot de conclusie dat de door verdachte in de civiele procedure ingebrachte arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige 2] niet overeenkomt met de werkelijkheid.
[getuige 3]
De arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige 3] , getekend op 26 juli 2016, is aangegaan voor de periode van 1 augustus 2016 tot en met 31 december 2017. De overeengekomen arbeidsduur bedraagt minimaal 4 uur en maximaal 36 uur per week. Het bruto maandloon op basis van 36 uur per week bedraagt € 1.622,40 (productie 51, arbeidsovereenkomst [bedrijf 6] en [getuige 3] , p. 3404 t/m 3406.
[getuige 3] heeft verklaard dat de handtekening en paraaf op de arbeidsovereenkomst van 26 juli 2016 niet van hem zijn. De geboortedatum op de arbeidsovereenkomst van 9 augustus 1981 klopt bovendien niet (p. 4854 en 4856). In zijn getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van 31 oktober 2023 heeft [getuige 3] verklaard dat hij niet kan uitsluiten dat het zijn handtekening is. Hij weet ook niet of het niet zijn handtekening is (p. 4 aanvullend proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] ). [getuige 3] heeft wisselend verklaard over de echtheid van zijn handtekening/paraaf op de arbeidsovereenkomst. Hij heeft de inhoud van de arbeidsovereenkomst niet betwist. Dat de geboortedatum op de arbeidsovereenkomst niet overeenkomt met de werkelijke geboortedatum van [getuige 3] is mogelijk te wijten aan een verschrijving. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om te komen tot een bewezenverklaring van het vervalsen van de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige 3] . De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
[getuige 4]
De arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige 4] , getekend op 12 december 2016, is aangegaan voor de periode van 20 december 2016 tot en met 20 juli 2017. De overeengekomen arbeidsduur bedraagt minimaal 4 uur en maximaal 36 uur per week. Het bruto maandloon op basis van 36 uur per week bedraagt € 1.622,40 (productie 51, arbeidsovereenkomst [bedrijf 6] en [getuige 4] , p. 3410 t/m 3412).
[getuige 4] heeft verklaard dat hij van februari 2017 tot juli 2017 ‘op contract’ als stagiair heeft gewerkt bij [bedrijf 6] . Hij heeft een stageovereenkomst gehad. Hij is in de tweede week van januari bij [bedrijf 6] begonnen. De laatste (na)betaling is van november 2017. Verdachte heeft hem een arbeidsovereenkomst voor een duur van zes jaar aangeboden. Deze is naar hem gemaild op 11 juni 2017 en heeft een ingangsdatum van 1 januari 2017. [getuige 4] heeft deze overeenkomst nooit ondertekend. Op de arbeidsovereenkomst die verdachte heeft overgelegd in de civiele procedure is de voornaam en de postcode niet correct weergegeven. De handtekening en paraaf lijken niet te kloppen (p. 5025). In zijn getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van 17 oktober 2023 heeft [getuige 4] verklaard dat hij niet kan uitsluiten dat het zijn handtekening is (p. 4 aanvullend proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 4] ).
[getuige 4] heeft wisselend verklaard over de echtheid van zijn handtekening op de door verdachte in de civiele procedure overgelegde arbeidsovereenkomst. Niet ondenkbaar is dat de foutieve naam en postcode op de arbeidsovereenkomst te wijten zijn aan een verschrijving. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten voor een bewezenverklaring van het vervalsen van de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige 4] . De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
[getuige 5]
De arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige 5] , getekend op 10 mei 2016, is aangegaan voor de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2016. De overeengekomen arbeidsduur bedraagt minimaal 4 uur en maximaal 36 uur per week. Het bruto maandloon op basis van 36 uur per week bedraagt € 1.622,40. (productie 51, arbeidsovereenkomst [bedrijf 6] en [getuige 5] , p. 3398 t/m 3400).
[getuige 5] heeft bij de politie verklaard dat de handtekening op de arbeidsovereenkomst van 10 mei 2016 anders lijkt dan hij hem zou zetten, maar hij is wel goed uitgevoerd (p. 4978). [getuige 5] heeft tijdens het politieverhoor een arbeidsovereenkomst overgelegd (p. 5001 en 5002). Deze overeenkomst is getekend op 18 juli 2016 en heeft een ingangsdatum van 1 juli 2016. Het betreft een nulurenovereenkomst als oproepkracht voor de functie van algemene coördinator/casemanager. In zijn getuigenverhoor bij de rechtercommissaris op 24 oktober 2023 heeft [getuige 5] verklaard dat het contract dat verdachte in de civiele procedure heeft overgelegd en dat bij het politieverhoor aan [getuige 5] is getoond ‘wel klopt’. ‘Als hij het zou moeten zeggen, is het zijn handtekening’ (p. 4 aanvullend proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 5] ).
[getuige 5] heeft een (eigen) arbeidsovereenkomst overgelegd die inhoudelijk en van opmaak wezenlijk verschilt van de arbeidsovereenkomst die verdachte heeft overgelegd in de civiele procedure. Gelet op de wisselende verklaring van [getuige 5] over de echtheid van de door verdachte in de civiele procedure overgelegde arbeidsovereenkomst, komt de rechtbank echter tot de conclusie dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een bewezenverklaring van het vervalsen van de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige 5] . De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
[getuige 6]
De arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige 6] , getekend op 16 maart 2017, is aangegaan voor de periode van 1 april 2017 tot en met 31 augustus 2017. De overeengekomen arbeidsduur bedraagt minimaal 1 uur en maximaal 36 uur per week. Het bruto maandloon op basis van 36 uur per week bedraagt € 1.622,40. (productie 51, arbeidsovereenkomst [bedrijf 6] en [getuige 6] , p. 3407 t/m 3409).
[getuige 6] heeft verklaard dat hij nooit een arbeidsovereenkomst heeft getekend. Hij is in 2016 als stagiair begonnen bij [bedrijf 6] , maar is nooit als officiële medewerker in dienst geweest. De paraaf en de handtekening op de arbeidsovereenkomst, getekend op 16 maart 2017 zijn niet van hem. Hij heeft vijf verschillende arbeidsovereenkomsten aangeboden gekregen die hij allemaal niet heeft ondertekend. Hij heeft alleen een stageovereenkomst getekend (p. 4807 en 4808) en deze overgelegd (p. 4838).
[getuige 6] heeft stellig en consequent verklaard dat de handtekening op de door verdachte in de civiele procedure overgelegde arbeidsovereenkomst niet van hem is. Ook de aard van de overeenkomst heeft hij stellig betwist. Echter, gelet op het verweer van de raadsman, inhoudende dat [getuige 6] in juni 2017 loon heeft ontvangen ad € 710,72 (p. 4849) en dat [getuige 6] op 22 november 2016 e-mails ondertekende als ‘Maatschappelijke ondersteuner in opleiding’, terwijl hij op 18 april 2017 e-mails ondertekende als ‘Maatschappelijk ondersteuner’ ziet de rechtbank onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van het vervalsen van de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige 6] . De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt vast dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de vaststelling dat de arbeidsovereenkomsten van [getuige ] en [getuige 2] niet overeenstemmen met de werkelijkheid.
Oogmerk
Om tot een bewezenverklaring van valsheid in geschrift te komen is het oogmerk van misleiding vereist. Dat oogmerk ziet niet op het vervalsen of valselijk opmaken zelf. Het oogmerk moet zijn gericht op het doelbewust gebruiken van valse/vervalste documenten ‘als echt en onvervalst’ in het maatschappelijk verkeer. Er moet sprake zijn van misleiding waaruit voor derden enig nadeel kan ontstaan.
De onder feit 1 genoemde stukken (jaaropgaves, salarisspecificaties en arbeidsovereenkomsten) zijn geschriften bedoeld om tot bewijs van enig feit te dienen, waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis en rechtsgevolgen zijn of worden verbonden. Ze zijn op 5 november 2019 als productie 51 overgelegd in de civiele procedure tegen de gemeente Apeldoorn c.s. Met de valse stukken wilde verdachte doen voorkomen dat [bedrijf 6] meer personeelsleden had, dat het personeel meer uren had gewerkt dan in werkelijkheid het geval was en/of dat het personeel in strijd met de werkelijkheid de juiste kwalificatie had voor de geleverde zorg, een en ander met het doel om derden bewust onjuist voor te lichten en te proberen de reeds gedeclareerde uren te verantwoorden.
Niet ter discussie staat dat verdachte de arbeidsovereenkomsten van [getuige ] - [getuige ] en [getuige 2] heeft ingebracht in de civiele procedure met de gemeente Apeldoorn c.s. en daarmee gebruikt heeft gemaakt van de documenten. De vraag die ten aanzien van feit 2 vervolgens moet worden beantwoord is of verdachte deze stukken opzettelijk heeft ingebracht terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze valselijk waren opgemaakt. Gelet op hetgeen ten aanzien van feit 1 is overwogen, concludeert de rechtbank dat verdachte wist dat de arbeidsovereenkomsten valselijk waren opgemaakt en dat hij er vervolgens bewust voor heeft gekozen deze in de civiele procedure in te brengen, ter onderbouwing van de andere valse documenten die hij heeft ingebracht om de gemeente Apeldoorn c.s. te misleiden.
Verdachte had daarmee het oogmerk de arbeidsovereenkomsten valselijk op te maken en heeft vervolgens opzettelijk gebruik gemaakt van deze valselijk opgemaakte documenten door deze in de procedure tegen de gemeente Apeldoorn c.s. in te brengen, om te proberen de reeds gedeclareerde uren te verantwoorden.
Feitelijk leidinggeven
Een rechtspersoon kan als dader van een strafbaar feit worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Uit vaste jurisprudentie volgt dat hiervan onder meer sprake kan zijn als het om handelen of nalaten gaat van een persoon in dienstbetrekking of die uit andere hoofde werkzaam is voor de rechtspersoon en/of als de gedraging past in de normale bedrijfsuitoefening of taakuitvoering. Wanneer dat het geval is kan een dergelijke gedraging in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
Het (doen) opstellen van arbeidsovereenkomsten, salarisspecificaties en jaaropgaves past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. Het betreft handelingen die in redelijkheid zijn toe te rekenen aan de rechtspersoon, omdat deze hem dienstig zijn en in zijn sfeer worden verricht. De (natuurlijke) persoon die feitelijk leiding heeft gegeven aan het vervalsen van deze documenten kan daarvoor worden gestraft. Verdachte heeft als bestuurder van [bedrijf 6] actief en effectief leidinggegeven aan [bedrijf 6] . Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij het initiatief heeft genomen tot het vervalsen van de stukken om een slecht gevoerde administratie te kunnen verantwoorden. Het beleid dat aldus op dit punt onder verdachtes leiding werd gevoerd, heeft onvermijdelijk geleid tot de strafbare gedragingen. Verdachte had een groot financieel belang bij het vervalsen van de stukken, omdat hij zodoende niet gewerkte uren en uren gewerkt door te laag geschoold personeel kon verantwoorden. Verdachte kon zo aanspraak maken op een vergoeding vanuit de gemeente(n) waar hij in werkelijkheid geen recht op had. Verdachte heeft daarmee feitelijk leiding gegeven aan de aan de onderneming toegerekende gedragingen.
Verdachte heeft tenslotte de rechtspersoon in de civiele procedure vertegenwoordigd. Verdachte heeft daarmee feitelijk leiding gegeven aan de strafbare feiten onder 1 en 2. Uit het dossier blijkt niet genoegzaam van specifieke opdrachten gegeven door verdachte tot het vervalsen van de documenten. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde opdracht geven.
Medeplegen
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zelf een gedeelte van de genoemde stukken heeft opgesteld en dat [naam 1] , de boekhouder, een gedeelte van de stukken heeft opgesteld. Zo was [naam 1] verantwoordelijk voor het opstellen van (de jaarrekening en) de arbeidsovereenkomsten (en verdachte voor het opstellen van facturen en betalingsbewijzen). [16] [naam 1] heeft de salarisstroken opgemaakt. [naam 1] wist dat de stukken niet conform de werkelijkheid werden opgesteld. [17] De rechtbank stelt vast dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam 1] . Daarmee is het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen bewezen. Ten aanzien van het opzettelijk gebruik maken van de valse/vervalste stukken in de civiele procedure is niet gebleken van betrokkenheid van anderen dan verdachte. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde gedragingen wettig en overtuigend bewezen, behalve waar die de arbeidsovereenkomsten met [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] betreffen. De rechtbank zal verdachte daarvan partieel vrijspreken. Ook van het onder 1 en 2 ten laste gelegde opdracht geven en van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken.
Feiten 3 en 4
Ten aanzien van het betalingsbewijs [bedrijf 4] (sub c) is zowel door de raadsman als de officier van justitie verzocht om vrijspraak. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dat er geen wettige bewijsmiddelen voorhanden zijn om te komen tot een bewezenverklaring van het ten aanzien van [bedrijf 4] tenlastegelegde sub c. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
Ten aanzien van het vervalsen van de overige betalingsbewijzen (met uitzondering van [bedrijf 3] sub b, [bedrijf 4] en [bedrijf 5] sub a, d en g) en het vervalsen van de jaarfactuur afkomstig van [bedrijf 2] (factuurnummer 20175801) is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
Bewijsmiddelen:
  • een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 23 juli 2018 een bedrag van € 26.301,08 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 1] (p. 3719);
  • een jaarfactuur detachering personeelskracht afkomstig van [bedrijf 2] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 20175801) gedateerd op 31 december 2017, ter hoogte van € 21.120 (p. 3659);
  • een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 31 december 2017 een bedrag van € 21.120 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 2] (p. 3698);
  • een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 26 april 2017 een bedrag van € 58.437,50 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 3] Hulpverlening (p. 3144);
  • 6 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] een bedrag aan voorschot is overgeschreven met als omschrijving ‘voorschot 2018’ (p. 3721 t/m 3726);
  • een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 04 juli 2018 een bedrag van € 12.225 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] / [medeverdachte] met als omschrijving ‘Factuurnummer 2018-0005, (p. 3727);
  • 10 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] een bedrag aan voorschot is overgeschreven met als omschrijving ‘voorschot’ (p. 3572 t/m 3581);
  • een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 04 mei 2018 een bedrag van € 63.601,00 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] / [medeverdachte] met als omschrijving ‘Rest betaling factuur 2018-0002’ (p. 3582);
  • een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 18 juli 2019 een bedrag van € 15.700,00 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] / [medeverdachte] met als omschrijving ‘factuurnummer 2019-0008’ (p. 3586);
  • proces-verbaal van bevindingen, p. 1187-1192;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2024.
[bedrijf 3]
Op 27 oktober 2019 heeft verdachte ten behoeve van de civiele procedure tegen de gemeente Apeldoorn c.s. een kwartaalfactuur overgelegd. De factuur is afkomstig van [bedrijf 3] en betreft de inhuur van personeel in het eerste kwartaal van 2017. [18]
In het (hierboven reeds besproken) overzicht van de ingehuurde personeelsleden staat dat de volgende personen zijn ingehuurd via [bedrijf 3] . [19]
Medewerker
Vanaf
T/m
Jaar
[getuige 7]
Januari 2017
Maart 2017
2017
[medeverdachte]
Januari 2017
Maart 2017
2017
[getuige 8]
Januari 2017
Maart 2017
2017
[getuige 9]
December 2016
Maart 2017
2016, 2017
Uit de factuur volgt dat [bedrijf 6] € 58.437,50 verschuldigd is aan [bedrijf 3] . Er zijn 2337,5 zorguren in rekening gebracht. Er geldt een uurtarief van € 25,00. [20]
Wanneer de vier in het overzicht genoemde personen ( [getuige 7] , [medeverdachte] , [getuige 9] en [getuige 8] ) in het eerste kwartaal van 2017 samen 2337,5 uren zorg hebben verleend, betekent dat dat de vier genoemde personen ieder gemiddeld 6,5 uur per dag, 7 dagen per week - inclusief zaterdagen en zondagen -, werkzaam moeten zijn geweest. [21]
[getuige 8] heeft verklaard dat hij nooit heeft gewerkt voor [bedrijf 3] . [22]
Uit onderzoek door de politie volgt onder meer dat de factuur van [bedrijf 3] niet is opgenomen in de fiscale gegevens van [getuige 7] (eigenaar van [bedrijf 3] [23] ) en dat [bedrijf 3] bij de Belastingdienst niet bekend is als werkgever. In de aangifte inkomstenbelasting 2017 van [getuige 7] is geen winst uit onderneming opgegeven. Bovendien blijkt uit de aangifte inkomstenbelasting 2017 van [getuige 7] niet dat [bedrijf 3] inkomsten van [bedrijf 6] heeft gehad. Er is onderzoek gedaan naar de fiscale gegevens van [medeverdachte] en [getuige 9] . Uit de aangiften van inkomstenbelasting 2017 van [medeverdachte] en [getuige 9] volgt niet dat zij looninkomsten van [bedrijf 3] hebben gehad. Uit de fiscale gegevens volgt dat [getuige 9] in 2017 (bruto) € 2.960,00 heeft ontvangen van [bedrijf 6] v.o.f. over de periode 1 januari 2017 tot en met 30 april 2017.
De rechtbank overweegt dat het onaannemelijk is dat slechts vier personeelsleden het grote aantal zorguren dat is vermeld op de kwartaalfactuur hebben verleend. Te meer omdat [getuige 8] heeft verklaard nooit te hebben gewerkt voor [bedrijf 3] en omdat uit belastinggegevens volgt dat de betreffende personeelsleden geen inkomsten hebben ontvangen via [bedrijf 3] . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het de intentie was om via [bedrijf 3] personeel in te huren, maar dat hij vanwege betalingsproblemen de werknemers uiteindelijk niet heeft betaald via [bedrijf 3] en dat hij, via [bedrijf 6] , de werknemers zelf (deels) heeft betaald omdat aan hen dan een lager uurtarief betaald kon worden dan het tarief dat met [bedrijf 3] was overeengekomen en geen detacheringskosten betaald hoefden te worden. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat uit de belastinggegevens volgt dat [getuige 9] , als enige van de vier genoemde personeelsleden, inkomen heeft ontvangen van [bedrijf 6] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het betalingsbewijs (sub b) en de jaarrekening van 2017 vals zijn. [24]
Daar komt bij dat op de kwartaalfactuur staat vermeld dat per 1 april 2017 geen diensten meer zouden worden verleend vanuit [bedrijf 3] en dat de medewerkers zouden worden overgenomen door [bedrijf 5] (p. 3553).
De rechtbank komt tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de kwartaalfactuur niet overeenstemt met de werkelijkheid en dat dit voor verdachte duidelijk had moeten zijn. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte met deze kwartaalfactuur de kostenpost ‘inhuur derden’, zoals die is opgenomen in de (valse) jaarrekening van 2017, heeft willen verantwoorden.
