ECLI:NL:RBGEL:2024:544

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
418998
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de omvang en verdeling van de nalatenschap na overlijden van erflaatster

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 januari 2024 een eindvonnis uitgesproken in een erfrechtelijke kwestie. De zaak betreft de vaststelling van de omvang en de waarde van de nalatenschap van mevrouw [erflaatster], die op 17 augustus 2018 is overleden. De executeur, [executeur], heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard en is benoemd in het testament van 2 mei 2018. De rechtbank heeft de vorderingen van [executeur] beoordeeld, waarin zij onder andere de omvang en waarde van de nalatenschap wilde vaststellen en een bedrag van € 4.686,00 van de gedaagden vorderde. De gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], hebben verweer gevoerd en vorderingen in reconventie ingesteld, waaronder het verzoek om bankafschriften van de nalatenschap.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de nalatenschap gereed is voor verdeling en dat de executeur recht heeft op een beloning van € 5.000,00. De rechtbank heeft de omvang van de nalatenschap vastgesteld op € 8.998,39, na aftrek van passiva. De verdeling van de nalatenschap is vastgesteld op € 2.024,66 per erfgenaam. De rechtbank heeft de vorderingen van [executeur] tot betaling van het gevorderde bedrag afgewezen, maar de verdeling van de nalatenschap is wel vastgesteld. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/418998 / HZ ZA 23-144
Vonnis van 24 januari 2024
in de zaak van
[executeur], handelend in de hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] ,
wonende te [plaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [executeur] ,
advocaat: mr. P.W.E. Hoezen te Winterswijk,
tegen
[gedaagde 1],
wonende te [plaats] ,
[gedaagde 2],
wonende te [plaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. J.A.A.M. Rupert te Haaksbergen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 september 2023
- het B12-formulier van 25 oktober 2023 waarin [executeur] heeft verzocht om de zaak weer op de continuatierol te plaatsen (waarbij zij de beschikking van de kantonrechter van
11 oktober 2023 over het executeurssalaris heeft gevoegd), waarna de zaak weer is opgebracht om verder te procederen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de kinderen van mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster). Erflaatster is op 17 augustus 2018 te Enschede overleden.
2.2.
Erflaatster heeft bij testament van 2 mei 2018 (productie 2 bij dagvaarding) over haar nalatenschap beschikt. In dit testament is [executeur] tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder benoemd. Ook is in het testament opgenomen dat de executeur een beloning wordt toegekend van € 5.000,00.
2.3.
In de verklaring van erfrecht van 18 september 2018 staat dat [executeur] de benoeming tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder heeft aanvaard, dat partijen de nalatenschap van erflaatster beneficiair hebben aanvaard en dat [executeur] overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:202 lid 1 sub a BW heeft aangetoond dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden van de nalatenschap te voldoen. Daarnaast is in de verklaring van erfrecht opgenomen dat erflaatster ingevolge de wet als haar enige erfgenamen achterlaat haar drie kinderen, ieder voor een derde gedeelte van haar nalatenschap.
2.4.
Bij brief van 21 november 2019 (productie 5 bij dagvaarding) is aan [gedaagde 1] namens [executeur] onder meer het volgende bericht:
“(…)
(…) De spaarrekening is opgeheven, waarna het saldo ad € 1.032,98 is overgemaakt op een rekening ten name van cliënte. Van deze rekening is later weer een bedrag ter hoogte van
€ 1.400,00 overgemaakt op de betaalrekening van uw moeder om de overige rekeningen van de nalatenschap te kunnen voldoen. Feitelijk heeft cliënte derhalve nog een vergoedingsrecht ter hoogte van € 367,02 op de nalatenschap.
(…)”.
2.5.
