In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 19 augustus 2024 een mondelinge uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De minderjarige verblijft momenteel in een netwerkpleeggezin bij haar zus, waar zij zich positief ontwikkelt. Echter, er zijn zorgen over de onderlinge verhoudingen binnen de familie, die voor onrust en spanning zorgen. De kinderrechter heeft de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek in overweging genomen, waaronder artikelen 1:255, 1:260, 1:265a en 1:265c.
De procedure begon met een verzoek van Jeugdbescherming Gelderland, de gecertificeerde instelling, om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor een jaar. De ouders van [de minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet verschenen op de zitting. De moeder heeft zich afgemeld, terwijl de vader ook niet aanwezig was. De kinderrechter heeft de mening van [de minderjarige] gevraagd, die via e-mail haar instemming met het verzoek heeft geuit.
Na beoordeling van de stukken en de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlengen tot 21 augustus 2025. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de verlenging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige], en dat er geen mogelijkheid is voor een vrijwillige uithuisplaatsing vanwege de gebrekkige samenwerking tussen het pleeggezin en de ouders. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.