[bedrijf 4]
(ook wel [bedrijf 4] ) is vanaf 30 oktober 2017 ingeschreven als besloten vennootschap in het Handelsregister. [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1975, is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 4] . [25]
[bedrijf 6] heeft op 27 oktober 2019 een overeenkomst van opdracht tussen [bedrijf 4] en [bedrijf 6] overgelegd (sub a). Deze overeenkomst van opdracht is op 28 december 2016 gesloten tussen [bedrijf 6] en [bedrijf 4] en betreft het verrichten van werkzaamheden/verlenen van ambulante zorg door [bedrijf 4] ten behoeve van [bedrijf 6] . [26]
[bedrijf 6] heeft op 27 oktober 2019 een overzicht van geregistreerde uren en factuur 2018-0001 van 15 mei 2018 ad € 49.959,00, afkomstig van [bedrijf 4] en gericht aan [bedrijf 6] voor ‘dienstverlening’ in de periode 1 januari 2017 tot en met 29 oktober 2017, overgelegd als productie 45 (AH.001-421) (sub b). [27] Op de factuur staat een verwijzing naar een urenregistratie, die eveneens is overgelegd in productie 45. [28]
Bij de doorzoeking aan het woonadres van medeverdachte [naam 1] is een factuur van € 12.500,00 (factuur 2018-0074 met factuurdatum 15 mei 2018) aangetroffen van [bedrijf 6] aan [bedrijf 4] inzake gebruik faciliteiten conform overeengekomen afspraken voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 29 oktober 2017 voor 10 maanden keer € 1.250,00 per maand (sub d). Er is ook een overeenkomst aangetroffen tijdens de doorzoeking. Het betreft een huurovereenkomst kantoorruimte aan [adres 2] te [plaats] voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 oktober 2017, getekend op 28 december 2016. De huurprijs voor deze periode bedraagt € 12.500. [29]
De politie heeft de geldstromen tussen [bedrijf 6] en [naam 1] (of een onderneming van [naam 1] ) onderzocht. Uit de gevorderde transactiegegevens van bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] ( [bedrijf 6] ) blijkt dat op 22 mei 2018 een bedrag is afgeschreven van € 10.267,00. Het bedrag is overgemaakt naar rekening [rekeningnummer 2] . Dit rekeningnummer staat op naam van [naam 1] , geboortedatum [geboortedatum 2] 1975. In de omschrijving staat ‘20180001 - deelbetaling’. Op 30 mei 2018 is een bedrag van € 39.692,00 overgemaakt naar [rekeningnummer 2] op naam van [naam 1] . In de omschrijving staat ‘20180001’. Uit de gevorderde transactiegegevens van bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] volgt dat de hierboven genoemde bedragen zijn bijgeschreven. Verder volgt uit deze gegevens dat op 5 juni 2018 een bedrag van € 12.500,00 is teruggeboekt naar [bedrijf 6] , onder vermelding van ‘FACTUUR 2018-0074’.
Op 6 juni 2018 werd vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] een bedrag van € 27.200,00 contant opgenomen. Het restantbedrag ad € 10.529,00 is op de bankrekening [rekeningnummer 2] blijven staan. Uit de saldo- en transactiegegevens van [rekeningnummer 1] volgt verder dat vanuit [rekeningnummer 3] ( [bedrijf 4] B.V.) drie betalingen hebben plaatsgevonden aan [bedrijf 6] , te weten op 5 november 2018 een bedrag van € 27.103,50 onder vermelding van ‘2018-0207’, op 26 november 2018 een bedrag van € 8.386,50 onder vermelding van ‘Factuurnummer 2018-0214’ en op 31 december 2018 een bedrag van € 3.993,00 onder vermelding van ‘Factuurnummer 2018-0221’ (totaalbedrag € 39.483,00).
Verder zijn vanaf bankrekening [rekeningnummer 4] en [rekeningnummer 5] ( [bedrijf 7] ) verscheidene betalingen gedaan (totaal € 9.222,00, waarvan € 3.025,00 op 12 mei 2017) aan [bedrijf 8] , rekeningnummer [rekeningnummer 6] . [30]
[naam 1] heeft verklaard dat de overeenkomst van opdracht tussen [bedrijf 4] en [bedrijf 6] (sub a) door verdachte is opgesteld. [naam 1] heeft de overeenkomst getekend, terwijl hij wist dat het niet echt was. Op basis van de overeenkomst zijn geen werkzaamheden verricht. [31] [naam 1] heeft verder verklaard dat vanuit [bedrijf 4] geen dienstverlening of werkzaamheden zijn verricht. Er waren geen activiteiten. ‘Het was leeg’. Er is geen zorg verleend vanuit [bedrijf 4] voor [bedrijf 6] . De overeenkomst van opdracht is opgesteld nadat de bank om onderliggende stukken bij transacties had gevraagd, om te voorkomen dat [naam 1] bankrekening zou worden opgeheven. Verdachte heeft factuur 2018-0001 (sub b) opgesteld. Er is door [naam 1] geen enkele factuur verstuurd vanuit [bedrijf 4] , aldus [naam 1] . [32]
De administratieve werkzaamheden die [naam 1] voor [bedrijf 6] heeft verricht factureerde hij op naam van [bedrijf 8] . [bedrijf 8] is de eigen onderneming van [naam 1] . [33]
In de overgelegde urenregistratie, die geldt als grondslag voor factuur 2018-0001, staat dat [naam 1] in de periode van 1 januari 2017 tot en met 29 oktober 2017 vrijwel dagelijks een groot aantal uren, ook in de avonduren en in de weekenden, werkzaamheden als dienstverlener voor (en met cliënten van) [bedrijf 6] zou hebben verricht tegen een uurtarief van € 30,00, dan wel beschikbaarheidsdiensten zou hebben verricht tegen een uurtarief van € 3,50 (pagina 2927 t/m 2930). Dat [naam 1] deze diensten heeft verricht naast de boekhoudkundige werkzaamheden die hij in deze periode van tien maanden (blijkens de betaling door [bedrijf 6] aan [bedrijf 8] op 17 mei 2017) vanuit zijn eigen onderneming, [bedrijf 8] , verrichtte voor [bedrijf 6] en mogelijke andere cliënten acht de rechtbank alleen al gezien de totale omvang daarvan onaannemelijk. [naam 1] heeft bovendien verklaard dat ‘het allemaal niet is gebeurd en dat het niet zijn paraaf is’. [34]
Gelet op het feit dat [naam 1] met zijn verklaringen ook zichzelf heeft belast ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen dat er geen werkzaamheden vanuit [bedrijf 4] zijn verricht en dat verdachte de overeenkomst van opdracht en de facturen zelf valselijk heeft opgesteld.
Het onderzoek naar de geldstromen die plaats hebben gevonden tussen [bedrijf 6] /verdachte en [bedrijf 4] ( [bedrijf 4] )/ [naam 1] zou de conclusie kunnen rechtvaardigen dat de facturen 2018-0001 en 2018-0074 zijn gefactureerd door [bedrijf 4] en vervolgens betaald door [bedrijf 6] . Echter, het onderzoek toont eveneens aan dat daarna vanuit [bedrijf 4] € 39.483,00 en vanuit [naam 1] € 12.5000,00 (totaal € 51.983,00) wordt (terug)betaald aan [bedrijf 6] . Verdachte heeft ter terechtzitting geen geloofwaardige verklaring gegeven voor deze (terug)betalingen. Daarbij komt dat factuur 2018-0001 een aantal opvallendheden vertoont. De factuur 2018-0001 is op 15 mei 2018 opgemaakt, ruim zes maanden na de verleende diensten in de periode van 1 januari 2017 tot en met 29 oktober 2017, wat in het normale handelsverkeer niet gebruikelijk is. Het laatste getal van factuur 2018-0001 duidt er bovendien op dat [bedrijf 4] niet eerder dan in mei haar eerste factuur verzonden heeft.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de overeenkomst van opdracht en de facturen niet overeenkomen met de werkelijkheid.
Verdachte heeft de overeenkomst van opdracht en factuur 2018-0001 ingebracht in de civiele procedure tegen gemeente Apeldoorn c.s. Factuur 2018-0074 is aangetroffen in de woning van [naam 1] aan de [adres 3] . Uit het dossier volgt niet dat verdachte deze factuur heeft overgelegd in de civiele procedure. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het opzettelijk gebruik maken van de valse factuur 2018-0074 (feit 4, sub d ten aanzien van [bedrijf 4] ).
[bedrijf 5]
Op 27 oktober 2019 heeft verdachte ten behoeve van de civiele procedure tegen de gemeente Apeldoorn c.s. twee facturen (2018-0002 en 2019-0008) afkomstig van [bedrijf 5] overgelegd. [35] Factuur 2018-0005 is op 6 december 2019 ingebracht in dezelfde procedure. [36]
[bedrijf 5] is vanaf 1 april 2017 ingeschreven in het handelsregister als eenmanszaak. [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 3] 1994, is de eigenaar van [bedrijf 5] . [37]
In het (hierboven reeds genoemde) overzicht ingehuurde personeelsleden staat dat door [bedrijf 6] de volgende personen zouden zijn ingehuurd via [bedrijf 5] . [38]
Medewerker
Vanaf
T/m
Jaar
[medeverdachte]
April 2017
Juni 2018
2017, 2018
[getuige 8]
April 2017
Juli 2018
2017, 2018
[getuige 9]
April 2017
Juni 2018
2017, 2018
[getuige 7]
Maart 2017
Juli 2018
2017, 2018
[getuige 10]
December 2017
Mei 2018
2017, 2018
[getuige 11]
Juli 2017
Juli 2018
2017, 2018
In de aangeleverde facturen staat dat [bedrijf 6] in totaal een bedrag van € 265.856,00 verschuldigd zou zijn aan [bedrijf 5] .
Factuurnummer
Factuurdatum
Vervaldatum
Bedrag
2018-0002 [39]
04-01-2019
18-01-2018
€ 183.601,00
2018-0005 [40]
20-06-2018
04-07-2018
€ 82.255,00
2019-0008 [41]
07-07-2019
21-07-2019
€ 15.700,00
Totaal
€ 265.856,00
Volgens factuur 2018-0002 zou [bedrijf 5] 8345,5 uur zorg hebben verleend à € 22,00 per uur. De omschrijving op de factuur is ‘Dienstverlening periode april - december 2017’. [42]
Volgens een berekening van de politie hebben de zes via [bedrijf 5] ingehuurde personen die in het overzicht zijn genoemd ( [medeverdachte] , [getuige 9] , [getuige 8] , [getuige 7] , [getuige 10] en [getuige 11]
)ieder 5,08 uur per dag, inclusief zaterdagen en zondagen, gewerkt als de op de factuur genoemde zorguren (8345,5) daadwerkelijk zijn gemaakt. [43]
[getuige 8] heeft verklaard dat hij stage heeft gelopen bij [bedrijf 6] in het kader van zijn opleiding. Hij heeft geen loon- en/of stagevergoeding ontvangen van [bedrijf 6] . Hij heeft niet gewerkt voor [bedrijf 5] en/of [bedrijf 3] . [44]
[getuige 11] heeft verklaard dat hij als begeleider en ondersteuner heeft gewerkt voor [bedrijf 6] . Hij heeft nooit gewerkt voor [bedrijf 5] , het bedrijf van zijn schoonzus. [45]
[getuige 12] heeft weliswaar verklaard dat zij heeft gewerkt voor [bedrijf 5] , het bedrijf van haar zus. Zij weet echter niet meer of zij collega’s had bij [bedrijf 5] en zij weet niet of haar man, de heer [getuige 11] (de rechtbank begrijpt: [getuige 11] ), voor [bedrijf 6] of voor [bedrijf 5] heeft gewerkt. (proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 12] bij de rechter-commissaris van 31 oktober 2023, geen deel uitmakend van het doorgenummerde dossier, p. 9).
De rechtbank ziet reden om te twijfelen aan de verklaring van [getuige 12] en wijst in dat kader op de familiaire banden tussen alle betrokkenen. [getuige 12] is de zus van medeverdachte [medeverdachte] en daarmee de schoonzus van verdachte. Het is niet aannemelijk dat [getuige 12] niet wist of zij collega’s had bij [bedrijf 5] en meer in het bijzonder dat zij niet wist of haar man, met wie zij een gezamenlijke huishouding voerde, voor hetzelfde bedrijf werkte als zijzelf, te meer omdat [getuige 11] stellig heeft ontkend dat hij heeft gewerkt voor [bedrijf 5] .
Gelet op het aantal uren dat de zes in het overzicht genoemde en via [bedrijf 5] ingehuurde personen dagelijks, zeven dagen in de week, zouden hebben moeten maken, is het naar het oordeel van de rechtbank onaannemelijk dat de zes in het overzicht genoemde personen het genoemde aantal zorguren (8345,5) in de periode april tot en met december 2017 hebben gemaakt, te meer omdat verschillende werknemers ( [getuige 8] en [getuige 11] ) hebben verklaard dat zij nooit voor [bedrijf 5] hebben gewerkt. Daarbij komt nog dat volgens de administratieve gegevens van [bedrijf 6] drie medewerkers, te weten [bedrijf 3] , [medeverdachte] en [getuige 9] , niet alleen ingehuurd werden via [bedrijf 5] , maar ook via [bedrijf 3] .
Uit onderzoek door de politie naar de belastinggegevens van de ingehuurde personeelsleden volgt dat [getuige 9] , [bedrijf 3] , [getuige 10] en [getuige 11] geen inkomsten hebben ontvangen vanuit [bedrijf 5] . Van [getuige 8] zijn bij de belastingdienst geen gegevens bekend. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de facturen van [bedrijf 5] kloppen, maar nooit zijn uitbetaald. Vanwege betalingsproblemen bij [bedrijf 6] heeft verdachte de personen die via [bedrijf 5] (via detachering) voor hem hebben gewerkt zelf tegen een lager tarief (zonder detacheringskosten) via [bedrijf 6] uitbetaald.
Het standpunt van verdachte vindt geen steun in de overige belastinggegevens. Zo heeft [bedrijf 3] in de aangifte inkomstenbelasting 2017 geen inkomsten vanuit [bedrijf 6] opgegeven. [getuige 9] heeft in de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 april 2017 € 2.960,00 bruto inkomsten gehad van [bedrijf 6] , waarbij moet worden opgemerkt dat deze periode slechts voor één maand (april) overeenkomt met de periode waarop factuur 2018-0002 ziet.
[getuige 10] heeft blijkens de fiscale gegevens in de periode van 1 december 2017 tot en met 30 juni 2018 looninkomsten gehad van [bedrijf 6] ter hoogte van € 1.546,00. [getuige 10] heeft geen inkomen ontvangen in de periode april tot en met december 2017, de periode waarop factuur 2018-0002 ziet. [getuige 11] heeft in 2017 inkomsten uit loon verkregen van [bedrijf 6] van in totaal € 7.509,00. [46]
De facturen van [bedrijf 5] niet zijn opgenomen in de fiscale gegevens van [bedrijf 5] . [bedrijf 5] is bij de belastingdienst niet bekend als werkgever. Uit saldo en transactiegegevens van bankrekeningnummer [rekeningnummer 7] volgt dat [bedrijf 6] in de periode tussen 16 november 2017 en 6 september 2018 verschillende betalingen (totaal € 46.000,00) heeft verricht aan [bedrijf 5] . [47]
Gelet op het feit dat [bedrijf 5] bij de belastingdienst niet bekend is als werkgever en gelet op het feit dat uit fiscale gegevens van individuele werknemers geen loonbetalingen vanuit [bedrijf 5] bekend zijn, roept het bedrag dat door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] is betaald (€ 46.000,00) vragen op. De betalingen hebben kennelijk geen betrekking op een vergoeding voor ingehuurde werknemers en verdachte heeft geen uitleg gegeven over deze betalingen.
Factuur 2018-0002 vertoont daarnaast een aantal opvallendheden. De vervaldatum van factuur 2018-0002 is 18 januari 2018, terwijl de factuur dateert van 4 januari 2019. Factuur 2018-0002 ziet op de periode april 2017 tot en met december 2017. Het overzicht van via [bedrijf 5] ingehuurde personeelsleden ziet op de periode maart 2017 tot en met juli 2018.
Ten aanzien van factuur 2018-0005 is opvallend dat op de laptop van [medeverdachte] eveneens een factuur is aangetroffen met hetzelfde factuurnummer, met dezelfde factuurdatum en in de omschrijving eveneens ‘dienstverlening januari – juni 2018’. [48] Echter de factuur die op de laptop van [medeverdachte] is aangetroffen ziet op een bedrag van € 2.300,00, terwijl de factuur op de tenlastelegging ziet op een bedrag van € 82.255,00. [medeverdachte] heeft ter terechtzitting geen verklaring gegeven voor het naast elkaar bestaan van deze twee facturen.
Volgens factuur 2019-0008 heeft [bedrijf 5] 314 uur à € 50,00 in rekening gebracht bij [bedrijf 6] voor juridische en administratieve dienstverlening + consultatie in de periode juli 2017 - december 2019. De factuurdatum is 7 juli 2019. [medeverdachte] heeft verklaard dat de gefactureerde uren van factuur 2019-0008 zien op haar eigen werkzaamheden voor [bedrijf 6] . Zij heeft vanwege de betalingsproblemen bij [bedrijf 6] nooit betaald gekregen. [49]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de facturen werden opgesteld op basis van geprognosticeerde (nog te maken) uren. De facturen zouden later eventueel kunnen worden aangepast als werkzaamheden niet zouden zijn verricht.
De door verdachte geschetste gang van zaken, betreffende het vooraf factureren op basis van Persoonsgebonden budget (hierna: PGB) of juridische diensten onder voorbehoud van correcties achteraf, is naar het oordeel van de rechtbank ongebruikelijk en onaannemelijk, te meer omdat de gemeente achteraf een verantwoording eist voor het aantal uren aan verleende gekwalificeerde zorg zoals vermeld in de factuur. Uit de raamovereenkomst Regio Centraal Gelderland volgt dat ex artikel 7 lid 5 Algemene Bepalingen IAS Sociaal Domein Centraal Gelderland, Tarieven en facturatie alleen daadwerkelijke geleverde en geïndiceerde zorg wordt vergoed en dat ex instapcriteria 4 Sociaal Domein 2016 Regio Centraal Gelderland de opdrachtnemer dient te beschikken over aantoonbaar bekwaam en gekwalificeerd personeel voor het uitvoeren van de gevraagde dienstverlening en dat de opdrachtnemer voldoende gekwalificeerd personeel in dient te zetten. [50]
Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat de drie facturen niet overeenstemmen met de werkelijkheid en onjuist zijn opgesteld. Ze zien op niet of niet juist uitgevoerde werkzaamheden. Daarmee zijn de facturen niet in overeenstemming met de werkelijkheid. Verdachte, die als opdrachtnemer van de gemeente wist of kon weten hoeveel PGB-uren aan cliënten waren toegekend en ook behoort te weten dat een factuur conform de overeenkomst diende te zien op daadwerkelijk verleende diensten en niet op nog te verlenen diensten wist of kon weten dat de facturen van [bedrijf 5] niet klopten. Verdachte heeft deze facturen in het geding gebracht als zijnde facturen voor verleende zorg/diensten ter onderbouwing van de kostenposten voor inhuur derden op de jaarrekeningen van 2017 en 2018. Tezamen met het aanleveren van de valse betalingsbewijzen heeft [bedrijf 6] het willen doen voorkomen dat er inderdaad kosten zijn gemaakt conform de post inhuur van derden.
