ECLI:NL:RBGEL:2024:5509

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
10626329
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen aannemers over aanleg glasvezelkabels met tegenvorderingen en betalingsgeschillen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee onderaannemers, [eiser] en [gedaagde], die betrokken zijn bij de aanleg van glasvezelkabels in Duitsland. De opdrachtgever, Phoenix Engineering GmbH, was ontevreden over het geleverde werk, wat leidde tot wederzijdse vorderingen. De kantonrechter heeft op 2 augustus 2024 een tussenvonnis gewezen waarin voorlopige oordelen zijn gegeven over de vorderingen van beide partijen. [eiser] vordert betaling van € 28.575,68 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, terwijl [gedaagde] een tegenvordering indient van € 15.190,14 voor herstelwerkzaamheden en huur van materialen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van [eiser] en de tegenvordering van [gedaagde] nauw met elkaar samenhangen en heeft besloten deze samen te behandelen. De zaak is aangehouden voor verdere processtappen, waarbij beide partijen de gelegenheid krijgen om hun standpunten verder toe te lichten en bewijsstukken over te leggen. De kantonrechter heeft benadrukt dat er nog veel processtappen moeten worden gezet voordat er een eindvonnis kan worden gewezen.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 10626329 \ CV EXPL 23-2009
Vonnis van 2 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
verwerende partij tegen de tegenvordering,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: N. Agayev,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
eisende partij met een tegenvordering,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. D. van Alst.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om twee onderaannemers die met elkaar zaken hebben gedaan. Omdat de opdrachtgever niet tevreden was over het werk, hebben de onderaannemers over en weer vorderingen tegen elkaar ingesteld. De kantonrechter geeft voorlopige oordelen over diverse punten die partijen verdeeld houden, maar heeft ook meer informatie nodig.

2.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 september 2023
- de door [eiser] op 6 januari 2024 toegestuurde producties
- de door [eiser] op 9 januari 2024 toegestuurde usb-stick
- de door [eiser] op 17 maart 2024 toegestuurde producties
- de mondelinge behandeling van 16 april 2024, waarbij door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [eiser] heeft ook een pleitnota overgelegd.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] heeft met haar opdrachtgever, de onderneming naar Duits recht Phoenix Engineering GmbH (verder te noemen “Phoenix”), een overeenkomst gesloten. Die overeenkomst hield, kort gezegd, in dat [gedaagde] glasvezelkabels in twee gedefinieerde gebieden, bestaande uit meerdere straten, in Koblenz (Duitsland) zou aanleggen. De gebieden in het project zijn aangeduid als DP19 en DP91.
3.2.
Voor de uitvoering van dit werk heeft [gedaagde] [eiser] ingeschakeld. [gedaagde] en [eiser] hebben een onderaannemingsovereenkomst gesloten op 14 september 2022 (aanneming van werk). Deze overeenkomst bevat onder meer het volgende:

(…)
§ 1 Gegenstand des Vertrages
(…)
Die Verfügung erfolgt nach dem mit Anlage 1 beigefügten Aufmaß, de sich sowohl nach Stundenlohnarbeiten wie aber auch nach Meter richtet.
In den Preisen ist alles enthalten, was zur ordnungsgemäßen, vollständigen und termingerechten Ausführung der Leistung notwendig ist, sowie alle Kosten, die zur Erfüllung der vertraglichen Verpflichtung des Subundernehmers anfallen. (…)
§ 4 Vergütung
(…)
2% Skonto Zahlung innerhalb von 10 Tagen
(2) Die Rechnung wird auf der Grundlage der vom Nachunternehmer ausgestellten Bestellscheine ausgestellt, die zuvor vom Generalunternehmer akzeptiert wurden in Übereindstimmung mit § 14 dieses Vertrags.
(3) Der Nachunternehmer hat dem Generalunternehmer monatlich den Baufortschritt auf der Grundlage des Messprotokolls zu melden und ist berechtigt einen Anspruch auf angemessene Vergüting geltend zu machen, wenn der Generalunternehmer bestätigt, dass die erbrachte Leistung vertragsgemaß ist. (…)
§ 6 Kostenverteilung
Alle Kosten die dem Generalunternehmer entstehen, die dem Subunternehmer zur Erfüllung dieses Vertrages obliegen, wie z.B. Mitarbeiterwohnung, Baumaschinen usw, werden dem Generalunternehmer vom Subunternehmer zu 100% erstattet.
(…)
§ 14 Datenschutz
(…)
Auf die vorliegende Vereinbarung findet deutsches Recht Anwendung.
(…)
3.3.
Op 19 september 2022 is [eiser] met de werkzaamheden begonnen. Hij voerde het werk uit met een team van zes medewerkers. Op 10 oktober 2022, 27 oktober 2022 en 1 december 2022 heeft [eiser] aan [gedaagde] facturen gestuurd voor de werkzaamheden. De eerste factuur is door [gedaagde] voor 80% voldaan; de rest niet. [eiser] is voor het laatst aan het werk geweest voor [gedaagde] op 30 november 2022.