Bij beschikking van 11 oktober 2023 van de kantonrechter van deze rechtbank (in de zaak met zaak- en rolnummer 10695133 / EZ VERZ 23-472) is het verzoek van [gedaagden] om de door erflaatster in haar testament vastgelegde beloningsregeling te wijzigen, afgewezen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[executeur] vordert – na een tweede wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Ⅰ. De omvang en de waarde van de nalatenschap zal vaststellen overeenkomstig de boedelbeschrijving en de staat van schulden;
Ⅱ. De verdeling van de nalatenschap zal vaststellen zoals beschreven in de conclusie van repliek;
Ⅲ. [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan [executeur] van een bedrag van € 4.686,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
Ⅳ. [gedaagden] zal veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
[executeur] stelt dat de nalatenschap van erflaatster gereed is voor verdeling en dat [gedaagden] – na verrekening met het bedrag dat zij onder zich heeft en haar erfdeel – een bedrag van € 4.686,00 aan haar dienen te voldoen.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer. Zij voeren aan dat de wijziging van eis moet worden afgewezen en dat moet worden bepaald dat [executeur] nog een betaling aan hen dient te verrichten wegens overbedeling. [executeur] heeft verder niet alle opbrengsten vermeld. [gedaagden] concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [executeur] als zijnde niet gegrond, althans een zodanig vonnis te bepalen als de rechtbank in goede justitie vermeend te behoren, met veroordeling van [executeur] in de kosten van de procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagden] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[executeur] zal gebieden om aan hen te verstrekken bankafschriften van alle bankrekeningen die (mede) ten name van erflaatster hebben bestaan, waaronder begrepen onder meer de ABN AMRO-rekening met nummer eindigend op 627 en de SNS-rekening met nummer eindigend op 304 teruggaand tot 5 jaren voor overlijden, zulks op straffe van een dwangsom van € 25,00 per dag tot een maximum van € 5.000,00, voor iedere dag dat [executeur] met de nakoming van dit gebod in gebreke blijft, met veroordeling van [executeur] in de kosten van de procedure.
3.6.
[gedaagden] leggen aan deze vorderingen ten grondslag dat de omvang van de nalatenschap nog niet vaststaat en dat zij belang hebben bij de bankafschriften om hun erfdeel te kunnen berekenen.
3.7.
[executeur] voert verweer. Zij voert aan bereid te zijn om de bankafschriften van vijf jaren voor het overlijden van erflaatster op te vragen, maar niet op haar kosten of op kosten van de nalatenschap. [executeur] concludeert tot afwijzing van de vordering in reconventie.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank ziet aanleiding eerst de reconventionele vordering te behandelen en vervolgens de vorderingen in conventie.
in reconventie
De bankafschriften
4.2.
Partijen hebben ter zitting nadere afspraken gemaakt. Uit die afspraken volgt dat de reconventionele vordering alleen ziet op de bankafschriften van de ABN AMRO-rekening en de SNS-rekening van de vijf jaren voorafgaand aan het overlijden van erflaatster (dus vanaf 17 augustus 2013). Vooropgesteld wordt dat [gedaagden] als erfgenamen recht hebben op inzage en afschrift van de bescheiden die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van hun erfdeel dan wel legitieme portie.
Volgens [executeur] heeft zij alle onderliggende stukken aan [gedaagden] verstrekt, maar dit is door [gedaagden] betwist. Zij hebben echter niet gesteld welke bankafschriften zij nog missen, hetgeen wel op hun weg had gelegen. Als zij meer hadden willen ontvangen dan zij hadden gekregen, hadden zij dat tijdig moeten aangeven. Daar komt bij dat voor het grootste gedeelte van de gevorderde bankafschriften geldt dat de wettelijke bewaartermijn van de banken is verstreken (zeven jaar). [gedaagden] hebben ook geen belang meer bij verdere stukken, omdat hun erfdeel ook zonder die stukken kan worden vastgesteld. Er kan een redelijk belang bestaan indien [gedaagden] de informatie nodig hebben om hun (aanvullende) legitieme portie te kunnen vaststellen. Voor de vaststelling van de omvang van de legitimaire massa zijn immers ook voor het overlijden gedane giften door erflaatster van belang (artikel 4:65 BW juncto 4:67 e.v. BW). Ingevolge artikel 4:85 lid 1 BW vervalt de mogelijkheid om aanspraak te maken op de legitieme portie, indien de legitimaris niet binnen een hem door een belanghebbende gestelde termijn, en uiterlijk vijf jaren na het overlijden van erflater, heeft verklaard dat hij zijn legitieme portie wenst te ontvangen. Nu erflaatster op 17 augustus 2018 is overleden en niet is gesteld of gebleken dat [gedaagden] een beroep op hun legitieme portie hebben gedaan, hebben zij ook in dit kader geen belang bij de bankafschriften van de vijf jaren voor het overlijden van erflaatster.