Oogmerk en feitelijk leidinggeven
De onjuist opgemaakte documenten zijn geschriften die als bewijs van enig feit (kunnen) dienen. Met het oogmerk om derden te misleiden heeft verdachte de documenten valselijk opgemaakt en deze vervolgens ingebracht. Verdachte heeft zo willen doen voorkomen alsof hij meer personeel via derden heeft ingehuurd dan het geval was, zodat hij (fictief) meer uren kon verantwoorden en meer kon declareren bij de gemeenten.
Het (doen) opmaken van facturen, betalingsbewijzen en een overeenkomst van opdracht zijn handelingen die worden verricht in de sfeer van en ten dienste van de rechtspersoon. Het vervalsen van deze documenten kan aan [bedrijf 6] worden toegerekend. Verdachte heeft ten aanzien van het vervalsen de leiding en het initiatief genomen. Het door verdachte gevoerde beleid heeft onvermijdelijk geleid tot de strafbare gedragingen. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte feitelijk heeft leidinggegeven aan de strafbare gedragingen.
Medeplegen
De rechtbank komt tot de conclusie dat ten aanzien van het valselijk opmaken van de stukken met betrekking tot [bedrijf 4] (sub a, b en d) sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam 1] . De rechtbank overweegt daartoe als volgt. [bedrijf 4] is een onderneming van [naam 1] . [naam 1] heeft bovendien verklaard dat hij wetenschap had van de valse stukken en dat hij de (valse) overeenkomst van opdracht heeft getekend. Ten aanzien van het opzettelijk gebruik maken van deze valse geschriften is niet gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam 1] . De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het valselijk opmaken van de stukken met betrekking tot [bedrijf 5] .
Verdachte en [medeverdachte] waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten gehuwd. [medeverdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat zij op de hoogte was van de betalingsproblemen van [bedrijf 6] en dat verdachte de werknemers direct vanuit [bedrijf 6] zou betalen en niet conform de facturen die in geding zijn.
Uit onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte] volgt dat [medeverdachte] op 6 juli 2017 via WhatsApp aan verdachte het volgende schrijft.
[medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ): Is oneerlijk wat je doet.
[medeverdachte] : Is geen eerlijk geld.
[medeverdachte] : Maarja
[medeverdachte] : Je moet zelf weten.
Op 13 november 2018 communiceren [medeverdachte] en verdachte over betalingen door gemeenten.
[verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte): Kan jij naar westervoort enz bellen voor de betaling vn [bedrijf 4] ?
[medeverdachte] : Arnhem heeft wel alles goedgekeurd [bedrijf 6] en [bedrijf 4]
In een chat van 19 april 2020 vraagt [medeverdachte] aan verdachte het volgende
[medeverdachte] : Wanneer doen we de uren?. [51]
Op 23 juli 2020 schrijft verdachte in een chat aan [medeverdachte] het volgende:
[verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte): 168 K
[verdachte] : Ga ik betalen
[verdachte] : Ze gaan anders jou aansprakelijk stellen van fraude vanuit [bedrijf 5]
[medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ): Ja we kunnen er niet meer omheen denk ik [52]
Op de laptop van [medeverdachte] zijn facturen van [bedrijf 5] met data uit 2018 aan [bedrijf 6] aangetroffen, die alle laatstelijk zijn aangepast op 3 januari 2020. [53]
Op de laptop van [naam 1] zijn facturen van [bedrijf 5] gericht aan [bedrijf 6] aangetroffen. [54]
[naam 1] heeft verklaard dat hij niets te maken had met de administratie van [bedrijf 5] . Verdachte heeft de facturen van [bedrijf 5] (en betalingsbewijzen hiervan) zelf opgesteld. [55] Verdachte heeft bekend dat hij de betalingsbewijzen valselijk heeft opgesteld. [56]
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het valselijk opmaken van facturen van [bedrijf 5] en dat daarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] . Ten aanzien van het opzettelijk gebruik maken van deze valse geschriften is niet gebleken van deze nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank acht het tenlastegelegde onder 3 (met uitzondering van het betalingsbewijs [bedrijf 4] , sub c) en het tenlastegelegde onder 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde medeplegen.
Feiten 5 en 6
Ten aanzien van het vervalsen van de 24 salarisspecificaties op naam van [getuige ] (sub a), de 20 betalingsbewijzen ter zake van een voorschot met betrekking tot zorgdiensten Arnhem (sub f) en de 8 betalingsbewijzen inzake factuurnummer 2018-0024, 2019-002, 2019-0016 en 2019-0026 (sub g) is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
Bewijsmiddelen:
  • 24 salarisspecificaties op naam van [getuige ] , p. 3232 t/m p. 3255;
  • 20 betalingsbewijzen met omschrijving ‘voorschot m.b.t. zorgdiensten Arnhem’, p. 3998, p. 3999, p. 4001 t/m p. 4005, p. 4007 t/m p. 4012, p. 4014 t/m p. 4020;
  • 8 betalingsbewijzen inzake factuurnummers 2018-0024, 2019-0002, 2019-0016 en 2019-0026, p. 3993 t/m p. 3997, p. 4000, p. 4006 en p. 4013;
  • proces-verbaal van bevindingen, p. 3194;
  • De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2024.
Verdachte heeft verder op 14 mei 2020 namens [bedrijf 6] ten behoeve van het rechtmatigheidsonderzoek van de gemeente Arnhem vier facturen ingebracht afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummers 2018-0024, 2019-0002, 2019-0016 en 2019-0026), telkens betreffende een halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem over de periode januari 2018 tot 19 oktober 2020. [57] Uit deze door verdachte aangeleverde facturen volgt dat tussen januari 2018 en 19 oktober 2020 in totaal voor 4.756 uren zorg is verleend voor een bedrag van € 144.525,00. [58]
[bedrijf 6] heeft in februari 2019 een personeelsoverzicht aangeleverd, waaruit volgt dat bij [bedrijf 6] destijds vijf medewerkers werkzaam waren binnen de regio, waaronder verdachte zelf. [bedrijf 6] heeft via [bedrijf 5] vier personen ingehuurd, te weten [getuige 11] , [getuige 12] - [medeverdachte] , [medeverdachte] en [getuige 7] . [59]
Zoals reeds is overwogen onder feit 3 en 4 stelt de rechtbank vast dat [bedrijf 3] en [getuige 11] niet voor [bedrijf 5] hebben gewerkt en vindt de rechtbank de verklaring van [getuige 12] niet aannemelijk. De gefactureerde uren kunnen dan ook niet door de in het aangeleverde personeelsoverzicht genoemde personen zijn gemaakt.
Uit de facturen van [bedrijf 5] blijkt dat de factuurbedragen overgemaakt dienden te worden naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 8] . Volgens de aangeleverde betaalbewijzen zou zijn betaald op rekeningnummer [rekeningnummer 9] , het bankrekeningnummer van [bedrijf 5] . Van deze betaalbewijzen heeft verdachte bekend dat deze vals zijn.
Uit een analyse van de bankrekening [rekeningnummer 1] ( [bedrijf 6] ) volgt dat naar bankrekeningnummers op naam van [bedrijf 5] een bedrag van bedrag van € 46.100,00 is overgemaakt, waarvan € 8.040,00 in de periode van juli 2018 tot en met 2019, de periode waarop deze facturen van [bedrijf 5] zien. [60] Gelet op de verklaring van verdachte dat hij via [bedrijf 5] ingehuurd personeel vanwege betalingsproblemen zelf heeft uitbetaald via [bedrijf 6] om een hoger uurtarief en de kosten voor detachering te ontwijken is niet duidelijk waarop deze betalingen aan [bedrijf 5] dan zien. Verdachte heeft hiervoor geen verklaring gegeven.
Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat de vier facturen niet overeenstemmen met de werkelijkheid en onjuist zijn opgesteld. Ze zien (deels) op niet uitgevoerde werkzaamheden en zijn daarmee vals. Verdachte, die als opdrachtnemer van de gemeente Arnhem wist of kon weten hoeveel PGB-uren aan cliënten waren toegekend en ook behoort te weten dat een factuur ziet op daadwerkelijk verleende diensten en niet op nog te verlenen diensten, wist of had moeten weten dat de facturen van [bedrijf 5] niet klopten. Verdachte heeft deze facturen aan de gemeente Arnhem toegestuurd in verband met een door de gemeente Arnhem uitgevoerd rechtmatigheidsonderzoek. [bedrijf 6] heeft daarmee de gedeclareerde zorguren willen onderbouwen.
Feitelijk leidinggeven en oogmerk
De valselijk opgemaakte documenten zijn geschriften die als bewijs van enig feit (kunnen) dienen. Met het vervalsen van de documenten en deze inbrengen in het rechtmatigheidsonderzoek bij de gemeente Arnhem heeft verdachte het oogmerk gehad om derden te misleiden. Hij heeft bij de gemeente Arnhem willen doen voorkomen dat de gedeclareerde zorguren correct zijn. Het (doen) opmaken van facturen, betalingsbewijzen en een overeenkomst van opdracht zijn handelingen die worden verricht in de sfeer van en ten dienste van de rechtspersoon. Het vervalsen van deze documenten kan aan [bedrijf 6] worden toegerekend. Verdachte heeft ten aanzien van het vervalsen de leiding en het initiatief genomen. Het door verdachte gevoerde beleid heeft onvermijdelijk geleid tot de strafbare gedragingen. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte feitelijk heeft leidinggegeven aan de strafbare gedragingen.
Medeplegen
Uit het appcontact tussen verdachte en [medeverdachte] , de facturen van [bedrijf 5] die zijn aangetroffen op de laptop van [medeverdachte] in samenhang met de partnerrelatie tussen verdachte en [medeverdachte] , zoals onder feit 3 en 4 reeds is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , ook ten aanzien van de genoemde facturen onder feit 5 en 6.
Gelet op het feit dat – naast facturen van [bedrijf 5] - 24 (valse) salarisspecificaties over 2018 en 2019 van [bedrijf 6] op naam van [getuige ] zijn aangetroffen op de laptop van [naam 1] komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte ook in vereniging heeft gehandeld met hem ten aanzien van feit 5. [61]
Conclusie
De rechtbank acht het onder feit 5 en 6 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het onder 6 ten laste gelegde medeplegen.
Feiten 7 en 8
Ten aanzien van het vervalsen van de jaarrekeningen 2017 (sub b) en 2018 (sub c) is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
Bewijsmiddelen:
  • Jaarrekening 2017 [bedrijf 6] (AH.001-402, p. 2520);
  • Jaarrekening 2018 [bedrijf 6] (AH.001-706, p. 3098);
  • proces-verbaal van bevindingen, p. 1187-1192;
  • verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2024.
Jaarrekening 2016 (AH.001-401)
Door verdachte is in de civiele procedure tegen de gemeente Apeldoorn c.s. op 27 oktober 2019 een jaarrekening 2016 van [bedrijf 6] v.o.f. overgelegd. [62] Deze jaarrekening werd aangetroffen op de laptop van [naam 1] en is voor het laatst is gewijzigd op 5 juli 2019. [63] In deze jaarrekening van 2016 staat vermeld dat in totaal € 10.600,00 aan personeelskosten zijn gemaakt.
Door verdachte zijn in de civiele procedure tegen de gemeente Apeldoorn c.s. salarisspecificaties en jaaropgaves overgelegd van de werknemers [getuige ] , [getuige 5] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] over 2016 ter onderbouwing van deze kostenpost op de jaarrekening. Uit die aangeleverde salarisspecificaties en jaaropgaves volgt een bedrag van € 9.807,04 aan totale loonkosten voor genoemde medewerkers (heffingsloon en premies werknemersverzekeringen/ werkgeversheffing ZVW). Hiervan is het totale heffingsloon € 8.315,75. Het brutoloon (de rechtbank begrijpt: het heffingsloon) dat bekend is bij de Belastingdienst voor genoemde medewerkers betreft in totaal € 4.917,00. Daarmee is sprake van een verschil van € 3.399,00 tussen het heffingsloon dat volgt uit de aangeleverde salarisspecificaties en het heffingsloon zoals bekend bij de Belastingdienst.
Uit de salarisspecificaties volgt verder dat aan de medewerkers in totaal aan nettoloon € 6.951,56 is betaald op een bankrekeningnummer. Uit een analyse van de bankrekeningen in gebruik bij verdachte volgt dat er € 4.089,44 is uitbetaald aan die werknemers. Daarmee is er sprake van een verschil van € 2.862,12. [64]
Uit het voorgaande volgt dat de loonkosten zoals vermeld in de jaarrekening 2016 zoals overgelegd door [bedrijf 6] in de civiele procedure tegen de gemeente Apeldoorn c.s. niet overeenkomt met de totale loonkosten, die volgen uit de in dezelfde procedure overgelegde salarisspecificaties. Dat de vermeldde loonkosten niet juist zijn, volgt ook uit het verschil tussen het bij de Belastingdienst bekende heffingsloon over 2016 en het heffingsloon dat volgt uit de salarisspecificaties. Verder blijkt dat het loon dat volgens de salarisspecificaties in 2016 is uitbetaald niet overeenkomt met het daadwerkelijk betaalde loon.
Het bedrag aan personeelskosten zoals volgt uit de salarisspecificaties, uit de gegevens van de Belastingdienst en uit de analyse van de bankrekeningen is telkens wisselend. Verdachte heeft verklaard dat de overgelegde salarisspecificaties vals zijn. De overgelegde salarisspecificaties zijn opgesteld/gebruikt ter onderbouwing van de post personeelskosten op de jaarrekening 2016. Zelfs wanneer de salarisspecificaties buiten beschouwing blijven stelt de rechtbank vast dat er een aanzienlijk verschil bestaat tussen de post personeelskosten op de jaarrekening 2016 (€ 10.600,00) enerzijds en het brutoloon van de werknemers [getuige ] , [getuige 5] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] zoals bekend bij de Belastingsdienst (€ 4.917,00) en de uitbetaalde lonen aan die werknemers anderzijds (€ 4.089,44). Dat de post personeelskosten meer zou omvatten dan alleen de loonkosten is ter terechtzitting - anders dan dat die kosten voor het overige zouden zien op kosten voor eten en drinken of een laptop - onvoldoende onderbouwd. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de post ‘personeelskosten’ op de jaarrekening 2016 niet overeenkomt met de werkelijkheid.
Oogmerk en feitelijk leidinggeven
De jaarrekening 2016 is gewijzigd op of vlak voor de dag als waarop de salarisspecificaties en jaaropgaves van 2016 zijn gewijzigd (7 juli 2019). De betalingen door de gemeente Apeldoorn c.s. waren reeds opgeschort. Verdachte heeft de jaarrekening aangepast ter onderbouwing van de gedeclareerde zorguren. Met het opmaken van de documenten die niet overeenstemmen met de werkelijkheid en deze inbrengen in de civiele procedure heeft verdachte het oogmerk gehad om derden te misleiden. Hij heeft willen doen voorkomen alsof hij meer kosten aan personeel (al dan niet ingehuurd via derden) heeft gehad dan in werkelijkheid het geval is geweest. Het (doen) opmaken van jaarrekeningen is een handeling die wordt verricht in de sfeer van en ten dienste van de rechtspersoon. Het vervalsen van de jaarrekening 2016 is een handeling die aan [bedrijf 6] kan worden toegerekend. Verdachte is als bestuurder hiervoor verantwoordelijk. Bovendien is hij degene die hiertoe het initiatief heeft genomen. Het aanpassen van de jaarrekening is een handeling die paste in het door verdachte gevoerde beleid. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte feitelijk heeft leidinggegeven aan de strafbare gedragingen.
Medeplegen
[naam 1] heeft verklaard dat hij de jaarrekeningen heeft samengesteld voor [bedrijf 6] vanaf het jaar 2016 op basis van administratie die hij van verdachte kreeg. Hij heeft verschillende versies van de jaarrekeningen gemaakt. [65] Hij was ervan op de hoogte dat de jaarrekening op punten niet klopte. Door zijn burn-out heeft hij alles geaccepteerd. Hij had veel ellende aan zijn hoofd. Hij heeft zich laten misbruiken en hij kon niet meer kritisch nadenken op dat moment. Hij heeft in opdracht van verdachte de jaarrekeningen aangepast in 2019, maar hij wist niet dat verdachte de stukken naar de rechter zou sturen. [66] De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met [naam 1] de documenten heeft vervalst. Ten aanzien van het opzettelijk gebruik maken van deze valse geschriften is niet gebleken van deze nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank acht het tenlastegelegde onder feit 7 en 8 wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het onder 8 ten laste gelegde medeplegen. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Valsheid in geschrift jegens [bank 1] (feit 9 en 10) [67]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 18 december 2018 is op naam van verdachte en [medeverdachte] een hypotheekafgesloten. [medeverdachte] heeft medio 2020 via [hypotheekverstrekker 2] een aanvraag gedaan om deze hypotheek over te sluiten op (alleen) haar naam. [aangever] heeft naar aanleiding van deze aanvraag namens de [bank 1] op 12 oktober 2021 aangifte gedaan. [68]
Ter onderbouwing van de aangifte zijn de volgende stukken overgelegd die de [bank 1] heeft ontvangen in verband met de aanvraag van verdachte tot het oversluiten van de hypotheek.
  • een werkgeversverklaring waaruit volgt dat het dienstverband van verdachte bij [bedrijf 9] is ingegaan op 1 juni 2018;
  • een salarisspecificatie vanuit [bedrijf 9] met betrekking loon van juli 2020 ad € 2.294,17;
  • drie bijschrijvingen van salaris over de maanden juni, juli en augustus 2020 van telkens € 2.294,17;
  • een aangepaste werkgeversverklaring van [bedrijf 9] waaruit volgt dat het dienstverband van [medeverdachte] bij [bedrijf 9] is ingegaan op 1 januari 2020;
  • een aangepaste salarisspecificatie van juli 2020 waaruit volgt dat het dienstverband van [medeverdachte] is ingegaan op 1 januari 2020;
  • een arbeidsovereenkomst tussen [naam 2] , vertegenwoordigd door [getuige 14] en [medeverdachte] met als datum van indiensttreding 1 januari 2020.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [getuige 13] , hypotheekadviseur van [hypotheekverstrekker 2] , heeft de hypotheekaanvraag voor [medeverdachte] verzorgd. Niet [medeverdachte] maar verdachte was zijn contactpersoon. Alle stukken die nodig waren voor de hypotheekaanvraag heeft [getuige 13] van verdachte gekregen. Alle contacten verliepen ook via hem. [70] Op 22 september 2020 heeft [getuige 13] aan verdachte gemaild dat hypotheekverstrekker [hypotheekverstrekker 1] aanvullende stukken wilde ontvangen ter beoordeling van de hypotheekaanvraag, te weten een UWV verzekeringsbericht en een overzicht van bijschrijvingen van salaris in de laatste drie maanden. Op 23 september 2020 heeft verdachte een link naar [getuige 13] verzonden met daarin de documenten. Hij heeft verder het volgende gemaild. [71]
Hierbij de documenten. Er is nu een toelichting v/d werkgever. Hiernaast is de loonstrook aangepast naar startdatum 1 januari 2020. Het was inderdaad een concentratiefoutje van mn tante. Bedrijf staat blijkbaar op haar naam. Arbeidsovereenkomst is ook toegevoegd. Hiernaast heb ik de salarisbetalingen toegevoegd.