4.Het geschil

de vordering
4.1.
[eiser] vraagt [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hem te betalen:
- € 28.575,68 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf de dag van de dagvaarding (12 juli 2023) tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 1.248,91 aan verschenen wettelijke handelsrente tot en met 12 juli 2023;
- € 1.060,75 aan buitengerechtelijke incassokosten.
[eiser] vordert ook dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente. [eiser] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad). [eiser] heeft de totale vordering beperkt tot een bedrag van € 25.000,00. In dat bedrag zijn alle gevorderde bedragen inbegrepen.
4.2.
[eiser] heeft zijn vordering gebaseerd op de overeenkomst die hij met [gedaagde] heeft gesloten. Hij heeft het werk uitgevoerd, maar [gedaagde] wil daarvoor niet betalen. Hij vordert daarom € 28.575,68 op grond van nakoming van de gemaakte afspraken. Dit bedrag is het totaalbedrag van de drie facturen die niet zijn betaald. Daarnaast moet [gedaagde] wettelijke handelsrente betalen over het niet betaalde bedrag en buitengerechtelijke incassokosten, omdat [eiser] [gedaagde] heeft moeten (laten) aanmanen, aldus [eiser] .
4.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] vindt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen en wil dat [eiser] in de proceskosten wordt veroordeeld.
de tegenvordering
4.4.
[gedaagde] vraagt [eiser] te veroordelen om aan haar € 15.190,14 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente naar Duits recht vanaf 29 september 2023 tot aan de dag der algehele betaling. [gedaagde] vraagt ook dat [eiser] in de proceskosten wordt veroordeeld. [gedaagde] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
4.5.
De vordering van [gedaagde] bestaat uit twee componenten:
- kosten voor inschakeling van een derde die door toedoen van [eiser] herstelwerk heeft gedaan van € 5.999,50;
- kosten voor de huur van materialen ten behoeve van het werk van [eiser] van € 9.190,64.
Aan de eerste component heeft [gedaagde] ten grondslag gelegd dat [eiser] zijn werk niet goed heeft uitgevoerd en ook weigert zijn verplichtingen na te komen. [gedaagde] vordert vervangende schadevergoeding. Op 27 september 2023 heeft ze een omzettingsverklaring uitgebracht. Aan de tweede component legt [gedaagde] ten grondslag dat [eiser] verplicht is deze kosten te voldoen op grond van §6 van de overeenkomst. De wettelijke handelsrente vordert [gedaagde] omdat [eiser] niet betaald.
4.6.
[eiser] voert verweer. [eiser] vindt dat de vordering van [gedaagde] grotendeels moet worden afgewezen. Voor de huur van materialen (machines) is [eiser] bereid € 1.638,00 te betalen/verrekenen.

