ECLI:NL:RBGEL:2024:5594

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
265567-23, 105646-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 24-jarige man voor bedreiging met een vuurwapen en bezit daarvan

Op 3 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een 24-jarige man veroordeeld voor bedreiging met een omgebouwd vuurwapen en het bezit daarvan. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 223 dagen, waarvan 200 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en een aantal bijzondere voorwaarden. De zaak kwam voort uit een incident op 9 oktober 2023 in Harderwijk, waar de verdachte met een vuurwapen dreigde naar drie slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met het vuurwapen op de slachtoffers afliep en hen bedreigde met de woorden: 'ik schiet je neer'. De verdachte had het vuurwapen, dat oorspronkelijk een alarmpistool was, omgebouwd zodat het geschikt was voor het afschieten van scherpe munitie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder openlijke geweldpleging, omdat niet was aangetoond dat hij daadwerkelijk geweld had gepleegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden en de positieve stappen die hij had gezet in zijn leven. De rechtbank besloot af te wijken van de eis van de officier van justitie en legde een voorwaardelijke straf op, zodat de verdachte de kans kreeg om zijn leven te beteren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Parketnummers: 05-265567-23 en 05/105646-21 (tul)
Datum uitspraak : 3 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2000 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres aan de [adres 1] ( [postcode] ) in [plaats 1] .
Raadsman: mr. M.J.C. Verlaan, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 oktober 2023 te Harderwijk, een of meer personen te weten aangever [slachtoffer 1] en/of aangever [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door dreigend
- een (vuur)wapen te tonen aan die voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- (vervolgens) met dat (vuur)wapen op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] af te lopen en/of,
- (vervolgens) met dat (vuur)wapen tegen de (rechter)slaap en/of het hoofd, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] te drukken en/of te houden en/of
- (vervolgens) een of meerdere malen de [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: ‘’ik schiet je neer en/of ik maak je af’’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2023 te Harderwijk, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (getransformeerd) (gas/alarm)pistool, van het merk Bruni/BBM model P4, kaliber 8mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 9 oktober 2023 te Harderwijk, tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad, onder andere
- ( ongeveer) 40 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
oxycodon 10 mg en/of
- ( ongeveer) 70 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
oxycodon 20 mg, zijnde oxycodon een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
4.
hij op of omstreeks 9 oktober 2023 te Harderwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- met een (personen)auto op en/of tegen die [slachtoffer 2] aan te rijden en/of
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] een of meerdere malen met een vuist op/tegen/in het hoofd/gezicht althans het (boven)lichaam te slaan;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 oktober 2023 te Harderwijk openlijk, te weten op de parkeerplaats aan de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meerdere personen te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] door
- uit de auto te stappen, en/of
- te gaan/lopen in de richting van en/of zich te voegen bij voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of medeverdachte, en/of
- te schelden tegen en/of schreeuwen naar die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] , en/of
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] een of meerdere malen te duwen en/of aan hem/hen te trekken en/of met een vuist op/tegen/in het hoofd/gezicht althans het (boven)lichaam te slaan en/of
- een (vuur)wapen te tonen aan die voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- (vervolgens) met dat (vuur)wapen op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] af te lopen en/of
- (vervolgens) (met) dat (vuur)wapen tegen de (rechter)slaap en/of het hoofd, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] te drukken en/of te houden en/of
- (vervolgens) een of meerdere malen de [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: ‘’ik schiet je neer en/of ik maak je af’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- achter die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] aan te gaan/rennen, en/of
- voor de auto waarin die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] wilden stappen (om te vertrekken) te gaan staan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1, 2 en het onder feit 4 primair tenlastegelegde. Met dien verstande dat de officier van justitie vrijspraak heeft verzocht voor het onder feit 4 tenlastegelegde onderdeel ‘
met een (personen)auto op en/of tegen die [slachtoffer 2] aan te rijden’. De officier van justitie heeft verder gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 3 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 3 tenlastegelegde vanwege het ontbreken van opzet. Verdachte had geen beschikkingsmacht over de pillen. De raadsman heeft verder bepleit dat verdachte ook moet worden vrijgesproken van het onder feit 4 primair en subsidiair tenlastegelegde omdat er geen sprake is van medeplegen. Verdachte heeft geen geweldshandelingen uitgevoerd, zoals blijkt uit de beschikbare camerabeelden en uit zijn verklaring. De medeverdachte heeft zelfstandig de beslissing genomen om het slachtoffer aan te rijden. Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde dient rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte er niet van op de hoogte was dat met het alarmpistool met scherp kon worden geschoten en is er geen munitie bij verdachte aangetroffen.