De toevoeging op de werkgeversverklaring is ondertekend door [getuige 14] van [bedrijf 9] en heeft de volgende inhoud. [72]
Mevrouw [medeverdachte] is sinds 1 juni 2018 werkzaam als zzp’er in de functie ‘adviseur’. Per 1 januari 2020 is mevrouw in dienst getreden als ‘adviseur’. Vanaf 1 januari 2020 is mevrouw geen zzp’er meer voor [bedrijf 9] .
De toegevoegde werkgeversverklaring is een werkgeversverklaring met als ingangsdatum van het dienstverband 1 januari 2020, ondertekend door [getuige 14] op 30 juli 2020 [73] , een salarisspecificatie van juli 2020, waaruit volgt dat [medeverdachte] op 1 januari 2020 in dienst is gekomen [74] en een arbeidsovereenkomst van 23 december 2019 tussen [naam 2] en [medeverdachte] waarin staat dat [medeverdachte] per 1 januari 2020 in dienst zal treden als adviseur [75] .
De rechtbank stelt vast dat er twee verschillende werkgeversverklaringen zijn ingediend ten behoeve van de hypotheekaanvraag, waarvan één als datum van indiensttreding 1 juni 2018 vermeldt en de andere 1 januari 2020. Voor het overige zijn de werkgeversverklaringen identiek. Ook zijn twee versies van de salarisspecificatie van juli 2020 ingediend, waarvan één als datum van indiensttreding 1 juni 2018 vermeldt en de ander 1 januari 2020. Voor het overige zijn de salarisspecificaties identiek.
De loonbetalingen van juni, juli en augustus 2020 hebben in werkelijkheid niet plaatsgevonden. [76]
Getuige [getuige 14] , vennoot van [naam 2] , heeft verklaard dat zij de werkgeversverklaring niet heeft ondertekend. Zowel de werkgeversverklaring als de salarisspecificatie zijn niet door haar of vanuit [naam 2] opgemaakt. [77] [getuige 14] kent [medeverdachte] wel, maar niet als collega, verklaarde zij aan [aangever] . [78]
Op de laptop van [medeverdachte] zijn verschillende documenten aangetroffen die verband houden met de hypotheekaanvraag, waaronder een loonstrook van juli 2020 met datum van indiensttreding 1 juni 2018 en afschriften van loonbijschrijvingen van de maanden juni tot en met augustus en daarnaast een brief aan de [bank 1] , waarin [medeverdachte] beschrijft dat haar ex-vriend de boel verpest zou hebben terwijl zij zich in die periode in het ziekenhuis in Turkije bevond, en overige correspondentie met de bank en een werkgeversverklaring van [naam 2] met ingangsdatum 1 juni 2018. [79]
Uit gegevens van het UWV volgt niet dat [medeverdachte] in dienstverband is (geweest) bij [naam 2] . [80]
[medeverdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat de werkgeversverklaring van [naam 2] wel klopt. Zij zou in 2018 beginnen als zzp’er, maar is in 2020 in loondienst gegaan. Zij heeft in 2020 opnieuw een werkgeversverklaring aangevraagd. Haar contact verliep niet via [getuige 14] , maar via [naam 3] . De werkgeversverklaring is digitaal ondertekend (p. 4414).
[medeverdachte] heeft verder ter terechtzitting verklaard dat de salarisspecificaties en de bankoverschrijvingen niet kloppen. Haar toenmalige vriend [naam 4] heeft deze echter zonder haar medeweten vervalst en doorgestuurd naar verdachte. [medeverdachte] verkeerde op dat moment in slechte gezondheid. Ze verbleef in Turkije in een ziekenhuis en heeft zich niet met de onderhavige zaken kunnen bezighouden. Het loon fungeerde als een soort spaarpotje; zij zou pas aan het eind van het jaar haar loon ontvangen. Dit is volgens haar ook de reden waarom het dienstverband (nog) niet op het UWV verzekeringsbericht staat vermeld.
De rechtbank stelt vast dat de salarisspecificaties (sub b en g) en de bankoverschrijvingen (sub c t/m e) vals zijn. De rechtbank komt ten aanzien van de werkgeversverklaringen en de arbeidsovereenkomst tot dezelfde vaststelling. De rechtbank betrekt bij dit oordeel de verklaring van [getuige 14] en de verschillende versies van de werkgeversverklaring van [naam 2] , die, inclusief de datum van ondertekening op 30 juli 2020, identiek zijn, op de datum van indiensttreding na. De wijziging op de werkgeversverklaring, betreffende de aanpassing van de datum van indiensttreding van 1 juni 2018 naar 1 januari 2020 is dezelfde wijziging als die is aangebracht op de salarisspecificaties, waarvan [medeverdachte] heeft bekend dat deze vals zijn. Voor de stelling dat de man van [getuige 14] , [naam 3] de documenten zou hebben opgesteld en ondertekend biedt het dossier geen aanknopingspunten.
De rechtbank vindt de verklaring van [medeverdachte] dat haar toenmalige vriend [naam 4] salarisspecificaties en bankoverschrijvingen heeft vervalst en ingediend ongeloofwaardig en schuift deze ter zijde. Uit het dossier volgt niets dat wijst op de betrokkenheid van [naam 4] .
[medeverdachte] heeft (via verdachte) doelbewust en weldoordacht valse stukken aangeleverd aan hypotheekadviseur [getuige 13] om te onderbouwen dat sprake was van een dienstverband en looninkomsten. Met dit fictieve inkomen heeft zij de bank willen misleiden en willen overtuigen dat zij voldoende inkomen uit arbeid had om de hypotheek op haar naam te laten overschrijven. Dat zij hiertoe geen noodzaak zou hebben, omdat zij voor het verkrijgen van een hypotheek over voldoende box3-inkomen zou beschikken, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen. Er zijn geen stukken ingebracht ter onderbouwing van dit verweer.
Op 13 oktober 2020 heeft verdachte een ‘Brief [bank 1] pdf’ via WhatsApp gedeeld met [medeverdachte] . Tussen verdachte en [medeverdachte] heeft het volgende WhatsAppgesprek plaatsgevonden.
[verdachte] (De rechtbank begrijpt: verdachte): [naam 5] ik heb echt bullshit verhaal van gemaakt
[verdachte] : Als het goed is, mailen we het naar die knakker
[medeverdachte] (De rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ): Hahahahahahhahahaha
[verdachte] : echt een lulkoek verhaal
[medeverdachte] : Jaa
[medeverdachte] : Dat wel [81]
[medeverdachte] heeft deze brief op 15 oktober 2020 verzonden naar de [bank 1] . [82]
Op 6 oktober 2020 heeft verdachte aan [medeverdachte] twee voorbeeldbrieven gestuurd, waarin hij uitleg geeft bij de stukken naar aanleiding waarvan de bank contact heeft opgenomen met verdachte. Verdachte heeft daarbij vermeld:
[verdachte] : 2e is beter
[verdachte] : [naam 5] ik heb echt buikpijn hiervan. [83]
[medeverdachte] heeft deze mail op 20 december 2020 aan [aangever] van [bank 1] verzonden. [84]
Dat verdachte geen invloed op of inzicht had in de stukken die hij doorstuurde aan de hypotheekadviseur [getuige 13] acht de rechtbank gelet op het voorgaande ongeloofwaardig.
Bovendien volgt uit het hierboven aangehaalde mailbericht van verdachte aan [getuige 13] op 23 december 2020 dat verdachte inhoudelijk op de hoogte was van de stukken die hij doorstuurde. Verdachte wist niet alleen wélke stukken hij doorstuurde, hij wist eveneens op welk punt de stukken waren aangepast, blijkens zijn toelichting bij de hierboven genoemde doorgestuurde link. Bovendien moet verdachte, de partner van [medeverdachte] , hebben geweten welke werkzaamheden zij verrichtte. De rechtbank wijst in dat verband op het volgende bericht dat verdachte op 23 januari 2020 aan [getuige 13] heeft geschreven:
Hoi [getuige 13] , mijn vrouw en ik hebben besloten om vanaf heden niet meer ‘getrouwd’ te zijn voor de wet. We zijn nu getrouwd in gemeenschap van goederen. Het huis wil ik graag aan [medeverdachte] geven en de lasten en baten mogen op beide verantwoordelijkheid. [..] De verantwoordelijk mag op beide, de woning moet op haar naam. [85]
Verdachte moet hebben geweten dat bepaalde stukken niet voorhanden waren omdat geen sprake is geweest van werkzaamheden van [medeverdachte] bij [naam 2] . De rechtbank concludeert dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] bij het valselijk opmaken van de aan [naam 2] gerelateerde documenten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 9 en 10.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tot en met 10 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 1] ) en
/of[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ), op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2016 tot en met 3 april 2020, te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meernatuurlijke perso
(o
)n
(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, een of meergeschriften, te weten de navolgende:
[getuige ]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige ] voor de periode
vanaf 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2018 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige ]
(p. 3394 bijlage bij AH.005) en
/of
b. een aanvulling op de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige ] omtrent een
maandelijkse vergoeding van € 114,76 met daarop een handtekening van [getuige ] (p. 3397
bijlage bij AH.005) en
/of
c. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige ] met daarop vermeld een heffingsloon
ter hoogte van € 2.897 (p. 3845 bijlage bij AH.012) en
/of
d. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige ] met daarop vermeld een heffingsloon
ter hoogte van € 9.119 (p. 3419 bijlage bij AH.005) en
/of
e. 22 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige ]
(p. 3857 t/m 3859 en p. 3424 t/m 3435 en p. 3922 t/m 3928) en
/of
[getuige 2]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 2] voor de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 mei 2018 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 2] (p. 3401 bijlage bij AH.005) en
/of
b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 2] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 1.718 (p. 3847 bijlage bij AH.012) en
/of
c. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 2] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 3.274 (p. 3422 bijlage bij AH.005) en
/of
d. 19 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 2] (p. 3869 t/m 3873 en p. 3456 t/m 3464 en p. 3929 t/m 3933) en
/of
[getuige 3]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 3] voor de periode van 1 augustus 2016 tot en met 31 december 2017 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 3] (p. 3404 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 3] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 1.215 (p. 3848 bijlage bij AH.012) en
/of
c. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 3] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 7.758 (p. 3420 bijlage bij AH.005) en
/of
d. 8 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 3] (p. 3874 en p. 3441 t/m 3447) en
/of
[getuige 4]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 4] voor de periode

van 20 december 2016 tot en met 20 juli 2017 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 4] (p. 3410 bijlage bij AH.005) en/of

b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 4] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 124 (p. 3849 bijlage bij AH.012) en
/of
c. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 4] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 6.121 (p. 3421 bijlage bij AH.005) en
/of
d. 3 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 4] (p. 3879 en p. 3454 t/m 3455) en
/of
[getuige 5]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 5] voor de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2016 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 5] (p. 3398 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 5] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte
van € 2.358 (p. 3846 bijlage bij AH.012) en
/of
c. 4 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 5] (p.
3860 en p. 3863 en p. 3865 t/m 3866) en
/of
[getuige 6]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 6] voor de periode van 1 april 2017 tot en met 31 augustus 2017 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 6] (p. 3407 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 6] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 671 (p. 3823 bijlage bij AH.012) en
/of
c. een salarisspecificatie op naam van [getuige 6] , waaruit blijkt dat in de maand mei 2017 een
nettobedrag ter hoogte van € 127,50 aan salaris is uitbetaald aan [getuige 6] (p. 3466)
althans een of meer geschrift(en), dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen,
(telkens
)met het oogmerk om
dat/die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken
en/of
heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, bestaande die valsheid hierin dat
(telkens
)valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
[getuige ]
a. in die arbeidsovereenkomst staat dat [getuige ] vanaf 1 januari 2017 in dienst is
getreden bij werkgever [bedrijf 6] en/of dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de
periode van 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2018 en
/of
b. in die aanvulling op de arbeidsovereenkomst staat dat [bedrijf 6] en [getuige ] ter
aanvulling op de getekende arbeidsovereenkomst een maandelijkse vergoeding afspreken ter
hoogte van € 114,76 en
/of
c. in die jaaropgave 2016 op naam van [getuige ] staat dat [getuige ] over het jaar 2016 een bruto jaarinkomen heeft genoten van € 2.897 en
/of
d. in die jaaropgave 2017 op naam van [getuige ] staat dat [getuige ] over het jaar 2017 een bruto jaarinkomen heeft genoten van € 9.119 en
/of
e. in die salarisspecificaties staat dat een bedrag aan loon is betaald op het bankrekeningnummer
van [getuige ] - [getuige ] en
/of
[getuige 2]
a. in die arbeidsovereenkomst staat dat [getuige 2] voor de duur van 24 maanden in dienst zal
treden bij werkgever [bedrijf 6] en/of dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 mei 2018 en
/of
b. in die jaaropgave 2016 op naam van [getuige 2] staat dat [getuige 2] over het jaar 2016 een
bruto jaarinkomen heeft genoten van € 1.718 en
/of
c. in die jaaropgave 2017 op naam van [getuige 2] staat dat [getuige 2] over het jaar 2017 een
bruto jaarinkomen heeft genoten van € 3.274 en
/of
d. in die salarisspecificaties staat dat een bedrag aan loon is betaald op het bankrekeningnummer
van [getuige 2] en
/of
[getuige 3]
a. in die arbeidsovereenkomst staat dat [getuige 3] voor de duur van 17 maanden in dienst zal treden bij werkgever [bedrijf 6] en/of dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de periode 1 augustus 2016 tot en met 31 december 2017 en/of
b. in die jaaropgave 2016 op naam van [getuige 3] staat dat [getuige 3] over het jaar 2016 een bruto
jaarinkomen heeft genoten van € 1.215 en
/of
c. in die jaaropgave 2017 op naam van [getuige 3] staat dat [getuige 3] over het jaar 2017 een bruto
jaarinkomen heeft genoten van € 7.758 en
/of
d. in die salarisspecificaties staat dat een bedrag aan loon is betaald op het bankrekeningnummer
van [getuige 3] en
/of
[getuige 4]
a. in die arbeidsovereenkomst staat dat [getuige 4] voor de duur van 7 maanden in dienst zal

treden bij werkgever [bedrijf 6] en/of dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de periode 20 december 2016 tot en met 20 juli 2017 en/of

b. in die jaaropgave 2016 op naam van [getuige 4] staat dat [getuige 4] over het jaar 2016 een
bruto jaarinkomen heeft genoten van € 124 en
/of
c. in die jaaropgave 2017 op naam van [getuige 4] staat dat [getuige 4] over het jaar 2017 een
bruto jaarinkomen heeft genoten van € 6.121 en
/of
d. in die salarisspecificaties staat dat een bedrag aan loon is betaald op het bankrekeningnummer
van [getuige 4] en
/of
[getuige 5]
a. in die arbeidsovereenkomst staat dat [getuige 5] voor de duur van 7 maanden in dienst zal treden bij werkgever [bedrijf 6] en/of dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de periode 1 juni 2016 t/m 31 december 2016 en/of
b. in die jaaropgave 2016 op naam van [getuige 5] staat dat [getuige 5] over het jaar 2016 een bruto
jaarinkomen heeft genoten van € 2.358 en
/of
c. in die salarisspecificaties staat dat een bedrag aan loon is betaald op het bankrekeningnummer
van [getuige 5] en
/of
[getuige 6]
a. in die arbeidsovereenkomst staat dat [getuige 6] voor de duur van maximaal 6 maanden in dienst
zal treden bij werkgever [bedrijf 6] en/of dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de
periode 1 april 2017 tot en met 31 augustus 2017 en/of
b. in die jaaropgave 2017 op naam van [getuige 6] staat dat [getuige 6] over het jaar 2017 een bruto
jaarinkomen heeft genoten van € 671 en
/of
c. in die salarisspecificatie staat dat over de maand mei 2017 een nettobedrag aan loon ter hoogte van € 127,50 is betaald aan [getuige 6]
aan welk
(e
)bovenomschreven strafba
(a)r
(e
)feit
(en
)hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ),
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 maart 2019 tot en met 31 december 2019, te
Apeldoorn en/ofZutphen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
een ofmeerdere valse
en/of vervalstegeschriften
dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de navolgende:
[getuige ]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige ] voor de periode
vanaf 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2018 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige ]
(p. 3394 bijlage bij AH.005) en
/of
b. een aanvulling op de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige ] omtrent een
maandelijkse vergoeding van € 114,76 met daarop een handtekening van [getuige ] (p. 3397
bijlage bij AH.005) en
/of
c. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige ] met daarop vermeld een heffingsloon
ter hoogte van € 2.897 (p. 3845 bijlage bij AH.012) en
/of
d. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige ] met daarop vermeld een heffingsloon
van € 9.119 (p. 3419 bijlage bij AH.005) en
/of
e. 22 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige ]
(p. 3857 t/m 3859 en p. 3424 t/m 3435 en p. 3922 t/m 3928) en
/of
[getuige 2]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 2] voor de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 mei 2018 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 2] (p. 3401 bijlage bij AH.005) en
/of
b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 2] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 1.718 (p. 3847 bijlage bij AH.012) en
/of
c. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 2] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 3.274 (p. 3422 bijlage bij AH.005) en
/of
d. 19 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 2] (p. 3869 t/m 3873 en p. 3456 t/m 3464 en p. 3929 t/m 3933) en
/of
[getuige 3]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 3] voor de periode van 1 augustus 2016 tot en met 31 december 2017 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 3] (p. 3404 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 3] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 1.215 (p. 3848 bijlage bij AH.012) en
/of
c. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 3] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 7.758 (p. 3420 bijlage bij AH.005) en
/of
d. 8 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 3] (p. 3874 en p. 3441 t/m 3447) en
/of
[getuige 4]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 4] voor de periode

van 20 december 2016 tot en met 20 juli 2017 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 4] (p. 3410 bijlage bij AH.005) en/of

b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 4] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 124 (p. 3849 bijlage bij AH.012) en
/of
c. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 4] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 6.121 (p. 3421 bijlage bij AH.005) en
/of
d. 3 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 4] (p. 3879 en p. 3454 t/m 3455) en
/of
[getuige 5]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 5] voor de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2016 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 5] (p. 3398 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 5] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte
van € 2.358 (p. 3846 bijlage bij AH.012) en
/of
c. 4 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 5] (p.
