ECLI:NL:RBGEL:2024:5534

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
10958694 \ CV EXPL 24-665
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Achterstand in premiebetalingen zorgverzekering en de gevolgen voor de gedaagde

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 28 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen CZ Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde partij met betrekking tot achterstallige premiebetalingen voor een zorgverzekering. De gedaagde had een zorgverzekeringsovereenkomst met CZ, die per 31 december 2022 was beëindigd. De gedaagde was in 2022 maandelijks een premie van € 134,50 verschuldigd, maar heeft een achterstand in de betalingen laten ontstaan. CZ vorderde een totaalbedrag van € 227,73, bestaande uit hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten, en verzocht de gedaagde in de proceskosten te veroordelen.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gedaagde een aanvulling op zijn conclusie van antwoord in het Engels had ingediend, wat in principe niet is toegestaan, maar in dit geval door de kantonrechter was toegestaan. De gedaagde voerde aan dat hij een klacht had ingediend bij CZ over een onterecht in rekening gebracht eigen risico, maar de kantonrechter oordeelde dat deze klacht niet relevant was voor de huidige zaak. De gedaagde had de verschuldigdheid van de premies niet betwist, en de kantonrechter oordeelde dat de gevorderde hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten moesten worden toegewezen. De gedaagde werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten dragen.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van CZ vastgesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 10958694 \ CV EXPL 24-665 \ 51588 \ 40140
uitspraak van
vonnis van 28 juni 2024
in de zaak van
De naamloze vennootschap
CZ Zorgverzekeringen N.V.en de onderlinge waarborgmaatschappij
Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ groep U.A.
gevestigd te [plaats]
eisende partij
gemachtigde Flanderijn Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna CZ en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 januari 2024 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de aanvulling op de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen heeft een zorgverzekeringsovereenkomst bestaan. De polis is per 31 december 2022 beëindigd. Uit hoofde van deze zorgverzekeringsovereenkomst was [gedaagde] in 2022 maandelijks een premievergoeding aan CZ verschuldigd van € 134,50.
2.2.
[gedaagde] heeft een achterstand in de premiebetalingen laten ontstaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
CZ vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 227,73 (bestaande uit: € 180,99 aan hoofdsom, € 6,74 aan rente tot 4 januari 2024 en € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 180,99 vanaf 4 januari 2024 en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
CZ baseert haar vordering op het volgende. [gedaagde] heeft de (restant)premies voor de maanden november (€ 46,49) en december 2022 (€ 134,50), ondanks daartoe te zijn aangemaand, niet (volledig) betaald. Hij is daarom ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Daarop wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft de aanvulling op zijn conclusie van antwoord in de Engelse taal ingediend. Hoewel voor de Nederlandse rechter in principe in de Nederlandse taal dient te worden geprocedeerd, heeft de kantonrechter in dit geval expliciet toegestaan dat [gedaagde] zijn aanvulling in het Engels zou indienen. Aan het verzoek van CZ dat de aanvullende conclusie van antwoord [
de kantonrechter veronderstelt dat CZ hier bedoelt te zeggen] buiten beschouwing te laten, wordt dan ook voorbij gegaan.
4.2.
Beoordeeld dient te worden of [gedaagde] de premies over de maanden november en december 2022 aan CZ moet betalen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij een klacht bij CZ heeft ingediend omdat CZ – volgens hem – ten onrechte een eigen risico in rekening heeft gebracht in verband met ambulancevervoer op 21 december 2022. Daarnaast heeft [gedaagde] documenten overgelegd in verband met de vermissing van zijn broer. De kantonrechter constateert dat [gedaagde] de verschuldigdheid van de premies over de maanden november en december 2022, waar de onderhavige vordering over gaat, niet (kenbaar) heeft betwist. De klacht die [gedaagde] bij CZ heeft ingediend gaat buiten deze zaak om, omdat de ambulancekosten geen onderwerp binnen dit geschil zijn. De ingediende klacht kan dan ook geen (gegronde) reden vormen om de premies over de maanden november en december 2022 niet te betalen. Ook de geschetste situatie waarin de broer van [gedaagde] zich thans bevindt kan, hoe schrijnend deze ook is, dat oordeel niet veranderen. De gevorderde hoofdsom wordt daarom toegewezen.
4.3.
De gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten worden eveneens toegewezen omdat [gedaagde] de verschuldigdheid ervan niet (gemotiveerd) heeft betwist en hij deze op grond van de wet verschuldigd is.
4.4.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] aan CZ te betalen een bedrag van € 227,73, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 180,99 vanaf 4 januari 2024 tot de dag dat alles is betaald;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van CZ vastgesteld op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 130,00 aan griffierecht en € 80,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2024.