4.3.
Gelet op het voorgaande zal de reconventionele vordering van [gedaagden] tot het verstrekken van bankafschriften worden afgewezen.
in conventie
Inleidende opmerkingen
4.4.
Partijen hebben de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard. In de verklaring van erfrecht is opgenomen dat [executeur] als executeur heeft aangetoond dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden van de nalatenschap te voldoen. Daarom is vereffening niet aan de orde. Uitgangspunt van artikel
4:145 BW is dat de executele moet zijn voltooid alvorens de nalatenschap kan worden verdeeld.
4.5.
Inmiddels staat vast dat [executeur] een executeurssalaris van € 5.000,00 dient te ontvangen (zie r.o. 2.5), zodat dit bedrag als schuld van de nalatenschap aan [executeur] wordt meegenomen. [executeur] heeft bij akte toelichting wijziging van eis een boedelbeschrijving overgelegd. Ook heeft zij in deze akte gesteld dat zij rekening en verantwoording heeft afgelegd over haar werkzaamheden als executeur. Nu tussen partijen vaststaat dat er geen externe schuldeisers zijn, kan de executele thans als afgerond worden beschouwd. Verder is duidelijk dat [executeur] haar (gewijzigde) vorderingen in hoedanigheid van erfgenaam heeft ingesteld, zodat zij in haar vorderingen zal worden ontvangen.
4.6.
[executeur] heeft bij akte voortzetting procedure tevens wijziging van eis onder Ⅰ. gevorderd dat de rechtbank de omvang en de waarde van de nalatenschap zal vaststellen overeenkomstig de boedelbeschrijving en de staat van schulden. Zij heeft bij akte toelichting wijziging van eis als productie A een boedelbeschrijving overgelegd, een overzicht van rekening en verantwoording bestaande uit “een samenvatting van de vereffening” (productie B1) en de inkomsten en uitgaven van de boedelrekening (productie B2), alsmede een berekening van de verdeling van de nalatenschap (productie C). De rechtbank begrijpt dat [executeur] vordert de omvang en waarde van de nalatenschap vast te stellen conform productie A en productie B1, nu in deze laatste productie het actuele banksaldi is opgenomen, het executeurssalaris en de gestelde vordering van [executeur] op de nalatenschap. [gedaagden] hebben de vordering onder Ⅰ. blijkens de antwoordakte wijziging van eis ook zo opgevat, maar zij betwisten de juistheid van de door [executeur] gestelde omvang en waarde van de nalatenschap van erflaatster.
4.7.
De bedragen die op de boedelbeschrijving – door [executeur] overgelegd als productie A – staan, zijn niet door [gedaagden] betwist, met uitzondering van het executeurssalaris van € 5.000,00 waarover inmiddels door de kantonrechter is beslist en de inboedel, waarover hierna meer. De rechtbank neemt daarom deze boedelbeschrijving tot uitgangspunt voor de vaststelling van de omvang en waarde van de nalatenschap van erflaatster.