Tot slot heeft de raadsman bepleit dat bij een bewezenverklaring van de feiten 1 en 4 er sprake is van samenloop.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak van het onder feit 3 tenlastegelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet is vast komen te staan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van pillen Oxycodon in de auto waarin hij zich bevond. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van het onder feit 3 tenlastegelegde.
De feiten 1, 2 en 4
Vanwege de samenhang tussen de feiten zal de rechtbank deze gezamenlijk bespreken.
Aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft verklaard dat hij op 9 oktober 2023 op de parkeerplaats bij de [plaats 2] in Harderwijk was, samen met de andere aangevers, namelijk aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en aangever [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ). [slachtoffer 1] zag een auto aan komen rijden en zag dat de auto tegen [slachtoffer 2] aan reed. Vervolgens zag [slachtoffer 1] dat de bestuurder en daarna de bijrijder uit de auto stapte. [slachtoffer 1] zag dat de bijrijder een vuurwapen uit zijn tas pakte en het wapen op alle drie de aangevers richtte. De bijrijder stond toen op 2 à 3 meter van hem vandaan. Hij hoorde de bijrijder meerdere keren zeggen: ‘Ik schiet je neer, ik maak je af’. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij bang was en dacht dat de bijrijder echt zou schieten. [2]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij samen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] op de parkeerplaats bij de [plaats 2] was. Hij zag dat een auto op hem af reed en voelde dat de auto hem raakte. [slachtoffer 2] zag dat vervolgens twee jongens uit het voertuig stapten. De bijrijder kwam op [slachtoffer 2] af en richtte een wapen op hem. Hij hoorde de bijrijder meermaals zeggen: ‘Ik ga je schieten’. [3]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op de bewuste avond met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op de parkeerplaats bij de [plaats 2] was. Hij zag een auto waar twee jongens in zaten. Deze auto reed tegen [slachtoffer 2] aan. De bijrijder stapte uit de auto, pakte uit zijn tas een vuurwapen en liep richting [slachtoffer 3] . Hij stond op ongeveer 2 meter afstand, heeft het wapen op [slachtoffer 3] gericht en zei: ‘Ik ga schieten’. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij bang was dat de bijrijder op hem zou schieten. [4]
Getuige [getuige] had het kenteken van de auto die [slachtoffer 2] aanreed opgeschreven. Het kenteken betrof [kenteken] . [5] De politie trof de desbetreffende auto aan en heeft de auto staande gehouden. De verbalisant zag dat de bijrijder een tas droeg en hoorde zijn collega zeggen dat de bijrijder had verklaard het vuurwapen langs de dijk uit de auto te hebben gegooid. Het wapen werd vervolgens aangetroffen in het gras. [6]
De politie heeft het alarmpistool onderzocht en gekwalificeerd als van origine een alarmpistool van het merk Bruni/BBM model P4 in het kaliber 8 mm knal. Dit alarmpistool is oorspronkelijk voorzien van een dichte loop en de gasuitlaat bevindt zich boven op de loop/kamer waardoor het niet mogelijk is om projectielen mee te verschieten. De politie concludeert dat het geschikt is gemaakt voor het verschieten van kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm (.32 auto). Het vuurwapen heeft alle (knal)patronen afgevuurd en vertoonde geen storingen [7] .
De politie heeft de camerabeelden bekeken en beschreven wat daarop is te zien. Een auto reed in op een persoon en reed die persoon aan. De auto stopte en de bestuurder stapte uit en raakte in gevecht met aangevers. De bijrijder stapte ook uit. De bijrijder leek ter hoogte van zijn buik iets te pakken. [8]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de persoon is die op de beelden is aangeduid als de bijrijder. Verdachte was samen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) in een auto bij de [plaats 3] in Harderwijk. Verdachte had het alarmpistool meegenomen om deze mogelijk te verkopen aan [medeverdachte] . Bij aankomst op het parkeerterrein van de [plaats 2] reed [medeverdachte] , die de auto bestuurde, een jongen aan. Verdachte was uit de auto gestapt en had zijn alarmpistool gepakt om afstand te creëren. Hij had flink wat alcohol op die avond, waardoor hij zich niet alles kan herinneren. Verdachte verklaarde dat hij het pistool in de richting van de jongens heeft gehouden, maar dat hij niemand heeft geduwd, geslagen en aan niemand heeft getrokken. [9]
TussenconclusieDe rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de verdachte een alarmpistool op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gericht en met het alarmpistool op hen af is gelopen waarbij hij heeft gedreigd hen neer te schieten met de woorden: ‘ik schiet je neer, ik maak je af’, ‘ik schiet je’ of soortgelijke woorden.