3860 en p. 3863 en p. 3865 t/m 3866) en
/of
[getuige 6]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 6] voor de periode van 1 april 2017 tot en met 31 augustus 2017 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 6] (p. 3407 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 6] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 671 (p. 3823 bijlage bij AH.012) en
/of
c. een salarisspecificatie op naam van [getuige 6] , waaruit blijkt dat in de maand mei 2017 een
nettobedrag ter hoogte van € 127,50 aan loon is betaald aan [getuige 6] (p. 3466)
als ware
het/zij echt en onvervalst,
en bestaande dat gebruik hierin dat [bedrijf 6]
tezamen en in vereniging met een of meer
natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,die geschriften heeft doen toekomen (via de advocaat) aan de rechtbank Gelderland ten behoeve van een civiele procedure tegen gemeente Apeldoorn c.s.
aan welk
(e
)bovenomschreven strafba
(a)r
(e
)feit
(en
)hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens
)feitelijk leiding heeft gegeven;
3.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 1] ) en
/of[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ),
op een of meer tijdstippenin of omstreeks de periode van 28 juni 2016 tot en met 3 april 2020, te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meernatuurlijke perso
(o)n
(en
) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, een of meergeschriften, te weten de navolgende:
[bedrijf 1]
a. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 23 juli 2018 een bedrag van € 26.301,08 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 1] (p. 3719) en
/of
[bedrijf 2]
a. een jaarfactuur detachering personeelskracht afkomstig van [bedrijf 2] en gericht aan
[bedrijf 6] (factuurnummer 20175801) gedateerd op 31 december 2017, ter hoogte van € 21.120 (p. 3659) en
/of
b. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 31 december 2017 een bedrag van € 21.120 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 2] (p. 3698) en
/of
[bedrijf 3]
a. Een kwartaalfactuur 01-01-2017 t/m 31-03-2017 afkomstig van [bedrijf 3] en gericht aan
[bedrijf 6] (factuurnummer 15942017) gedateerd op 4 april 2017, ter hoogte van € 58.437,50 (p. 3553 bijlage bij AH.006) en
/of
b. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 26 april 2017 een bedrag van € 58.437,50 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 3] (p. 3144) en
/of
[bedrijf 4]
a. een overeenkomst van opdracht tussen [bedrijf 4] en [bedrijf 6] aangaande het verrichten van
werkzaamheden door [bedrijf 4] ten behoeve van [bedrijf 6] , ondertekend op 28 december 2016 (p. 4042) en
/of
b. een jaarfactuur dienstverlening periode 01-01-2017 t/m 29-10-2017 afkomstig van [bedrijf 4] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018.0001), gedateerd 15 mei 2018, ter hoogte van € 49.959,00 (p. 3666 bijlage bij AH.008) en
/of
c. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 30 mei 2018 een bedrag van € 39.692 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 4] en/of op 22 mei 2018 een bedrag van € 10.267 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 4] (p. 3675) en/of
d. een factuur aangaande het gebruik van faciliteiten conform overeengekomen afspraken,
periode 01-01-2017 t/m 29-10-2017 afkomstig van [bedrijf 6] en gericht aan [bedrijf 4]
(factuurnummer 2018.0074) gedateerd op 15 mei 2018, ter hoogte van € 12.500 (p. 4055) en
/of
[bedrijf 5]
a. een factuur aangaande de eindafrekening half jaar periode januari - juni 2018 en eenmalig
rapport, afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018-0005), gedateerd 20 juni 2018, ter hoogte van in totaal € 82.255,00 en met een openstaand bedrag ter hoogte van € 12.255 (p. 3720 bijlage bij AH.009) en
/of
b. 6 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] een bedrag aan voorschot is overgeschreven met als omschrijving ‘voorschot 2018’ (p. 3721 t/m 3726) en
/of
c. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 04 juli 2018 een bedrag van € 12.225 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] / [medeverdachte] met als omschrijving ‘Factuurnummer 2018-0005, (p. 3727) en
/of
d. een factuur met als omschrijving ‘dienstverlening’ periode april – december 2017, afkomstig
van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018-0002), gedateerd op 4 januari 2019 ten bedrage van € 183,601,00 (p. 3571) en
/of
e. 10 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6]
aan [bedrijf 5] een bedrag aan voorschot is overgeschreven met als omschrijving ‘voorschot’ (p. 3572 t/m 3581) en
/of
f. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 04 mei 2018 een bedrag van € 63.601,00 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] / [medeverdachte] met als omschrijving ‘Rest betaling
factuur 2018-0002’ (p. 3582) en
/of
g. een factuur met als omschrijving ‘juridisch en administratief dienstverlening + consultatie
periode juli 2017- december 2019’, afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0008), gedateerd op 7 juli 2019 ten bedrage van € 15.700,00 (p. 3585) en
/of
h. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 18 juli 2019 een bedrag van € 15.700,00 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] / [medeverdachte] met als omschrijving ‘factuurnummer 2019-0008’ (p. 3586)
althans een of meer geschrift(en), dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen,
(telkens
)met het oogmerk om
dat/die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken
en/of
heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, bestaande die valsheid hierin dat
(telkens
)valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
[bedrijf 1]
a. in dat betalingsbewijs staat dat op 23 juli 2018 een bedrag van € 26.301,08 is afgeschreven vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 10] op naam van [bedrijf 1] en
/of
[bedrijf 2]
a. in die jaarfactuur staat [bedrijf 6] een bedrag van € 21.120 verschuldigd is aan [bedrijf 2] voor de inhuur van personeel in het jaar 2017 en
/of
b. in dat betalingsbewijs staat dat op 31 december 2017 een bedrag van € 21.120 is afgeschreven
vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 11] op naam van [bedrijf 2] en
/of
[bedrijf 3]
a. in die kwartaalfactuur staat dat [bedrijf 6] een bedrag van € 58.437,50 verschuldigd is aan [bedrijf 3] voor de inhuur van personeel in het eerste kwartaal van 2017 en
/of
b. in dat betalingsbewijs staat dat op 26 april 2017 een bedrag van € 58.437,50 is afgeschreven
vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 12] op naam van [bedrijf 3] en
/of
[bedrijf 4]
a. in die overeenkomst van opdracht staat dat [bedrijf 4] werkzaamheden zal verrichten op het
gebied van ambulante zorgverlening voor [bedrijf 6] over de periode 01-01-2017 t/m 31-10-2017
en
/of
b. in die jaarfactuur met factuurnummer 2018.0001 staat dat [bedrijf 6] een bedrag van €
49.959,00 verschuldigd is aan [bedrijf 4] vanwege door [bedrijf 4] verrichtte dienstverlening in de
periode van 01-01-2019 t/m 29-10-2017 en
/of
c. in dat betalingsbewijs staat dat op 30 mei 2018 een bedrag van € 39.692 is afgeschreven ten
behoeve van bankrekeningnummer [rekeningnummer 13] op naam van [bedrijf 4] met als
omschrijving 20180001 en/of dat op 22 mei 2018 een bedrag van € 10.267 is afgeschreven ten
behoeve van [bedrijf 4] en/of
d. in die factuur staat dat [bedrijf 4] een bedrag van € 12.500 verschuldigd is aan [bedrijf 6] vanwege het gebruik van faciliteiten over de periode 01-01-2017 t/m 29-10-2017 en
/of
[bedrijf 5]
a.in die factuur staat dat [bedrijf 6] een bedrag van in totaal € 82.255 verschuldigd is aan [bedrijf 5]
aangaande de eindafrekening halfjaar januari – juni 2018 en een eenmalig rapport en dat van het
totaalbedrag nog € 12.255 openstaat en
/of
b. in die betalingsbewijzen staat dat een bedrag aan voorschot is afgeschreven vanaf het
bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar het
bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 5] en
/of
c. in dat betalingsbewijs staat dat op 4 juli 2018 een bedrag van € 12.255 is afgeschreven vanaf
bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 5] / [medeverdachte] en
/of
d. in die factuur staat dat [bedrijf 6] een bedrag van € 183.601,00 verschuldigd is aan [bedrijf 5] in
verband met dienstverlening over de periode april – december 2018 en
/of
e. in die betalingsbewijzen staat dat een bedrag ter hoogte van € 12.000 aan voorschot is
afgeschreven vanaf het bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6]
naar het bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 5] / [medeverdachte]
en
/of
f. in dat betalingsbewijs staat dat op 4 mei 2018 een bedrag van € 63.601,00 is afgeschreven vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 5] / [medeverdachte] en
/of
g. in die factuur staat dat [bedrijf 6] een bedrag van € 15.700,00 verschuldigd is aan [bedrijf 5] in
verband met juridisch administratieve dienstverlening + consultatie over de periode juli 2017 –
december 2019 en
/of
h. in dat betalingsbewijs staat dat op 18 juli 2019 een bedrag van € 15.700 is afgeschreven vanaf
bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 5] / [medeverdachte]
aan welk
(e
)bovenomschreven strafba
(a)r
(e
)feit
(en
)hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens
)feitelijk leiding heeft gegeven;
4.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ),
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 maart 2019 tot en met 31 december 2019, te
Apeldoorn en/ofZutphen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en),
althans alleen,opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
een ofmeerdere valse
en/of vervalstegeschriften
dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de navolgende:
[bedrijf 1]
a. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 23 juli 2018 een bedrag van € 26.301,08 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 1] (p. 3719) en
/of
[bedrijf 2]
a. een jaarfactuur detachering personeelskracht afkomstig van [bedrijf 2] en gericht aan
[bedrijf 6] (factuurnummer 20175801) gedateerd op 31 december 2017, ter hoogte van € 21.120 (p. 3659) en
/of
b. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 31 december 2017 een bedrag van € 21.120 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 2] (p. 3698) en
/of
[bedrijf 3]
a. Een kwartaalfactuur 01-01-2017 t/m 31-03-2017 afkomstig van [bedrijf 3] en gericht aan
[bedrijf 6] (factuurnummer 15942017) gedateerd op 4 april 2017, ter hoogte van € 58.437,50 (p. 3553 bijlage bij AH.006) en
/of
b. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 26 april 2017 een bedrag van € 58.437,50 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 3] (p. 3144) en
/of
[bedrijf 4]
a. een overeenkomst van opdracht tussen [bedrijf 4] en [bedrijf 6] aangaande het verrichten van
werkzaamheden door [bedrijf 4] ten behoeve van [bedrijf 6] , ondertekend op 28 december 2016 (p. 4042) en
/of
b. een jaarfactuur dienstverlening periode 01-01-2017 t/m 29-10-2017 afkomstig van [bedrijf 4] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018.0001), gedateerd 15 mei 2018, ter hoogte van € 49.959,00 (p. 3666 bijlage bij AH.008) en
/of
c. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 30 mei 2018 een bedrag van € 39.692 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 4] en/of op 22 mei 2018 een bedrag van € 10.267 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 4] (p. 3675) en/of
d. een factuur aangaande het gebruik van faciliteiten conform overeengekomen afspraken,
periode 01-01-2017 t/m 29-10-2017 afkomstig van [bedrijf 6] en gericht aan [bedrijf 4]
(factuurnummer 2018.0074) gedateerd op 15 mei 2018, ter hoogte van € 12.500 (p. 4055) en/of
[bedrijf 5]
a. een factuur aangaande de eindafrekening half jaar periode januari - juni 2018 en eenmalig
rapport, afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018-0005), gedateerd 20 juni 2018, ter hoogte van in totaal € 82.255,00 en met een openstaand bedrag ter hoogte van € 12.255 (p. 3720 bijlage bij AH.009) en
/of
b. 6 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] een bedrag aan voorschot is overgeschreven met als omschrijving ‘voorschot 2018’ (p. 3721 t/m 3726) en
/of
c. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 04 juli 2018 een bedrag van € 12.225 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] / [medeverdachte] met als omschrijving ‘Factuurnummer 2018-0005, (p. 3727) en
/of
d. een factuur met als omschrijving ‘dienstverlening’ periode april – december 2017, afkomstig
van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018-0002), gedateerd op 4 januari 2019 ten bedrage van € 183,601,00 (p. 3571) en
/of
e. 10 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6]
aan [bedrijf 5] een bedrag aan voorschot is overgeschreven met als omschrijving ‘voorschot’ (p. 3572 t/m 3581) en
/of
f. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 04 mei 2018 een bedrag van € 63.601,00 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] / [medeverdachte] met als omschrijving ‘Rest betaling
factuur 2018-0002’ (p. 3582) en
/of
g. een factuur met als omschrijving ‘juridisch en administratief dienstverlening + consultatie
periode juli 2017- december 2019’, afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0008), gedateerd op 7 juli 2019 ten bedrage van € 15.700,00 (p. 3585) en
/of
h. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 18 juli 2019 een bedrag van € 15.700,00 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] / [medeverdachte] met als omschrijving ‘factuurnummer 2019-0008’ (p. 3586)
als ware
het/zij echt en onvervalst,
en bestaande dat gebruik hierin dat [bedrijf 6]
tezamen en in vereniging met een of meer
natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,die geschriften heeft doen toekomen (via de advocaat) aan de rechtbank Gelderland ten behoeve van een civiele procedure tegen gemeente Apeldoorn c.s.
aan welk
(e
)bovenomschreven strafba
(a)r
(e
)feit
(en
)hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens
)feitelijk leiding heeft gegeven;
5.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 1] ) en/of[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ),
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2016 tot en met 27 mei 2020, althans op een of meer tijdstippenin of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 27 mei 2020,
te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meernatuurlijke perso
(o)n
(en
) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, een of meergeschriften, te weten de navolgende:
a. 24 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige ]
(p. 3232 t/m 3255) en
/of
b. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode januari – juni 2018,
afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018-0024), gedateerd 2 juli 2018, ter hoogte van € 51.360,00 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 3.360,00 (p. 3989 bijlage bij AH.015) en
/of
c. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem, afkomstig van [bedrijf 5] en
gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0002), gedateerd 3 januari 2019, ter hoogte van €
54.420,00 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 6.420,00 (p. 3990 bijlage bij AH.015) en
/of
d. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode januari – juni 2019,
afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0016), gedateerd 4 juli 2019, ter hoogte van € 28.759,50 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 2.759,50 (p. 3991 bijlage bij AH.015) en
/of
e. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode 1 juli 2019 – 19
oktober 2020, afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0026),
gedateerd 29 oktober 2019, ter hoogte van € 9.985,50 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 3.985,50 (p. 3992 bijlage bij AH.015) en
/of
f. 20 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6]
een bedrag aan ‘voorschot m.b.t. zorgdiensten Arnhem’ is betaald aan [bedrijf 5] (p. 3998, 3999, 4001 t/m 4005, 4007 t/m 4012, 4014 t/m 4020) en
/of
g. 8 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6]
bedragen zijn betaald inzake factuurnummers 2018-0024 en/of 2019-0002 en/of 2019-0016 en/of 2019-0026 (p. 3993 t/m 3997, 4000, 4006, 4013)
althans een of meer geschrift(en), dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen,
(telkens
)met het oogmerk om
dat/die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruikenvalselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken
en/of
heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, bestaande die valsheid hierin dat
(telkens
)valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
a. in die salarisspecificaties staat dat een bedrag aan loon is betaald op het bankrekeningnummer
van [getuige ] - [getuige ] en
/of
b. in die factuur staat dat [bedrijf 6] inzake factuur 2018-0024 een bedrag van in totaal
€ 51.360,00 is verschuldigd aan [bedrijf 5] aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode januari –juni 2018 en dat van het totaalbedrag nog € 3.360,00 openstaat en
/of
c. in die factuur staat dat [bedrijf 6] inzake factuur 2019-0002 een bedrag van in totaal
€ 54.420,00 is verschuldigd aan [bedrijf 5] aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem en dat van het totaalbedrag nog € 6.420,00 openstaat en
/of
d. in die factuur staat dat [bedrijf 6] inzake factuur 2019-0016 een bedrag van in totaal
€ 28.759,00 is verschuldigd aan [bedrijf 5] aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode januari – juni 2019 en dat van het totaalbedrag nog € 2.759,50 openstaat en
/of
e. in die factuur staat dat [bedrijf 6] inzake factuur 2019-0026 een bedrag van in totaal € 9.985,50 is verschuldigd aan betalen aan [bedrijf 5] aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode 1 juli 2019 – 19 oktober 2020 en dat van het totaalbedrag nog € 3.985,50 openstaat en
/of
f. in die betalingsbewijzen staat dat een bedrag aan voorschot is overgeschreven vanaf het
bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar het
bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 5] en
/of
g. in die betalingsbewijzen staat dat een bedrag is overgeschreven ter voldoening van een factuur met nummer 2018-0024 en/of 2019-0002 en/of 2019-0016 en/of 2019-0026 vanaf het
bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] en/of [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 6] naar het bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 5]
aan welk
(e
)bovenomschreven strafba
(a)r
(e
)feit
(en
)hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens
)feitelijk leiding heeft gegeven;
6.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ),
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 januari 2020 tot en met 27 mei 2020, te
Apeldoorn en/ofArnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en),
althans alleen,opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere valse
en/of vervalstegeschriften
dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de navolgende:
a. 24 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige ]
(p. 3232 t/m 3255) en
/of
b. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode januari – juni 2018,
afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018-0024), gedateerd 2 juli 2018, ter hoogte van € 51.360,00 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 3.360,00 (p. 3989 bijlage bij AH.015) en
/of
c. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem, afkomstig van [bedrijf 5] en
gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0002), gedateerd 3 januari 2019, ter hoogte van €
54.420,00 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 6.420,00 (p. 3990 bijlage bij AH.015) en
/of
d. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode januari – juni 2019,
afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0016), gedateerd 4 juli 2019, ter hoogte van € 28.759,50 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 2.759,50 (p. 3991 bijlage bij AH.015) en
/of
e. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode 1 juli 2019 – 19
oktober 2020, afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0026),
gedateerd 29 oktober 2019, ter hoogte van € 9.985,50 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 3.985,50 (p. 3992 bijlage bij AH.015) en
/of
f. 20 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6]
een bedrag aan ‘voorschot m.b.t. zorgdiensten Arnhem’ is betaald aan [bedrijf 5] (p. 3998, 3999, 4001 t/m 4005, 4007 t/m 4012, 4014 t/m 4020) en
/of
g. 8 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6]
bedragen zijn betaald inzake factuurnummers 2018-0024 en/of 2019-0002 en/of 2019-0016 en/of 2019-0026 (p. 3993 t/m 3997, 4000, 4006, 4013)
als ware
het/zij echt en onvervalst,
en bestaande dat gebruik hierin dat [bedrijf 6]
tezamen en in vereniging met een of meer
natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,die geschriften heeft doen toekomen aan de gemeente Arnhem in verband met het door de gemeente Arnhem uitgevoerde rechtmatigheidsonderzoek,
aan welk
(e
)bovenomschreven strafba
(a)r
(e
)feit
(en
)hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens
)feitelijk leiding heeft gegeven;
7.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 1] ) en
/of[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ),
op
een of meer tijdstippenin of omstreeks de periode van 28 juni 2016 tot en met 3 april 2020,
te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meernatuurlijke perso
(o
)n
(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, een of meergeschriften, te weten de navolgende:
a. jaarrekening 2016 [bedrijf 6] (AH.001-401, p. 2510) en
/of
b. jaarrekening 2017 [bedrijf 6] (AH.001-402, p. 2520) en
/of
c. jaarrekening 2018 [bedrijf 6] (AH.001-706, p. 3098)
althans een of meergeschrift
(en
),
dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen,
(telkens
)met het oogmerk om
dat/die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken
en/of
heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, bestaande die valsheid hierin dat
(telkens
)valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
a. in die jaarrekening een bedrag ter hoogte van € 10.600 is opgenomen aan ‘personeelskosten’
en
/of
b. in die jaarrekening een bedrag ter hoogte van € 257.739 is opgenomen aan ‘inhuur personeel
derden’ en
/of
c. in die jaarrekening een bedrag ter hoogte van € 108.526 is opgenomen aan ‘inhuur personeel
derden’
aan welk
(e
)bovenomschreven strafba
(a)r
(e
)feit
(en
)hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens
)feitelijk leiding heeft gegeven;
8.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ),
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 maart 2019 tot en met 31 december 2019, te
Apeldoorn en/ofZutphen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en),
althans alleen,opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
een ofmeerdere valse
en/of vervalstegeschriften
dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de navolgende:
a. jaarrekening 2016 [bedrijf 6] (AH.001-401, p. 2510) en
/of
b. jaarrekening 2017 [bedrijf 6] (AH.001-402, p. 2520) en
/of
c. jaarrekening 2018 [bedrijf 6] (AH.001-706, p. 3098)
als ware
het/zij echt en onvervalst,
en bestaande dat gebruik hierin dat [bedrijf 6]
tezamen en in vereniging met een of meer
natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,die geschriften heeft doen toekomen (via de advocaat) aan de rechtbank Gelderland ten behoeve van een civiele procedure tegen gemeente Apeldoorn c.s.
aan welk
(e
)bovenomschreven strafba
(a)r
(e
)feit
(en
)hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens
)feitelijk leiding heeft gegeven;
9.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 augustus 2020 tot en met 31 oktober 2020, te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, een of meergeschriften, te weten de navolgende:
a. een werkgeversverklaring van werkgever [bedrijf 9] ten behoeve van werknemer [medeverdachte] , ondertekend door [getuige 14] op 30 juli 2020 (p. 4386) en
/of
b. een salarisspecificatie van [naam 2] op naam van [medeverdachte] met betrekking loon juli 2020 (p.