De wasmachine ten bedrage van € 50,00
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat de opbrengst van de inboedel een bedrag van
€ 985,00 is. De rechtbank begrijpt uit de stellingen van [gedaagden] dat er nog een waarde moet worden toegekend aan verschillende inboedelgoederen die [executeur] uit de nalatenschap van erflaatster heeft gehaald. Zij hebben immers aangevoerd dat ook overnamevergoedingen deel uitmaken van de activa van de nalatenschap van erflaatster, hetgeen in ieder geval een bedrag van € 600,00 betreft.
4.9.
Ter zitting heeft [executeur] verklaard dat zij de wasmachine van erflaatster in overleg met haar broers zelf heeft gehouden. Dit is door [gedaagden] betwist, volgens hen heeft alleen overleg plaatsgevonden over de kasten. Verder begrijpt de rechtbank uit de stellingen van partijen ter zitting dat de kasten geen waarde vertegenwoordigden, dat is afgesproken dat [gedaagde 1] de televisie van erflaatster gratis mocht meenemen, dat de sta-op stoel door [executeur] is verkocht en dat deze opbrengst onderdeel is van het bedrag van
€ 985,00.
4.10.
Vooropstaat dat bij de waardering van inboedelgoederen onderscheid gemaakt moet worden tussen gebruikswaarde, emotionele waarde en economische waarde. Veel inboedelgoederen hebben wel gebruikswaarde of emotionele waarde, maar nauwelijks tot geen waarde in het economisch verkeer. Dat laatste geldt naar het oordeel van de rechtbank ook voor de door partijen genoemde inboedelgoederen. Zouden deze goederen nog een zekere waarde vertegenwoordigen, zoals [gedaagden] stellen, dan was het aan hen daarvan bewijs te leveren. Dat bewijs hebben zij niet geleverd. Nu [executeur] ter zitting heeft gesteld dat de wasmachine misschien € 50,00 waard was en [gedaagden] hebben aangevoerd dat de wasmachine € 150,00 waard was (omdat deze minder dan anderhalf jaar oud was), zal de rechtbank de waarde van de wasmachine van erflaatster wel vaststellen op een bedrag van € 50,00. Dit betekent dat er een vordering van € 50,00 van de nalatenschap op [executeur] is. Op welke manier de bedragen van € 985,00 en € 50,00 in de verdeling moeten worden meegenomen, komt hierna aan de orde.
De omvang van de nalatenschap van erflaatster
4.11.
Nu tot uitgangspunt strekt dat de waarde van de bezittingen van erflaatster wordt vastgesteld op de datum van haar overlijden, worden vorderingen op een bank (banksaldi) – in beginsel – opgenomen met de waarde onmiddellijk na overlijden. Dit betekent dat de omvang van de nalatenschap van erflaatster als volgt moet worden vastgesteld.
Activa
  • de ABN AMRO-rekening met nummer eindigend op 627 met een saldo van € 565,41
  • de (inmiddels opgeheven) SNS-rekening met nummer eindigend op 304 met een saldo van € 1.032,98
  • de inboedel, ter waarde van € 985,00
  • de wasmachine ten bedrage van € 50,00
  • de sieraden, ter waarde van € 1.365,00
  • de contanten ten bedrage van € 10.000,00
Totaal activa: € 13.998,39
Passiva
- het executeurssalaris ten bedrage van € 5.000,00
Totaal passiva: € 5.000,00
Zuiver saldo nalatenschap€ 8.998,39
De (wijze van) verdeling van de nalatenschap van erflaatster
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat niet op alle onderdelen kan worden vastgehouden aan de door [executeur] opgestelde boedelbeschrijving en (daarom) ook niet aan de door [executeur] beschreven verdeling van de nalatenschap in haar akte toelichting wijziging van eis (hetgeen in dit kader gezien moet worden als de conclusie van repliek). Dit heeft tot gevolg dat de vorderingen in conventie onder Ⅰ. en Ⅱ. van de akte voortzetting procedure tevens wijziging van eis niet kunnen worden toegewezen. De rechtbank kan echter het mindere toewijzen van hetgeen [executeur] heeft gevorderd, zodat de omvang van de nalatenschap van erflaatster zal worden vastgesteld op grond van de vordering in conventie onder Ⅰ. en de (wijze van) verdeling van de nalatenschap van erflaatster zal worden vastgesteld op grond van de vordering in conventie onder Ⅱ.