5.De beoordeling

5.1.
Omdat de vordering van [eiser] en de tegenvordering van [gedaagde] nauw met elkaar samenhangen, worden deze samen behandeld.
Welk recht is van toepassing?
5.2.
Beide partijen hebben hun woonplaats in Nederland. De plaats waar het werk is uitgevoerd is echter in Duitsland en in de overeenkomst (§ 14) hebben partijen uitdrukkelijk gekozen voor toepasselijkheid van Duits recht. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen een andere rechtskeuze gemaakt en gekozen voor de toepassing van Nederlands recht. Daarom zullen de vorderingen over en weer naar Nederlands recht worden beoordeeld.
Project Arzbach DP19
5.3.
[eiser] heeft voor project DP19 twee facturen naar [gedaagde] gestuurd. Eén op 10 oktober 2022 voor een bedrag van € 8.045,65 en één op 27 oktober 2022 voor een bedrag van € 873,19. Op de tweede factuur staat “missing operations”. Op de eerste factuur is een bedrag van € 6.436,52 door [gedaagde] voldaan, zodat in totaal (€ 1.609,13 + € 873,19 =) € 2.482,32 voor project DP19 openstaat.
5.4.
Tussen partijen is afgesproken dat de opdracht wordt uitgevoerd volgens de als bijlage 1 bij de overeenkomst gevoegde meting, die gebaseerd is op zowel uurlonen als meters (§1) en dat de factuur wordt opgemaakt op basis van de bestelbonnen die zijn opgesteld door de onderaannemer en vooraf zijn aanvaard door de hoofdaannemer in overeenstemming met §14 van het contract (§4). Omdat bijlage 1 niet door partijen is overgelegd kan de kantonrechter niet zien van welke meting partijen zijn uitgegaan. Hij neemt daarom aan dat het gaat om de projecten DP19 en DP91, zoals partijen ook doen.
5.5.
[eiser] stelt dat hij de werkzaamheden voor project DP19 heeft uitgevoerd. [gedaagde] betwist dat. Volgens de overeenkomst geldt dat [eiser] bestelbonnen moest opmaken en, na goedkeuring daarvan door [gedaagde] , een factuur zou worden opgemaakt. [eiser] heeft niet gesteld en ook niet onderbouwd dat voor dit project een opmeting (Aufmaß) heeft plaatsgevonden. Wel heeft hij vier e-mails overgelegd waaruit blijkt dat het werk nog niet af was. Een e-mail van 12 oktober 2022, waaruit blijkt dat er sprake is van “missing operational steps” in dit project, e-mails van 22 en 23 oktober 2022 waaruit blijkt dat DP19 afgemaakt wordt na DP91 en een e-mail van 30 november 2022 waarin [gedaagde] aangeeft dat het werk nog niet af is. [gedaagde] heeft vervolgens een e-mail van 2 december 2022 overgelegd waaruit blijkt dat op die datum het project nog steeds niet was afgerond. Zonder nadere toelichting van de zijde van [eiser] , die ontbreekt, gaat de kantonrechter er vanuit dat project DP19 niet (volledig) was afgerond en dat [gedaagde] (nog) niet verplicht was om te betalen. Dat betekent dat vordering tot die betaling wordt afgewezen.
Project Dienethal DP91
5.6.
[eiser] heeft voor project DP91 één factuur naar [gedaagde] gestuurd van € 26.093,36 op 1 december 2022. Van dit project heeft hij ook een Aufmaß overgelegd met als datum 14 november 2022. Op die Aufmaß is te zien dat daarop geen akkoord is gegeven (dat staat doorgestreept) en dat een e-mail volgt. [eiser] heeft ook een aan hem doorgezonden e-mail van 15 november 2022 van Phoenix aan [gedaagde] overgelegd en een door hem verzonden e-mail van die datum aan Phoenix, waaruit blijkt wat er niet in orde was in dit project. Hieruit blijkt dat ook dit project dus (nog) niet was afgerond. Duidelijk is geworden dat [eiser] op 28, 29 en 30 november 2022 per e-mail getracht heeft [gedaagde] en Phoenix bij de afronding van het project te betrekken en zelf de indruk had dat alles inmiddels in orde was (hersteld). Omdat geen enkel bedrag betaald werd, heeft [eiser] zijn werkzaamheden daarna opgeschort, waarbij werd aangegeven dat zonder verdere betalingen hij niet meer op het werk zou komen. Ook is duidelijk geworden dat [gedaagde] voor dit project hooguit € 15.873,33 wil betalen, zo blijkt uit punt 22 van de conclusie van antwoord. Onduidelijk is gebleven wat [eiser] van deze stelling vindt. Het partijdebat hierover is niet uit de verf gekomen. De kantonrechter stelt daarom [eiser] in de gelegenheid alsnog op punt 22 van de conclusie van antwoord te reageren. Daarbij neemt de kantonrechter als voorlopig uitgangspunt dat de prijslijst die bij de overeenkomst is gevoegd leidend is (productie 4 bij dagvaarding en productie 1 bij conclusie van antwoord). Tot slot dient [eiser] in zijn berekening aan te geven welke werkzaamheden conform de Aufmaß door [eiser] zijn uitgevoerd, welke prijs daarbij naar zijn mening hoort en welk factuurbedrag. [gedaagde] wordt daarna in de gelegenheid gesteld daarop bij akte te reageren.