4388) en
/of
c. een bankoverschrijving waaruit blijkt dat op 24 juni 2020 door [naam 2] een bedrag van
€ 2.294,17 is bijgeschreven op de bankrekening op naam van [medeverdachte] (p. 4389) en
/of
d. een bankoverschrijving waaruit blijkt dat op 24 juli 2020 door [naam 2] een bedrag van
€ 2.294,17 is bijgeschreven op de bankrekening op naam van [medeverdachte] (p. 4390) en
/of
e. een bankoverschrijving waaruit blijkt dat op 25 augustus 2020 door [naam 2] een bedrag van
€ 2.294,17 is bijgeschreven op de bankrekening op naam van [medeverdachte] (p. 4391) en
/of
f. een werkgeversverklaring van werkgever [bedrijf 9] ten behoeve van werknemer [medeverdachte] , ondertekend door [getuige 14] op 30-07-2020 (p. 4402) en
/of
g. een salarisspecificatie van [naam 2] op naam van [medeverdachte] met betrekking loon juli 2020 (p.
4403) en
/of
h. een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen werkgever [naam 2] en werknemer [medeverdachte]
, ondertekend op 23 oktober 2019 (p. 4404)
althans een of meergeschrift
(en
),
dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen,
(telkens
)met het oogmerk om
dat/die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of
heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, bestaande die valsheid hierin dat
(telkens
)valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
a. in die werkgeversverklaring staat dat [medeverdachte] sinds 1 juni 2018 in dienst is bij [bedrijf 9] , in de functie van adviseur en
/of
b. in die salarisspecificatie staat dat over de maand juli 2020 een nettobedrag aan loon ter hoogte
van € 2.294,17 is betaald aan [medeverdachte] en
/of
c. in die bankoverschrijving staat dat op 24 juni 2020 een bedrag van € 2.294,17 is bijgeschreven door [naam 2] met bankrekeningnummer [rekeningnummer 15] op bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [medeverdachte] , onder vermelding van ‘salaris juni 2020’ en
/of
d. in die bankoverschrijving staat dat op 24 juli 2020 een bedrag van € 2.294,17 is bijgeschreven
door [naam 2] met bankrekeningnummer [rekeningnummer 15] op bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [medeverdachte] , onder vermelding van ‘salaris juli 2020’ en
/of
e. in die bankoverschrijving staat dat op 25 augustus 2020 een bedrag van € 2.294,17 is
bijgeschreven door [naam 2] met bankrekeningnummer [rekeningnummer 15] op
bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [medeverdachte] , onder vermelding van ‘salaris augustus 2020’ en
/of
f. in die werkgeversverklaring staat dat [medeverdachte] sinds 1 januari 2020 in dienst is bij [bedrijf 9] , in de functie van adviseur en
/of
g. in die arbeidsovereenkomst staat dat [medeverdachte] per 1 januari 2020 voor onbepaalde tijd in
dienst zal treden bij [naam 2] in de functie van adviseur;
10.
Hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 augustus 2020 tot en met 31 oktober 2020, te Apeldoorn en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
een ofmeerdere valse en/of vervalste geschriften
dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de navolgende:
a. een werkgeversverklaring van werkgever [bedrijf 9] ten behoeve van werknemer [medeverdachte] , ondertekend door [getuige 14] op 30 juli 2020 (p. 4386) en
/of
b. een salarisspecificatie van [naam 2] op naam van [medeverdachte] met betrekking tot loon over juli
2020 (p. 4388) en
/of
c. een bankoverschrijving waaruit blijkt dat op 24 juni 2020 door [naam 2] een bedrag van
€ 2.294,17 is bijgeschreven op de bankrekening op naam van [medeverdachte] (p. 4389) en
/of
d. een bankoverschrijving waaruit blijkt dat op 24 juli 2020 door [naam 2] een bedrag van
€ 2.294,17 is bijgeschreven op de bankrekening op naam van [medeverdachte] (p. 4390) en
/of
e. een bankoverschrijving waaruit blijkt dat op 25 augustus 2020 door [naam 2] een bedrag van
€ 2.294,17 is bijgeschreven op de bankrekening op naam van [medeverdachte] (p. 4391) en
/of
f. een werkgeversverklaring van werkgever [bedrijf 9] ten behoeve van werknemer [medeverdachte] , ondertekend door [getuige 14] op 30-07-2020 (p. 4402) en
/of
g. een salarisspecificatie van [naam 2] op naam van [medeverdachte] met betrekking loon juli 2020 (p.
4403) en
/of
h. een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen werkgever [naam 2] en werknemer [medeverdachte]
, ondertekend op 23 oktober 2019 (p. 4404)
als ware
het/zij echt en onvervalst,
en bestaande dat gebruik hierin dat verdachte en
/ofzijn mededader
(s)die geschriften hebben doen toekomen (via de hypotheekadviseur) aan de [bank 1] N.V. en/of [hypotheekverstrekker 1] ten behoeve van een hypotheekaanvraag.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1, 3, 5 en 7:
feitelijk leidinggeven aan medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
feit 2, 4, 6 en 8:
feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
feit 9:
feit 10:
medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Verder heeft zij gevorderd dat verdachte een beroepsverbod zal worden opgelegd om in de zorg werkzaam te zijn voor de duur van drie jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de gevorderde straf aanzienlijk wordt gematigd in die zin dat wordt volstaan met een taakstraf en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf. Een geldboete zou ook een passende strafmodaliteit kunnen zijn, al heeft verdachte al ruim € 400.000,00 betaald aan de gemeenten. Een beroepsverbod kan niet aan de orde zijn, gelet op het ontbreken van herhalingsgevaar. Er is geen sprake geweest van kwade bedoelingen. Verdachte heeft op jonge leeftijd zijn bedrijf in snel tempo zien groeien, waardoor hij het overzicht is verloren. Hij is een first offender in fraudezaken. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing. De redelijke termijn is geschonden. Bovendien is de affaire veel besproken geweest in de media, waar verdachte veel nadeel van heeft ondervonden en heeft het geleid tot een echtscheiding.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich (samen met anderen) veelvuldig schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Allereerst heeft hij ten aanzien van twee verschillende overeenkomsten tussen [bedrijf 6] en verschillende gemeenten valse stukken opgemaakt en overgelegd om het misbruik van Wmo-gelden te verdoezelen. Hij heeft verschillende documenten, zoals overeenkomsten, salarisspecificaties, jaaropgaves, jaarrekeningen, facturen en betalingsbewijzen vervalst om het te doen voorkomen alsof [bedrijf 6] de bij de gemeenten gedeclareerde zorguren daadwerkelijk en door voldoende gekwalificeerd personeel heeft gemaakt. Vervolgens heeft verdachte deze documenten ingebracht in de civiele procedure tegen gemeente Apeldoorn c.s. Daarnaast heeft verdachte salarisspecificaties, facturen en betalingsbewijzen vervalst en overgelegd in een rechtmatigheidsonderzoek door de gemeente Arnhem in verband met de door verdachte gedeclareerde zorguren. Het vervalsen van documenten om niet gemaakte zorguren of zorguren die gemaakt waren door onvoldoende geschoold personeel te kunnen verantwoorden is tot het door [bedrijf 6] gevoerde beleid gaan horen. Verdachte was hiervoor als bestuurder van [bedrijf 6] verantwoordelijk.
Daarnaast heeft verdachte ten behoeve van het oversluiten van de hypotheek op naam van zijn (ex-)partner valse werkgeversverklaringen, bankoverschrijvingen, salarisspecificaties en arbeidsovereenkomsten overgelegd aan de hypotheekverstrekker.
Met zijn handelen heeft verdachte telkens zijn persoonlijke financiële belang voorop gezet. Met het vervalsen van voornoemde stukken heeft verdachte het vertrouwen in de juistheid van deze stukken ernstig geschaad. In het maatschappelijke en economische verkeer moet er vanuit kunnen worden gegaan dat dergelijke stukken naar waarheid zijn opgesteld..
Persoon van verdachte
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 mei 2024 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Uit het reclasseringsadvies van 5 januari 2024 volgt dat het recidiverisico door de reclassering wordt ingeschat als laag. Daarbij heeft de reclassering opgemerkt dat de leefgebieden ‘dagbesteding’ en ‘financiën’ voor verdachte mogelijk risico’s met zich brengen, omdat verdachte voor meerdere ondernemingen werkt en over een voor zijn leeftijd groot eigen vermogen lijkt te beschikken.
Verdachte is vader van een jong kind.
Straf
Gelet op de ernst van de feiten kan in beginsel niet worden volstaan met oplegging van een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) ten aanzien van fraude. Bij een benadelingsbedrag tussen € 500.000,00 en € 1.000.000,00 is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden.
De rechtbank zal komen tot een enigszins lagere straf dan door de officier van justitie is geëist en overweegt daartoe als volgt. Het benadelingsbedrag in deze zaak bedraagt € 591.045,98. Een gevangenisstraf van 18 maanden is gelet op de LOVS het uitgangspunt.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat de gevolgen van de bewezenverklaarde feiten relatief beperkt zijn gebleven. Verdachte heeft aan de gemeenten immers terugbetalingen verricht. Om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw in de fout gaat ziet de rechtbank, mede gelet op de mogelijke risico’s op de domeinen ‘dagbesteding’ en ‘financiën’, reden om een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten vier maanden, in voorwaardelijke zin op te leggen. Ook houdt de rechtbank in beperkte mate rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en artikel 63 Sr.
Redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht.
In deze procedure is de datum van inverzekeringstelling te zien als de eerste daad van vervolging van verdachte. Verdachte is op 14 september 2021 in verzekering gesteld, wat maakt dat de op redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen op die datum. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie is de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim negen maanden overschreden. Gelet op het feit dat de zaak op 18 januari 2024 is aangehouden op verzoek van de raadsman is de overschrijding van de redelijke termijn deels aan de verdediging toe te rekenen. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank, naast de hiervoor genoemde vier maanden, nog twee maanden van het eerder genoemde uitgangspunt van achttien maanden gevangenisstraf in voorwaardelijke zin opleggen.
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Beroepsverbod
Verdachte is sinds de bewezenverklaarde feiten niet opnieuw in de fout gegaan. De reclassering schat het risico op herhaling als laag in. De rechtbank overweegt dat het opleggen van een beroepsverbod niet langer opportuun is en zij acht het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf voldoende om te voorkomen dat verdachte in de toekomst nieuwe strafbare feiten zal begaan.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de 14a, 14b, 14c, 47, 51, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt dat
een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten zes (6) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van twee jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. M.W.R. Koch en mr. P. Verkroost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 augustus 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tenlastelegging
1.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 1] ) en/of [bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ), op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2016 tot en met 3 april 2020, te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, een of meer geschriften, te weten de navolgende:
[getuige ]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige ] voor de periode
vanaf 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2018 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige ]
(p. 3394 bijlage bij AH.005) en/of
b. een aanvulling op de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige ] omtrent een
maandelijkse vergoeding van € 114,76 met daarop een handtekening van [getuige ] (p. 3397
bijlage bij AH.005) en/of
c. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige ] met daarop vermeld een heffingsloon
ter hoogte van € 2.897 (p. 3845 bijlage bij AH.012) en/of
d. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige ] met daarop vermeld een heffingsloon
ter hoogte van € 9.119 (p. 3419 bijlage bij AH.005) en/of
e. 22 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige ]
(p. 3857 t/m 3859 en p. 3424 t/m 3435 en p. 3922 t/m 3928) en/of
[getuige 2]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 2] voor de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 mei 2018 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 2] (p. 3401 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 2] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 1.718 (p. 3847 bijlage bij AH.012) en/of
c. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 2] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 3.274 (p. 3422 bijlage bij AH.005) en/of
d. 19 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 2] (p. 3869 t/m 3873 en p. 3456 t/m 3464 en p. 3929 t/m 3933) en/of
[getuige 3]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 3] voor de periode van 1 augustus 2016 tot en met 31 december 2017 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 3] (p. 3404 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 3] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 1.215 (p. 3848 bijlage bij AH.012) en/of
c. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 3] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 7.758 (p. 3420 bijlage bij AH.005) en/of
d. 8 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 3] (p. 3874 en p. 3441 t/m 3447) en/of
[getuige 4]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 4] voor de periode
van 20 december 2016 tot en met 20 juli 2017 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 4] (p. 3410 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 4] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 124 (p. 3849 bijlage bij AH.012) en/of
c. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 4] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 6.121 (p. 3421 bijlage bij AH.005) en/of
d. 3 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 4] (p. 3879 en p. 3454 t/m 3455) en/of
[getuige 5]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 5] voor de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2016 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 5] (p. 3398 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 5] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte
van € 2.358 (p. 3846 bijlage bij AH.012) en/of
c. 4 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 5] (p.
3860 en p. 3863 en p. 3865 t/m 3866) en/of
[getuige 6]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 6] voor de periode van 1 april 2017 tot en met 31 augustus 2017 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 6] (p. 3407 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 6] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 671 (p. 3823 bijlage bij AH.012) en/of
c. een salarisspecificatie op naam van [getuige 6] , waaruit blijkt dat in de maand mei 2017 een
nettobedrag ter hoogte van € 127,50 aan salaris is uitbetaald aan [getuige 6] (p. 3466)
althans een of meer geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, (telkens) met het oogmerk om dat/die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of
heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen,
bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
[getuige ]
a. in die arbeidsovereenkomst staat dat [getuige ] vanaf 1 januari 2017 in dienst is
getreden bij werkgever [bedrijf 6] en/of dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de
periode van 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2018 en/of
b. in die aanvulling op de arbeidsovereenkomst staat dat [bedrijf 6] en [getuige ] ter
aanvulling op de getekende arbeidsovereenkomst een maandelijkse vergoeding afspreken ter
hoogte van € 114,76 en/of
c. in die jaaropgave 2016 op naam van [getuige ] staat dat [getuige ] over het jaar 2016 een bruto jaarinkomen heeft genoten van € 2.897 en/of
d. in die jaaropgave 2017 op naam van [getuige ] staat dat [getuige ] over het jaar 2017 een bruto jaarinkomen heeft genoten van € 9.119 en/of
e. in die salarisspecificaties staat dat een bedrag aan loon is betaald op het bankrekeningnummer
van [getuige ] - [getuige ] en/of
[getuige 2]
a. in die arbeidsovereenkomst staat dat [getuige 2] voor de duur van 24 maanden in dienst zal
treden bij werkgever [bedrijf 6] en/of dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 mei 2018 en/of
b. in die jaaropgave 2016 op naam van [getuige 2] staat dat [getuige 2] over het jaar 2016 een
bruto jaarinkomen heeft genoten van € 1.718 en/of
c. in die jaaropgave 2017 op naam van [getuige 2] staat dat [getuige 2] over het jaar 2017 een
bruto jaarinkomen heeft genoten van € 3.274 en/of
d. in die salarisspecificaties staat dat een bedrag aan loon is betaald op het bankrekeningnummer
van [getuige 2] en/of
[getuige 3]
a. in die arbeidsovereenkomst staat dat [getuige 3] voor de duur van 17 maanden in dienst zal treden bij werkgever [bedrijf 6] en/of dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de periode 1 augustus 2016 tot en met 31 december 2017 en/of
b. in die jaaropgave 2016 op naam van [getuige 3] staat dat [getuige 3] over het jaar 2016 een bruto
jaarinkomen heeft genoten van € 1.215 en/of
c. in die jaaropgave 2017 op naam van [getuige 3] staat dat [getuige 3] over het jaar 2017 een bruto
jaarinkomen heeft genoten van € 7.758 en/of
d. in die salarisspecificaties staat dat een bedrag aan loon is betaald op het bankrekeningnummer
van [getuige 3] en/of
[getuige 4]
a. in die arbeidsovereenkomst staat dat [getuige 4] voor de duur van 7 maanden in dienst zal
treden bij werkgever [bedrijf 6] en/of dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de periode 20 december 2016 tot en met 20 juli 2017 en/of
b. in die jaaropgave 2016 op naam van [getuige 4] staat dat [getuige 4] over het jaar 2016 een
bruto jaarinkomen heeft genoten van € 124 en/of
c. in die jaaropgave 2017 op naam van [getuige 4] staat dat [getuige 4] over het jaar 2017 een
bruto jaarinkomen heeft genoten van € 6.121 en/of
d. in die salarisspecificaties staat dat een bedrag aan loon is betaald op het bankrekeningnummer
van [getuige 4] en/of
[getuige 5]
a. in die arbeidsovereenkomst staat dat [getuige 5] voor de duur van 7 maanden in dienst zal treden bij werkgever [bedrijf 6] en/of dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de periode 1 juni 2016 t/m 31 december 2016 en/of
b. in die jaaropgave 2016 op naam van [getuige 5] staat dat [getuige 5] over het jaar 2016 een bruto
jaarinkomen heeft genoten van € 2.358 en/of
c. in die salarisspecificaties staat dat een bedrag aan loon is betaald op het bankrekeningnummer
van [getuige 5] en/of
[getuige 6]
a. in die arbeidsovereenkomst staat dat [getuige 6] voor de duur van maximaal 6 maanden in dienst
zal treden bij werkgever [bedrijf 6] en/of dat de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de
periode 1 april 2017 tot en met 31 augustus 2017 en/of
b. in die jaaropgave 2017 op naam van [getuige 6] staat dat [getuige 6] over het jaar 2017 een bruto
jaarinkomen heeft genoten van € 671 en/of
c. in die salarisspecificatie staat dat over de maand mei 2017 een nettobedrag aan loon ter hoogte van € 127,50 is betaald aan [getuige 6]
tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met
een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ), op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 31 december 2019, te Apeldoorn en/of Zutphen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere valse en/of vervalste geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de navolgende:
[getuige ]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige ] voor de periode
vanaf 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2018 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige ]
(p. 3394 bijlage bij AH.005) en/of
b. een aanvulling op de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 6] en [getuige ] omtrent een
maandelijkse vergoeding van € 114,76 met daarop een handtekening van [getuige ] (p. 3397
bijlage bij AH.005) en/of
c. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige ] met daarop vermeld een heffingsloon
ter hoogte van € 2.897 (p. 3845 bijlage bij AH.012) en/of
d. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige ] met daarop vermeld een heffingsloon
van € 9.119 (p. 3419 bijlage bij AH.005) en/of
e. 22 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige ]
(p. 3857 t/m 3859 en p. 3424 t/m 3435 en p. 3922 t/m 3928) en/of
[getuige 2]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 2] voor de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 mei 2018 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 2] (p. 3401 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 2] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 1.718 (p. 3847 bijlage bij AH.012) en/of
c. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 2] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 3.274 (p. 3422 bijlage bij AH.005) en/of
d. 19 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 2] (p. 3869 t/m 3873 en p. 3456 t/m 3464 en p. 3929 t/m 3933) en/of
[getuige 3]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 3] voor de periode van 1 augustus 2016 tot en met 31 december 2017 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 3] (p. 3404 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 3] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 1.215 (p. 3848 bijlage bij AH.012) en/of
c. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 3] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 7.758 (p. 3420 bijlage bij AH.005) en/of
d. 8 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 3] (p. 3874 en p. 3441 t/m 3447) en/of
[getuige 4]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 4] voor de periode
van 20 december 2016 tot en met 20 juli 2017 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 4] (p. 3410 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 4] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 124 (p. 3849 bijlage bij AH.012) en/of
c. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 4] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 6.121 (p. 3421 bijlage bij AH.005) en/of
d. 3 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 4] (p. 3879 en p. 3454 t/m 3455) en/of
[getuige 5]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 5] voor de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2016 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 5] (p. 3398 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2016 op naam van [getuige 5] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte
van € 2.358 (p. 3846 bijlage bij AH.012) en/of
c. 4 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige 5] (p.