Vrijspraak van het onder feit 4 tenlastegelegde
De rechtbank kan uit het voorgaande niet afleiden dat verdachte die bewuste avond een geweldshandeling heeft uitgevoerd. De rechtbank acht het, mede gelet op de eigen verklaring van verdachte, niet onaannemelijk dat verdachte geen bijdrage heeft gehad aan de geweldshandelingen en spreekt verdachte derhalve vrij van het onder feit 4 primair tenlastegelegde feit.
Verder is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] een gezamenlijk oogmerk hebben gehad op het geweld richting aangevers. Gesteld noch gebleken is dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij of invloed heeft gehad op de keuze van medeverdachte [medeverdachte] om tegen [slachtoffer 2] aan te rijden en daarop uit de auto te stappen en het gevecht aan te gaan. Daar komt bij dat de handeling van verdachte door op enig moment tijdens het gevecht uit de auto te stappen, op een aantal meter afstand een wapen op de vechtende personen te richten en daarbij te zeggen dat hij zou schieten, ook niet kan worden gezien als een bijdrage van voldoende gewicht om te kunnen concluderen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde plegen van openlijk geweld. De verklaring van verdachte dat hij dit enkel deed om afstand te creëren en dus niet om deel te nemen aan het gevecht kan de rechtbank met de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet weerleggen. De rechtbank spreekt verdachte daarom ook vrij van het onder feit 4 subsidiair tenlastegelegde.
De onder feit 1 tenlastegelegde bedreiging
Onder verwijzing naar wat de rechtbank onder haar tussenconclusie vast heeft gesteld, geldt dat verdachte met getrokken getransformeerd alarmpistool op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is afgelopen, waarbij hij dreigde hen neer te schieten. Uit de aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] blijkt dat zij vrees hadden dat verdachte hen zou neerschieten. Van het getransformeerde alarmpistool is bovendien gebleken dat het geschikt is om scherpe munitie mee te verschieten.
De rechtbank is van oordeel dat de aard van de gedragingen en uitlatingen van verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van aangevers opleveren. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 ten laste gelegde bedreiging met uitzondering van het onderdeel ‘
- (vervolgens) met dat (vuur)wapen tegen de (rechter)slaap en/of het hoofd, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] te drukken en/of te houden en/of’. Er is slechts een aangever ( [slachtoffer 1] ) die verklaard dat het wapen op enig moment tegen de slaap van [slachtoffer 2] zou zijn gehouden. Enig ander ondersteunend bewijsmiddel bevat het dossier op dit punt niet. De rechtbank acht deze ene verklaring onvoldoende om dit onderdeel bewezen te verklaren en spreekt verdachte daarom van dat onderdeel vrij.
Het onder feit 2 tenlastegelegde verboden wapenbezit
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 47-48;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 50;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 57-58;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 juni 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks9 oktober 2023 te Harderwijk,
een of meerpersonen te weten aangever [slachtoffer 1] en
/ofaangever [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3]
heeftbedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door dreigend
- een
(vuur
)wapen te tonen aan die voornoemde [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of-
(vervolgens
)met dat
(vuur
)wapen op die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] af te lopen en
/of,
- (vervolgens) met dat (vuur)wapen tegen de (rechter)slaap en/of het hoofd, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] te drukken en/of te houden en/of-
(vervolgens
) een of meerdere malen de[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: ‘’ik schiet je neer en
/ofik maak je af’’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks9 oktober 2023 te Harderwijk, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
(getransformeerd
) (gas/alarm
)pistool, van het merk Bruni/BBM model P4, kaliber 8mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen waarvan 98 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest. Hierbij geldt een proeftijd van twee jaar. De voorwaarden die worden opgelegd zijn conform het advies van de reclassering met uitzondering van het locatiegebod en -verbod. De officier van justitie vordert verder een werkstraf voor de duur van 150 uur en vervangende hechtenis van 75 dagen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht in strafmatigende zin rekening te houden met de proceshouding van verdachte nu hij openheid van zaken heeft gegeven. Verder is bepleit om de geadviseerde bijzondere voorwaarden van het contactverbod niet over te nemen, omdat er geen enkele aanleiding is te veronderstellen dat verdachte contact zal opnemen met de genoemde personen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank houdt bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd rekening met de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij rekening wordt gehouden met het strafblad van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft de slachtoffers bedreigd door een vuurwapen op hen te richten en te dreigen hen neer te schieten. De verdachte heeft hen hierdoor ernstige vrees aangejaagd. Bovendien gebeurde dit op een parkeerplaats waar veel omstanders aanwezig waren. Door dit soort feiten worden de gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt.