Herstelwerk
5.7.
[gedaagde] vordert van [eiser] een bedrag voor “herstelwerk”. Het door haar gevorderde bedrag van € 5.999,50 is opgebouwd uit twee facturen van Phoenix. Eén van € 2.982,00 die ziet op DP19 en één van € 3.017,50 voor DP91. Als verweer tegen de vordering van [eiser] stelt zij dat [eiser] delen van het werk niet goed heeft uitgevoerd en dat daarvoor niet betaald is. Als dat het geval is, kan [gedaagde] in haar tegenvordering niet nogmaals betaling vorderen van datzelfde werk. Óf [eiser] heeft het werk afgerond en [gedaagde] heeft ervoor betaald. Vervolgens bleek dat het werk niet goed was en daardoor is bij [gedaagde] schade ontstaan die zij vergoed wenst te zien. Óf [eiser] heeft het werk niet afgerond en daarvoor is ook niet betaald. In dat laatste geval is er niet automatisch sprake van schade. Het werk dat de derde partij heeft uitgevoerd, is in het laatste geval dan ook niet op [eiser] te verhalen, want voor dat werk moest sowieso betaald worden. De kantonrechter zal [gedaagde] in de gelegenheid stellen bij akte hierop nader in te gaan.
Kosten voor de huur van materialen
5.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] materialen heeft gehuurd voor de uitvoering van het werk. Phoenix heeft daarvoor aan [gedaagde] een rekening gestuurd van € 7.723,23 exclusief btw (€ 9.190,64 inclusief btw). Volgens §6 van de overeenkomst zullen alle door de hoofdaannemer gemaakte kosten die op de onderaannemer rusten voor de uitvoering van het contract, zoals de huisvesting van werknemers, bouwmachines, enz. door de onderaannemer voor 100% worden terugbetaald aan de hoofdaannemer en daarom moet [eiser] het bovenstaande bedrag vergoeden, aldus [gedaagde] .
5.9.
[eiser] betwist dat de huur van de machines zo hoog was. [gedaagde] heeft een factuur overgelegde van Phoenix aan haar waarop staat “
Subcontractor Rebilling Charges, Rechnungen Zeppelin.” [eiser] heeft de (onderliggende) rekening van Zeppelin overgelegd waaruit volgens hem de werkelijke prijs van € 1.638,00 blijkt. Onduidelijk is of dit bedrag inclusief of exclusief btw is. Dat bedrag is [eiser] bereid te betalen. Omdat [eiser] pas op de mondelinge behandeling gereageerd heeft op de reconventionele vordering, is [gedaagde] niet in de gelegenheid geweest op deze stelling van [eiser] onderbouwd met stukken te reageren. Daarom zal [gedaagde] dit alsnog bij akte mogen doen. [eiser] zal daarop daarna mogen reageren.
Overig
5.10.
Zoals ter zitting is besproken, is duidelijk geworden dat [gedaagde] nog een betaling aan [eiser] zal moeten doen. De hoogte daarvan kan op dit moment niet precies worden vastgesteld, maar duidelijk lijkt dat zelfs na verrekening of toewijzing van een deel van de tegenvordering [gedaagde] een bedrag aan [eiser] zal moeten betalen. De kantonrechter geeft partijen mee dat er, voordat een eindvonnis kan worden gewezen, op grond van bovenstaande nog de nodige processuele stappen moeten worden gezet en spoort partijen aan, al was het maar uit kostenefficiëntie, te onderzoeken of alsnog een oplossing in der minne mogelijk is.
5.11.
Voor zover partijen er niet uitkomen, zal de kantonrechter bij eindvonnis ingaan op de door [eiser] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de over en weer gevorderde wettelijke handelsrente.
5.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter
de vordering
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 30 augustus 2024 voor het nemen van een akte door [eiser] over wat is vermeld onder 5.6, waarna [gedaagde] op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
de tegenvordering
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 30 augustus 2024 voor het nemen van een akte door [gedaagde] over wat is vermeld onder 5.7 en 5.9 en waarna [eiser] op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2024.
61525 / 40141