3860 en p. 3863 en p. 3865 t/m 3866) en/of
[getuige 6]
a. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [bedrijf 6] en [getuige 6] voor de periode van 1 april 2017 tot en met 31 augustus 2017 met daarop een handtekening en/of parafen van [getuige 6] (p. 3407 bijlage bij AH.005) en/of
b. een jaaropgave 2017 op naam van [getuige 6] met daarop vermeld een heffingsloon ter hoogte van € 671 (p. 3823 bijlage bij AH.012) en/of
c. een salarisspecificatie op naam van [getuige 6] , waaruit blijkt dat in de maand mei 2017 een
nettobedrag ter hoogte van € 127,50 aan loon is betaald aan [getuige 6] (p. 3466)
als ware het/zij echt en onvervalst,
en bestaande dat gebruik hierin dat [bedrijf 6] tezamen en in vereniging met een of meer
natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, die geschriften heeft doen toekomen (via de advocaat) aan de rechtbank Gelderland ten behoeve van een civiele procedure tegen gemeente Apeldoorn c.s.
tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met
een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
3.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 1] ) en/of [bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ), op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2016 tot en met 3 april 2020, te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, een of meer geschriften, te weten de navolgende:
[bedrijf 1]
a. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 23 juli 2018 een bedrag van € 26.301,08 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 1] (p. 3719) en/of
[bedrijf 2]
a. een jaarfactuur detachering personeelskracht afkomstig van [bedrijf 2] en gericht aan
[bedrijf 6] (factuurnummer 20175801) gedateerd op 31 december 2017, ter hoogte van € 21.120 (p. 3659) en/of
b. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 31 december 2017 een bedrag van € 21.120 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 2] (p. 3698) en/of
[bedrijf 3]
a. Een kwartaalfactuur 01-01-2017 t/m 31-03-2017 afkomstig van [bedrijf 3] en gericht aan
[bedrijf 6] (factuurnummer 15942017) gedateerd op 4 april 2017, ter hoogte van € 58.437,50 (p. 3553 bijlage bij AH.006) en/of
b. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 26 april 2017 een bedrag van € 58.437,50 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 3] (p. 3144) en/of
[bedrijf 4]
a. een overeenkomst van opdracht tussen [bedrijf 4] en [bedrijf 6] aangaande het verrichten van
werkzaamheden door [bedrijf 4] ten behoeve van [bedrijf 6] , ondertekend op 28 december 2016 (p. 4042) en/of
b. een jaarfactuur dienstverlening periode 01-01-2017 t/m 29-10-2017 afkomstig van [bedrijf 4] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018.0001), gedateerd 15 mei 2018, ter hoogte van € 49.959,00 (p. 3666 bijlage bij AH.008) en/of
c. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 30 mei 2018 een bedrag van € 39.692 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 4] en/of op 22 mei 2018 een bedrag van € 10.267 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 4] (p. 3675) en/of
d. een factuur aangaande het gebruik van faciliteiten conform overeengekomen afspraken,
periode 01-01-2017 t/m 29-10-2017 afkomstig van [bedrijf 6] en gericht aan [bedrijf 4]
(factuurnummer 2018.0074) gedateerd op 15 mei 2018, ter hoogte van € 12.500 (p. 4055) en/of
[bedrijf 5]
a. een factuur aangaande de eindafrekening half jaar periode januari - juni 2018 en eenmalig
rapport, afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018-0005), gedateerd 20 juni 2018, ter hoogte van in totaal € 82.255,00 en met een openstaand bedrag ter hoogte van € 12.555 (p. 3720 bijlage bij AH.009) en/of
b. 6 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] een bedrag aan voorschot is overgeschreven met als omschrijving ‘voorschot 2018’ (p. 3721 t/m 3726) en/of
c. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 04 juli 2018 een bedrag van € 12.225 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] / [medeverdachte] met als omschrijving ‘Factuurnummer 2018-0005, (p. 3727) en/of
d. een factuur met als omschrijving ‘dienstverlening’ periode april – december 2017, afkomstig
van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018-0002), gedateerd op 4 januari 2019 ten bedrage van € 183,601,00 (p. 3571) en/of
e. 10 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6]
aan [bedrijf 5] een bedrag aan voorschot is overgeschreven met als omschrijving ‘voorschot’ (p. 3572 t/m 3581) en/of
f. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 04 mei 2018 een bedrag van € 63.601,00 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] / [medeverdachte] met als omschrijving ‘Rest betaling
factuur 2018-0002’ (p. 3582) en/of
g. een factuur met als omschrijving ‘juridisch en administratief dienstverlening + consultatie
periode juli 2017- december 2019’, afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0008), gedateerd op 7 juli 2019 ten bedrage van € 15.700,00 (p. 3585) en/of
h. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 18 juli 2019 een bedrag van € 15.700,00 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] / [medeverdachte] met als omschrijving ‘factuurnummer 2019-0008’ (p. 3586)
althans een of meer geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, (telkens) met het oogmerk om dat/die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of
heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
[bedrijf 1]
a. in dat betalingsbewijs staat dat op 23 juli 2018 een bedrag van € 26.301,08 is afgeschreven vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 10] op naam van [bedrijf 1] en/of
[bedrijf 2]
a. in die jaarfactuur staat [bedrijf 6] een bedrag van € 21.120 verschuldigd is aan [bedrijf 2] voor de inhuur van personeel in het jaar 2017 en/of
b. in dat betalingsbewijs staat dat op 31 december 2017 een bedrag van € 21.120 is afgeschreven
vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 11] op naam van [bedrijf 2] en/of
[bedrijf 3]
a. in die kwartaalfactuur staat dat [bedrijf 6] een bedrag van € 58.437,50 verschuldigd is aan [bedrijf 3] voor de inhuur van personeel in het eerste kwartaal van 2017 en/of
b. in dat betalingsbewijs staat dat op 26 april 2017 een bedrag van € 58.437,50 is afgeschreven
vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 12] op naam van [bedrijf 3] en/of
[bedrijf 4]
a. in die overeenkomst van opdracht staat dat [bedrijf 4] werkzaamheden zal verrichten op het
gebied van ambulante zorgverlening voor [bedrijf 6] over de periode 01-01-2017 t/m 31-10-2017
en/of
b. in die jaarfactuur met factuurnummer 2018.0001 staat dat [bedrijf 6] een bedrag van €
49.959,00 verschuldigd is aan [bedrijf 4] vanwege door [bedrijf 4] verrichtte dienstverlening in de
periode van 01-01-2019 t/m 29-10-2017 en/of
c. in dat betalingsbewijs staat dat op 30 mei 2018 een bedrag van € 39.692 is afgeschreven ten
behoeve van bankrekeningnummer [rekeningnummer 13] op naam van [bedrijf 4] met als
omschrijving 20180001 en/of dat op 22 mei 2018 een bedrag van € 10.267 is afgeschreven ten
behoeve van [bedrijf 4] en/of
d. in die factuur staat dat [bedrijf 4] een bedrag van € 12.500 verschuldigd is aan [bedrijf 6] vanwege het gebruik van faciliteiten over de periode 01-01-2017 t/m 29-10-2017 en/of
[bedrijf 5]
a.in die factuur staat dat [bedrijf 6] een bedrag van in totaal € 82.255 verschuldigd is aan [bedrijf 5]
aangaande de eindafrekening halfjaar januari – juni 2018 en een eenmalig rapport en dat van het
totaalbedrag nog € 12.255 openstaat en/of
b. in die betalingsbewijzen staat dat een bedrag aan voorschot is afgeschreven vanaf het
bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar het
bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 5] en/of
c. in dat betalingsbewijs staat dat op 4 juli 2018 een bedrag van € 12.255 is afgeschreven vanaf
bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 5] / [medeverdachte] en/of
d. in die factuur staat dat [bedrijf 6] een bedrag van € 183.601,00 verschuldigd is aan [bedrijf 5] in
verband met dienstverlening over de periode april – december 2018 en/of
e. in die betalingsbewijzen staat dat een bedrag ter hoogte van € 12.000 aan voorschot is
afgeschreven vanaf het bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6]
naar het bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 5] / [medeverdachte]
en/of
f. in dat betalingsbewijs staat dat op 4 mei 2018 een bedrag van € 63.601,00 is afgeschreven vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 5] / [medeverdachte] en/of
g. in die factuur staat dat [bedrijf 6] een bedrag van € 15.700,00 verschuldigd is aan [bedrijf 5] in
verband met juridisch administratieve dienstverlening + consultatie over de periode juli 2017 –
december 2019 en/of
h. in dat betalingsbewijs staat dat op 18 juli 2019 een bedrag van € 15.700 is afgeschreven vanaf
bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar
bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 5] / [medeverdachte]
tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met
een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
4.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ), op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 31 december 2019, te Apeldoorn en/of Zutphen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en),
althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere valse en/of vervalste geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de navolgende:
[bedrijf 1]
a. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 23 juli 2018 een bedrag van € 26.301,08 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 1] (p. 3719) en/of
[bedrijf 2]
a. een jaarfactuur detachering personeelskracht afkomstig van [bedrijf 2] en gericht aan
[bedrijf 6] (factuurnummer 20175801) gedateerd op 31 december 2017, ter hoogte van € 21.120 (p. 3659) en/of
b. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 31 december 2017 een bedrag van € 21.120 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 2] (p. 3698) en/of
[bedrijf 3]
a. Een kwartaalfactuur 01-01-2017 t/m 31-03-2017 afkomstig van [bedrijf 3] en gericht aan
[bedrijf 6] (factuurnummer 15942017) gedateerd op 4 april 2017, ter hoogte van € 58.437,50 (p. 3553 bijlage bij AH.006) en/of
b. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 26 april 2017 een bedrag van € 58.437,50 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 3] (p. 3144) en/of
[bedrijf 4]
a. een overeenkomst van opdracht tussen [bedrijf 4] en [bedrijf 6] aangaande het verrichten van
werkzaamheden door [bedrijf 4] ten behoeve van [bedrijf 6] , ondertekend op 28 december 2016 (p. 4042) en/of
b. een jaarfactuur dienstverlening periode 01-01-2017 t/m 29-10-2017 afkomstig van [bedrijf 4] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018.0001), gedateerd 15 mei 2018, ter hoogte van € 49.959,00 (p. 3666 bijlage bij AH.008) en/of
c. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 30 mei 2018 een bedrag van € 39.692 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 4] en/of op 22 mei 2018 een bedrag van € 10.267 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 4] (p. 3675) en/of
d. een factuur aangaande het gebruik van faciliteiten conform overeengekomen afspraken,
periode 01-01-2017 t/m 29-10-2017 afkomstig van [bedrijf 6] en gericht aan [bedrijf 4]
(factuurnummer 2018.0074) gedateerd op 15 mei 2018, ter hoogte van € 12.500 (p. 4055) en/of
[bedrijf 5]
a. een factuur aangaande de eindafrekening half jaar periode januari - juni 2018 en eenmalig
rapport, afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018-0005), gedateerd 20 juni 2018, ter hoogte van in totaal € 82.255,00 en met een openstaand bedrag ter hoogte van € 12.555 (p. 3720 bijlage bij AH.009) en/of
b. 6 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] een bedrag aan voorschot is overgeschreven met als omschrijving ‘voorschot 2018’ (p. 3721 t/m 3726) en/of
c. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 04 juli 2018 een bedrag van € 12.225 is overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] / [medeverdachte] met als omschrijving ‘Factuurnummer 2018-0005, (p. 3727) en/of
d. een factuur met als omschrijving ‘dienstverlening’ periode april – december 2017, afkomstig
van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018-0002), gedateerd op 4 januari 2019 ten bedrage van € 183,601,00 (p. 3571) en/of
e. 10 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6]
aan [bedrijf 5] een bedrag aan voorschot is overgeschreven met als omschrijving ‘voorschot’ (p. 3572 t/m 3581) en/of
f. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 04 mei 2018 een bedrag van € 63.601,00 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] / [medeverdachte] met als omschrijving ‘Rest betaling
factuur 2018-0002’ (p. 3582) en/of
g. een factuur met als omschrijving ‘juridisch en administratief dienstverlening + consultatie
periode juli 2017- december 2019’, afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0008), gedateerd op 7 juli 2019 ten bedrage van € 15.700,00 (p. 3585) en/of
h. een betalingsbewijs waaruit blijkt dat op 18 juli 2019 een bedrag van € 15.700,00 is
overgeschreven door [bedrijf 6] aan [bedrijf 5] / [medeverdachte] met als omschrijving ‘factuurnummer 2019-0008’ (p. 3586)
als ware het/zij echt en onvervalst,
en bestaande dat gebruik hierin dat [bedrijf 6] tezamen en in vereniging met een of meer
natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, die geschriften heeft doen toekomen (via de advocaat) aan de rechtbank Gelderland ten behoeve van een civiele procedure tegen gemeente Apeldoorn c.s.
tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met
een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
5.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 1] ) en/of [bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ), op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2016 tot en met 27 mei 2020, althans op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 27 mei 2020,
te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, een of meer geschriften, te weten de navolgende:
a. 24 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige ]
(p. 3232 t/m 3255) en/of
b. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode januari – juni 2018,
afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018-0024), gedateerd 2 juli 2018, ter hoogte van € 51.360,00 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 3.360,00 (p. 3989 bijlage bij AH.015) en/of
c. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem, afkomstig van [bedrijf 5] en
gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0002), gedateerd 3 januari 2019, ter hoogte van €
54.420,00 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 6.420,00 (p. 3990 bijlage bij AH.015) en/of
d. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode januari – juni 2019,
afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0016), gedateerd 4 juli 2019, ter hoogte van € 28.759,50 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 2.759,50 (p. 3991 bijlage bij AH.015) en/of
e. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode 1 juli 2019 – 19
oktober 2020, afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0026),
gedateerd 29 oktober 2019, ter hoogte van € 9.985,50 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 3.985,50 (p. 3992 bijlage bij AH.015) en/of
f. 20 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6]
een bedrag aan ‘voorschot m.b.t. zorgdiensten Arnhem’ is betaald aan [bedrijf 5] (p. 3998, 3999, 4001 t/m 4005, 4007 t/m 4012, 4014 t/m 4020) en/of
g. 8 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6]
bedragen zijn betaald inzake factuurnummers 2018-0024 en/of 2019-0002 en/of 2019-0016 en/of 2019-0026 (p. 3993 t/m 3997, 4000, 4006, 4013)
althans een of meer geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, (telkens) met het oogmerk om dat/die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of
heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
a. in die salarisspecificaties staat dat een bedrag aan loon is betaald op het bankrekeningnummer
van [getuige ] - [getuige ] en/of
b. in die factuur staat dat [bedrijf 6] inzake factuur 2018-0024 een bedrag van in totaal
€ 51.360,00 is verschuldigd aan [bedrijf 5] aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode januari –juni 2018 en dat van het totaalbedrag nog € 3.360,00 openstaat en/of
c. in die factuur staat dat [bedrijf 6] inzake factuur 2019-0002 een bedrag van in totaal
€ 54.420,00 is verschuldigd aan [bedrijf 5] aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem en dat van het totaalbedrag nog € 6.420,00 openstaat en/of
d. in die factuur staat dat [bedrijf 6] inzake factuur 2019-0016 een bedrag van in totaal
€ 28.759,00 is verschuldigd aan [bedrijf 5] aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode januari – juni 2019 en dat van het totaalbedrag nog € 2.759,50 openstaat en/of
e. in die factuur staat dat [bedrijf 6] inzake factuur 2019-0026 een bedrag van in totaal € 9.985,50 is verschuldigd aan betalen aan [bedrijf 5] aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode 1 juli 2019 – 19 oktober 2020 en dat van het totaalbedrag nog € 3.985,50 openstaat en/of
f. in die betalingsbewijzen staat dat een bedrag aan voorschot is overgeschreven vanaf het
bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 6] naar het
bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 5] en/of
g. in die betalingsbewijzen staat dat een bedrag is overgeschreven ter voldoening van een factuur met nummer 2018-0024 en/of 2019-0002 en/of 2019-0016 en/of 2019-0026 vanaf het
bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] en/of [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 6] naar het bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [bedrijf 5]
tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met
een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
6.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ), op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 27 mei 2020, te Apeldoorn en/of Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en),
althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere valse en/of vervalste geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de navolgende:
a. 24 salarisspecificaties, althans een of meerdere salarisspecificaties, op naam van [getuige ]
(p. 3232 t/m 3255) en/of
b. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode januari – juni 2018,
afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2018-0024), gedateerd 2 juli 2018, ter hoogte van € 51.360,00 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 3.360,00 (p. 3989 bijlage bij AH.015) en/of
c. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem, afkomstig van [bedrijf 5] en
gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0002), gedateerd 3 januari 2019, ter hoogte van €
54.420,00 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 6.420,00 (p. 3990 bijlage bij AH.015) en/of
d. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode januari – juni 2019,
afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0016), gedateerd 4 juli 2019, ter hoogte van € 28.759,50 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 2.759,50 (p. 3991 bijlage bij AH.015) en/of
e. een factuur aangaande de halfjaarlijkse afrekening voor Arnhem periode 1 juli 2019 – 19
oktober 2020, afkomstig van [bedrijf 5] en gericht aan [bedrijf 6] (factuurnummer 2019-0026),
gedateerd 29 oktober 2019, ter hoogte van € 9.985,50 waarvan na aftrek voorschot nog een bedrag openstaat van € 3.985,50 (p. 3992 bijlage bij AH.015) en/of
f. 20 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6]
een bedrag aan ‘voorschot m.b.t. zorgdiensten Arnhem’ is betaald aan [bedrijf 5] (p. 3998, 3999, 4001 t/m 4005, 4007 t/m 4012, 4014 t/m 4020) en/of
g. 8 betalingsbewijzen, althans een of meer betalingsbewijzen, waaruit blijkt dat door [bedrijf 6]
bedragen zijn betaald inzake factuurnummers 2018-0024 en/of 2019-0002 en/of 2019-0016 en/of 2019-0026 (p. 3993 t/m 3997, 4000, 4006, 4013)
als ware het/zij echt en onvervalst,
en bestaande dat gebruik hierin dat [bedrijf 6] tezamen en in vereniging met een of meer
natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, die geschriften heeft doen toekomen aan de gemeente Arnhem in verband met het door de gemeente Arnhem uitgevoerde rechtmatigheidsonderzoek,
tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met
een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
7.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 1] ) en/of [bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ),
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juni 2016 tot en met 3 april 2020,
te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, een of meer geschriften, te weten de navolgende:
a. jaarrekening 2016 [bedrijf 6] (AH.001-401, p. 2510) en/of
b. jaarrekening 2017 [bedrijf 6] (AH.001-402, p. 2520) en/of
c. jaarrekening 2018 [bedrijf 6] (AH.001-706, p. 3098)
althans een of meer geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, (telkens) met het oogmerk om dat/die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of
heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
a. in die jaarrekening een bedrag ter hoogte van € 10.600 is opgenomen aan ‘personeelskosten’
en/of
b. in die jaarrekening een bedrag ter hoogte van € 257.739 is opgenomen aan ‘inhuur personeel
derden’ en/of
c. in die jaarrekening een bedrag ter hoogte van € 108.526 is opgenomen aan ‘inhuur personeel
derden’
tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met
een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
8.