Het illegaal voorhanden hebben van een, al dan niet getransformeerd, vuurwapen is een ernstig delict waartegen streng wordt opgetreden, mede gelet op het gevaar en de dreiging die van dergelijke wapens uitgaat en het steeds verder toenemende bezit en gebruik daarvan.
Het strafblad
Uit het uittreksel van het justitiële documentatieregister van 12 december 2023 volgt dat verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde eerder is veroordeeld voor bedreiging met een vuurwapen. Deze eerdere veroordeling heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw eenzelfde strafbaar feit te begaan.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft kennis gekomen van de rapportage van de reclassering van 18 januari 2024. De reclassering concludeert dat het risico op herhaling hoog is. Verdachte loopt in een toezicht bij de [naam] vanwege bedreiging van zijn moeder. Verdachte heeft een belast verleden en kent een uitgebreide hulpverlenings- en reclasseringsgeschiedenis. In de afgelopen jaren lijkt er sprake van toenemende stabiliteit. Verdachte woont samen met zijn vriendin en dochter. Deze situatie lijkt een positieve invloed op verdachte te hebben. Ook is hij zelfstandig bezig zijn schulden af te lossen en heeft hij afstand genomen van het gebruik van cannabis.
Bij verdachte is echter wel sprake van een licht verstandelijke beperking en de daarmee samenhangende impulsiviteit en gebruikt hij alcohol om met stress om te gaan. Verdachte blijft hierdoor ook vatbaar voor negatieve beïnvloeding vanuit zijn netwerk. Het is eveneens een risicofactor dat verdachte geen structurele dagbesteding heeft. De reclassering adviseert het toezicht in een volwassen kader toe te passen en een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen. Hierbij adviseren zij om – in de vorm van bijzondere voorwaarden - in te zetten op bestendiging en uitbreiding van zijn dagbesteding. Ook adviseren zij ambulante behandeling gericht op het maken van juiste keuzes en coping vaardigheden.
De reclasseringsmedewerker mw. [reclasseringsmedewerker] heeft ter zitting als deskundige verklaard dat verdachte niet gebaat is bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In de gevangenis ervaarde hij veel mentale problemen en angstklachten.
Uit een schriftelijke verklaring van de begeleider van verdachte vanuit de jeugdreclassering, de heer [begeleider] , blijkt dat verdachte positieve stappen heeft gezet en dat verdachte een baan heeft gevonden.
De straf
De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie omdat voor de rechtbank de ernst van de feiten in zwaardere mate meeweegt. De rechtbank wijkt voor verdachte ten positieve af van de landelijke oriëntatiepunten die voor vuurwapenbezit op de openbare weg een onvoorwaardelijke gevangenisstraf indiceren voor de duur van 8 maanden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder begeleiding van de jeugdreclassering positieve stappen heeft gemaakt en hij in een stabielere omgeving verkeert. Om voorgaande redenen krijgt verdachte voor een laatste maal het voordeel van de twijfel teneinde in vrijheid een behandeling te volgen ter voorkoming van recidive. Wel is de rechtbank van oordeel dat aan deze kans een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden verbonden die verdachte alsnog zal moeten ondergaan als hij zich niet aan de hierna te bepalen voorwaarden houdt of opnieuw in aanraking komt met justitie. Daarnaast acht de rechtbank gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte het opleggen van een aanzienlijke taakstraf passend en geboden.
Alles overwegende legt de rechtbank verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 223 dagen waarvan 200 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van drie jaren. Dit betekent dat verdachte nu niet terug de gevangenis in hoeft, omdat zijn voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf verbindt de rechtbank de door de reclassering in haar rapport van 18 januari 2024 geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft onvoldoende aanleiding af te wijken van de geadviseerde bijzondere voorwaarden zoals door de raadsman is verzocht.