[bedrijf 6] ( [KVK- nr. 2] ), op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 31 december 2019, te Apeldoorn en/of Zutphen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en),
althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere valse en/of vervalste geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de navolgende:
a. jaarrekening 2016 [bedrijf 6] (AH.001-401, p. 2510) en/of
b. jaarrekening 2017 [bedrijf 6] (AH.001-402, p. 2520) en/of
c. jaarrekening 2018 [bedrijf 6] (AH.001-706, p. 3098)
als ware het/zij echt en onvervalst,
en bestaande dat gebruik hierin dat [bedrijf 6] tezamen en in vereniging met een of meer
natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, die geschriften heeft doen toekomen (via de advocaat) aan de rechtbank Gelderland ten behoeve van een civiele procedure tegen gemeente Apeldoorn c.s.
tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met
een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
9.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 31 oktober 2020, te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer geschriften, te weten de navolgende:
a. een werkgeversverklaring van werkgever [bedrijf 9] ten behoeve van werknemer [medeverdachte] , ondertekend door [getuige 14] op 30 juli 2020 (p. 4386) en/of
b. een salarisspecificatie van [naam 2] op naam van [medeverdachte] met betrekking loon juli 2020 (p.
4388) en/of
c. een bankoverschrijving waaruit blijkt dat op 24 juni 2020 door [naam 2] een bedrag van
€ 2.294,17 is bijgeschreven op de bankrekening op naam van [medeverdachte] (p. 4389) en/of
d. een bankoverschrijving waaruit blijkt dat op 24 juli 2020 door [naam 2] een bedrag van
€ 2.294,17 is bijgeschreven op de bankrekening op naam van [medeverdachte] (p. 4390) en/of
e. een bankoverschrijving waaruit blijkt dat op 25 augustus 2020 door [naam 2] een bedrag van
€ 2.294,17 is bijgeschreven op de bankrekening op naam van [medeverdachte] (p. 4391) en/of
f. een werkgeversverklaring van werkgever [bedrijf 9] ten behoeve van werknemer [medeverdachte] , ondertekend door [getuige 14] op 30-07-2020 (p. 4402) en/of
g. een salarisspecificatie van [naam 2] op naam van [medeverdachte] met betrekking loon juli 2020 (p.
4403) en/of
h. een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen werkgever [naam 2] en werknemer [medeverdachte]
, ondertekend op 23 oktober 2019 (p. 4404)
althans een of meer geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, (telkens) met het oogmerk om dat/die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of
heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
a. in die werkgeversverklaring staat dat [medeverdachte] sinds 1 juni 2018 in dienst is bij [bedrijf 9] , in de functie van adviseur en/of
b. in die salarisspecificatie staat dat over de maand juli 2020 een nettobedrag aan loon ter hoogte
van € 2.294,17 is betaald aan [medeverdachte] en/of
c. in die bankoverschrijving staat dat op 24 juni 2020 een bedrag van € 2.294,17 is bijgeschreven door [naam 2] met bankrekeningnummer [rekeningnummer 15] op bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [medeverdachte] , onder vermelding van ‘salaris juni 2020’ en/of
d. in die bankoverschrijving staat dat op 24 juli 2020 een bedrag van € 2.294,17 is bijgeschreven
door [naam 2] met bankrekeningnummer [rekeningnummer 15] op bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [medeverdachte] , onder vermelding van ‘salaris juli 2020’ en/of
e. in die bankoverschrijving staat dat op 25 augustus 2020 een bedrag van € 2.294,17 is
bijgeschreven door [naam 2] met bankrekeningnummer [rekeningnummer 15] op
bankrekeningnummer [rekeningnummer 14] op naam van [medeverdachte] , onder vermelding van ‘salaris augustus 2020’ en/of
f. in die werkgeversverklaring staat dat [medeverdachte] sinds 1 januari 2020 in dienst is bij [bedrijf 9] , in de functie van adviseur en/of
g. in die arbeidsovereenkomst staat dat [medeverdachte] per 1 januari 2020 voor onbepaalde tijd in
dienst zal treden bij [naam 2] in de functie van adviseur;
10.
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 31 oktober 2020, te Apeldoorn en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere valse en/of vervalste geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de navolgende:
a. een werkgeversverklaring van werkgever [bedrijf 9] ten behoeve van werknemer [medeverdachte] , ondertekend door [getuige 14] op 30 juli 2020 (p. 4386) en/of
b. een salarisspecificatie van [naam 2] op naam van [medeverdachte] met betrekking tot loon over juli
2020 (p. 4388) en/of
c. een bankoverschrijving waaruit blijkt dat op 24 juni 2020 door [naam 2] een bedrag van
€ 2.294,17 is bijgeschreven op de bankrekening op naam van [medeverdachte] (p. 4389) en/of
d. een bankoverschrijving waaruit blijkt dat op 24 juli 2020 door [naam 2] een bedrag van
€ 2.294,17 is bijgeschreven op de bankrekening op naam van [medeverdachte] (p. 4390) en/of
e. een bankoverschrijving waaruit blijkt dat op 25 augustus 2020 door [naam 2] een bedrag van
€ 2.294,17 is bijgeschreven op de bankrekening op naam van [medeverdachte] (p. 4391) en/of
f. een werkgeversverklaring van werkgever [bedrijf 9] ten behoeve van werknemer [medeverdachte] , ondertekend door [getuige 14] op 30-07-2020 (p. 4402) en/of
g. een salarisspecificatie van [naam 2] op naam van [medeverdachte] met betrekking loon juli 2020 (p.
4403) en/of
h. een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen werkgever [naam 2] en werknemer [medeverdachte]
, ondertekend op 23 oktober 2019 (p. 4404)
als ware het/zij echt en onvervalst,
en bestaande dat gebruik hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) die geschriften heeft doen toekomen (via de hypotheekadviseur) aan de [bank 1] N.V. en/of [hypotheekverstrekker 1] ten behoeve van een hypotheekaanvraag.
Bijlage II
Overzicht van de onderdelen van de tenlastelegging ten aanzien van welke verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd:
Feit 1
  • Ten aanzien van [getuige ] : onderdeel b, c, d en e;
  • Ten aanzien van [getuige 2] : onderdeel b, c en d;
  • Ten aanzien van [getuige 3] : onderdeel b, c en d;
  • Ten aanzien van [getuige 4] : onderdeel b, c en d;
  • Ten aanzien van [getuige 5] : onderdeel b en c;
  • Ten aanzien van [getuige 6] : onderdeel b en c.
Feit 2
  • Ten aanzien van [getuige ] : onderdeel b, c, d en e;
  • Ten aanzien van [getuige 2] : onderdeel b, c en d;
  • Ten aanzien van [getuige 3] : onderdeel b, c en d;
  • Ten aanzien van [getuige 4] : onderdeel b, c en d;
  • Ten aanzien van [getuige 5] : onderdeel b en c;
  • Ten aanzien van [getuige 6] : onderdeel b en c.
Feit 3
  • Ten aanzien van [bedrijf 1] : onderdeel a;
  • Ten aanzien van [bedrijf 2] : onderdeel a en b;
  • Ten aanzien van [bedrijf 3] : onderdeel b;
  • Ten aanzien van [bedrijf 5] : onderdeel b, c, e, f en h.
Feit 4
  • Ten aanzien van [bedrijf 1] : onderdeel a;
  • Ten aanzien van [bedrijf 2] : onderdeel a en b;
  • Ten aanzien van [bedrijf 3] : onderdeel b;
  • Ten aanzien van [bedrijf 5] : onderdeel b, c, e, f en h.
Feit 5
- Onderdeel a, f en g.
Feit 6
- Onderdeel a, f en g.
Feit 7
- Onderdeel b en c.
Feit 8
- Onderdeel b en c.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal onderzoek ON3R0201051 Mortel, BVH-nummer 2020558099, gesloten op 10 december 2021, en daarnaast een aanvulling, proces-verbaal nazending stukken, gesloten op 14 juli 2022, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verdenking, p. 26.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1187-1192.
4.Vonnis van 3 april 2020 (rechtbank Gelderland) in de zaak van [bedrijf 6] tegen gemeente Apeldoorn c.s., p. 3176 t/m 3193.
5.Proces-verbaal van verdenking, p. 32.
6.Productie 38, overzicht van ingehuurde personeelsleden, p. 2883.
7.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2024.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1189.
9.Productie 51, arbeidsovereenkomst [bedrijf 6] en [getuige ] , p. 3394 t/m 3396.
10.Getuige [getuige ] is in juni 2018 gescheiden en gebruikt sindsdien de naam [getuige ] niet meer, zie proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige ] van 29 juni 2021, p. 4897.
11.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige ] van 29 juni 2021, p. 4895 en 4896.
12.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige ] van 7 maart 2023 (geen deel uitmakend van het doorgenummerde dossier), p. 2.
13.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2024.
14.Productie 51, arbeidsovereenkomst [bedrijf 6] en [getuige 2] , p. 3401 t/m 3403.
15.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 2] , p. 4756, 4757 en 4759.
16.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2024.
17.Proces-verbaal van het verhoor van verdachte [naam 1] van 28 oktober 2021, p. 879 en 880.
18.Productie 44, AH.001-420, p. 3553 en proces-verbaal van bevindingen, p. 1187 t/m 1192.
19.Overzicht ingehuurde personeelsleden, AH.001-414, p. 2883.
20.Factuur [bedrijf 3] inzake detachering, AH.001-418, p. 2919.
21.Proces-verbaal van bevindingen, AH.006, p. 3500 t/m 3501.
22.Proces-verbaal van bevindingen betreffende het telefonische verhoor van getuige [getuige 8] , p. 5064.
23.Uittreksel van de Kamer van Koophandel – [bedrijf 3] , AH.001-418, p. 2920.
24.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2024.
25.Uittreksel Kamer van Koophandel – [bedrijf 4] , AH.008, p. 3671.
26.Productie 46, Overeenkomst van Opdracht, AH.001-422, p. 2944 t/m 2948 en proces-verbaal van bevindingen, p. 1187 t/m 1192.
27.Productie 45, AH.001-421, p. 2926 en proces-verbaal van bevindingen, p. 1187 t/m 1192.
28.Productie 45, AH.001-421, p. 2927 t/m 2930 en proces-verbaal van bevindingen, p. 1187 t/m 1192.
29.Proces-verbaal van bevindingen beslag [adres 3] [woonplaats] , p. 4023 en 4055.
30.Proces-verbaal van bevindingen geldstromen tussen [bedrijf 4] , [naam 1] , [bedrijf 8] en [bedrijf 6] en [bedrijf 7] , p. 4609 en 4610 en 4612.
31.Proces-verbaal van het verhoor van verdachte [naam 1] van 28 oktober 2021, p. 875 en 876.
32.Proces-verbaal van het verhoor van verdachte [naam 1] van 14 september 2021 om 11:00 uur, p. 714 t/m 716 en 720.
33.Proces-verbaal van het verhoor van verdachte [naam 1] van 14 september 2021 om 9:55 uur, p. 700; proces-verbaal van het verhoor van verdachte [naam 1] van 14 september 2021 om 11:00 uur, p. 708.
34.Proces-verbaal van het zakelijk verhoor van de verdachte [naam 1] van 14 september om 11:00 uur, p. 717.
35.Productie 42, AH.001-418, p. 2900 en 2901 en proces-verbaal van bevindingen, p. 3701.
36.Productie 58, AH .001-707, p. 3109 en proces-verbaal van bevindingen, p. 3701.
37.Uittreksel Kamer van Koophandel - [bedrijf 5] , AH.001-418, p. 2902.
38.Overzicht ingehuurde personeelsleden, AH.001-414, p. 2883.
39.Factuur 2018-0002 [bedrijf 5] ‘Dienstverlening’, AH.001-418, p. 2900.
40.Factuur 2018-0005 [bedrijf 5] ‘Eindafrekening januari-juni 2018, AH.001-707, p. 3109.
41.Factuur 2019-0008 [bedrijf 5] ‘Juridisch en administratief dienstverlening + consultatie’, AH.001-418, p. 2901.
42.Factuur 2018-0002 [bedrijf 5] ‘Dienstverlening’, AH.001-418, p. 2900.
43.Proces-verbaal van bevindingen, AH.006, p. 3504.
44.Proces-verbaal van bevindingen betreffende het telefonische verhoor van getuige [getuige 8] , p. 5064.
45.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 11] bij de rechter-commissaris van [geboortedatum 3] 2023 (geen deel uitmakend van het doorgenummerde dossier), p. 2 en 7.
46.Proces-verbaal van bevindingen inhuur derden, AH.006, p. 3505.
47.Proces-verbaal van bevindingen inhuur derden, AH.006, p. 3506.
48.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek HP Elite laptop, p. 4317.
49.Verklaring van medeverdachte [medeverdachte] afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2024.
50.Rapportage onderzoek zorgaanbieder in het kader van toezicht rechtmatigheid Wmo/Jeugdwet door M. van Ginneken, p. 4643.
51.Proces-verbaal van bevindingen betreffende Onderzoek telefoon [medeverdachte] , p. 4690 t/m 4692.
52.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 11 Pro Max, p. 4614.
53.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek HP Elite laptop, p. 4317.
54.Proces-verbaal van bevindingen HP Laptop 15-eg0848 [naam 1] , p. 4287.
55.Proces-verbaal zakelijk verhoor van de verdachte [naam 1] , p. 711.
56.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2024.
57.AH.002-400, p. 3228 t/m 3231 en proces-verbaal van bevindingen, p. 3194.
58.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek stukken gemeente Arnhem, p. 3986.
59.Rapportage onderzoek zorgaanbieder in het kader van toezicht rechtmatigheid Wmo/Jeugdwet door M. van Ginneken, p. 4652 en 4653.
60.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek stukken gemeente Arnhem, p. 3987 t/m 3988.
61.Proces-verbaal van bevindingen HP Laptop [naam 1] , p. 4284 en 4287.
62.Productie 25, Jaarrekening 2016, p. 2009 t/m 2018 en proces-verbaal van bevindingen, p. 1187-1192.
63.Proces-verbaal van bevindingen, AH.024, p. 4284.
64.Proces-verbaal van bevindingen, AH.012, p. 3783-3784; jaarrekening 2016, AH.001-401, p. 2510-2518; salarisspecificaties 2016, p. 2545-2571.
65.Proces-verbaal van het zakelijk verhoor van verdachte [naam 1] van 14 september 2021 om 11:00 uur, p. 704 en 709.
66.Proces-verbaal van het verhoor van verdachte [naam 1] van 28 oktober 2021, p. 875 en 884.
67.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal onderzoek ON3R0201051 Mortel, BVH-nummer 2021536642, gesloten op 10 december 2021, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
68.Proces-verbaal van aangifte, p. 458 t/m 461.
69.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot verstrekking onderliggende documentatie van de schriftelijke aangifte vanuit [bank 1] N.V. van 12 oktober 2020 contra [medeverdachte] met bijlagen, p. 4367-4368, p. 4386, p. 4388 t/m 4391, p. 4402 t/m 4406.
70.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 13] , GET.008, p. 5062 en 5063.
71.Mailwisseling tussen [getuige 13] ( [hypotheekverstrekker 2] ) en M. Unal op 22 en 23 september 2020, p. 4538, 4541.
72.Mail van [getuige 14] van 23 september 2020 betreffende werkgeversverklaring toevoeging, p. 4401.
73.Werkgeversverklaring van [bedrijf 9] , p. 4402.
74.Salarisspecificatie Juli 2020 van [naam 2] op naam van Mevrouw [medeverdachte] F.U., p. 4403.
75.Arbeidsovereenkomst [naam 2] en [medeverdachte] , p. 4404 t/m 4406.
76.Mailwisseling tussen [aangever] ( [bank 1] ) en [naam 6] ( [bank 2] ) op 5 oktober 2020, p. 4395; proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens ex artikel 126nd lid 1 Wetboek van Strafvordering, p. 5644.
77.Proces-verbaal onderzoek herkomst werkgeversverklaring en salarisspecificatie van verdachte [medeverdachte] , AH.027 met bijlagen, p. 4310 t/m 4315.
78.Mailwisseling tussen [aangever] ( [bank 1] ) en verdachte op 6 oktober 2020, p. 4407.
79.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek HP Elite laptop, p. 4316 t/m 4318.
80.Proces-verbaal van aangifte, p. 459; printversie verzekeringsbericht UWV, p. 4400.
81.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 11 Pro Max, p. 4617.
82.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek HP Elite laptop, bijlage brief [bank 1] , p. 4346.
83.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 11 Pro Max, p. 4615 t/m 4617
84.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek HP Elite laptop, p. 4352.
85.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens ex art. 126nd lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, p. 4482.