De rechtbank legt verder een taakstraf van 200 uur op, met dien verstande dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen.
Verdachte is in afwachting van de behandeling en beslissing in zijn strafzaak geschorst uit de voorlopige hechtenis. Omdat de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt van langere duur dan de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht heft zij het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 6.012,16 aan materiële schade en € 5.499,00 aan immateriële schadevergoeding, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van de immateriële schade kan worden toegewezen. De officier van justitie verzoekt de rechtbank gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en stelt voor om € 750,00 toe te kennen, met toewijzing van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De onderbouwing voor het verlies van arbeidsvermogen is onvoldoende omdat deze niet door een deskundige is onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade is het civielrechtelijke causale verband onvoldoende onderbouwd.
Subsidiair sluit de verdediging zich aan bij het standpunt van de officier van justitie, inhoudende dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 750,00.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat verdachte door zijn bijdrage aan het geweld van medeverdachte [medeverdachte] , door met hem mee te rijden en te dreigen met een vuurwapen, hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die de benadeelde partij heeft opgelopen wegens groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank heeft aan verdachte geen geweldshandelingen toegeschreven waardoor verdachte is vrijgesproken van medeplegen van mishandeling alsmede openlijke geweldpleging. De rechtbank oordeelt dat niet kan worden gesproken over een groep als bedoeld in artikel 6:166 BW, nu de gedragingen van medeverdachte [medeverdachte] niet aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Verder heeft de benadeelde partij niet gesteld dat de materiële schade in het geval van het ontbreken van groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 BW, een rechtstreeks gevolg zou zijn van de onder feit 1 tenlastegelegde bedreiging. Voor wat betreft de immateriële schade heeft de benadeelde partij in het geval van het ontbreken van de groepsaansprakelijkheid onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat er sprake is van een grondslag voor de toewijzing van enige immateriële schade.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan de vordering eventueel aanbrengen bij de civiele rechter.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging 05-105646-21

De politierechter heeft verdachte op 14 december 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 34 dagen.
Standpunten
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf, waarbij de jeugddetentie zal worden omgezet in een werkstraf voor de duur van 128 uur.
De raadsman heeft bepleit dat de verdediging het eens is met de officier van justitie voor wat betreft de omzetting. Wel heeft hij bepleit dat moet worden aangesloten bij de adviezen van deskundigen [reclasseringsmedewerker] en de heer [begeleider] die adviseren de jeugddetentie om te zetten in een werkstraf voor de duur van 80 uur.
Overwegingen van de rechtbank
Uit het voorgaande volgt dat verdachte zich binnen de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en de vordering tot tenuitvoerlegging is daarom toewijsbaar.
De rechtbank zal echter, conform de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de raadsman in plaats van 34 dagen jeugddetentie een taakstraf gelasten. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte geen aanleiding af te wijken van de gangbare wijze van omrekenen van een detentie naar een taakstraf en zal de jeugddetentie dan ook omzetten naar een taakstraf voor de duur van 128 uur. Bij het niet naar behoren uitvoeren van deze taakstraf zal de rechtbank 34 dagen vervangende hechtenis opleggen. De rechtbank wijkt hiermee af van de wettelijke regeling betreffende vervangende hechtenis.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder feit 3 en feit 4 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 223 (tweehonderd drieëntwintig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
200 (tweehonderd) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293 in Lelystad en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat behandelen door ForFACT Almere of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra de proeftijd ingaat of zoveel later als er een plaats beschikbaar komt voor verdachte. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de
  • zich inspant voor het vinden en behouden van onbetaald werk, betaald werk en of/vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • zich laat begeleiden door [begeleider] Training en Begeleiding. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de begeleider geeft voor de begeleiding.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een
taakstraf van 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
 heft op het geschorste bevel van de voorlopige hechtenis;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en immateriële schade;
De beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging 05-105646-21:
 gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie een taakstraf gedurende 128 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 34 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bonder (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. L.F. Bögemann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Breed, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juli 2024.
De griffier en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Flevoland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023468673, gesloten op 17 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 18-19.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 23.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 28.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 34.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47-48.
7.Proces-verbaal onderzoek wapen, p. 57-58.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 512.
9.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 19 juni 2024.