4.13.
Nu al een partiële verdeling heeft plaatsgevonden, namelijk van de opbrengst van de sieraden, zullen de sieraden niet bij de verdeling worden betrokken. Dat betekent dat het te verdelen saldo van de nalatenschap € 8.998,39 – € 1.365,00 = € 7.633,39 bedraagt. Verder is niet weersproken dat [executeur] een bedrag van € 1.345,00 (€ 1.400,00 min € 55,00) op de ABN AMRO-rekening van erflaatster heeft gestort om facturen te kunnen voldoen die ten laste van de nalatenschap kwamen. Dit betekent dat [executeur] een vordering op de nalatenschap heeft ten bedrage van € 1.345,00. Voorts zijn na overlijden van erflaatster nog bedragen ontvangen en uitgegeven van de ABN AMRO-rekening, zo blijkt uit productie B2. Uit deze rekening en verantwoording volgt dat voor een bedrag van € 3.795,28 aan inkomsten zijn binnengekomen en € 4.053,77 aan uitgaven. Dit leidt tot een vermindering van het te verdelen bedrag van € 258,49 (€ 4.053,77 – € 3.795,28). [executeur] heeft in het overzicht van de rekening en verantwoording opgenomen dat het saldo van de ABN AMRO-rekening op 25 september 2019 € 306,92 was en dat thans (door daarna binnengekomen inkomsten, bijvoorbeeld rente, zo begrijpt de rechtbank) een bedrag van
€ 351,00 te verdelen is. Dit is een (positief) verschil van € 44,08, zodat de passivapost
€ 214,41 (€ 258,49 – € 44,08) betreft.
Het voorgaande betekent dat er nog twee passivaposten zijn, te weten het bedrag van
€ 1.345,00 terzake de vordering van [executeur] op de nalatenschap en daarnaast het bedrag van
€ 214,41 terzake de inkomsten en uitgaven die zijn binnengekomen op de ABN AMRO-rekening. Hieruit volgt dat het thans te verdelen saldo van de nalatenschap € 7.633,39 –
€ 1.345,00 – € 214,41 = € 6.073,98 is.
4.14.
Met inachtneming van al hetgeen in dit vonnis is overwogen en beslist zal de rechtbank de (wijze van) verdeling van de nalatenschap van erflaatster als volgt vaststellen. Het aandeel van iedere partij is € 2.024,66 (€ 6.073,98 gedeeld door drie).
Activa-/- passiva
€ 6.073,98
Betaalde kosten
Executeurssalaris
Recht op uitbetaling van
Aandeel
[executeur]
€ 2.024,66
€ 1.345,00
€ 5.000,00
€ 8.369,66
Aandeel [gedaagde 1]
€ 2.024,66
-
-
€ 2.024,66
Aandeel [gedaagde 2]
€ 2.024,66
-
-
€ 2.024,66
De bedragen die rechts in de kolom staan, zijn de bedragen waarop elk van partijen in beginsel recht heeft. In navolging van de door partijen voorgestelde verdelingen, komt het praktisch voor om deze bedragen te verrekenen met hetgeen ieder der partijen terzake de nalatenschap onder zich heeft. Dit geldt ook voor de vordering van de nalatenschap op [executeur] van € 50,00 terzake de wasmachine. In deze procedure staat vast dat [executeur] het saldo van de ABN AMRO-rekening van € 351,00 en het saldo van de SNS-rekening van
€ 1.032,98 onder zich heeft (zie bijvoorbeeld productie 6 van [executeur] ), alsmede de opbrengst van de inboedel ter waarde van € 985,00 en een deel van het bedrag van de contante gelden, te weten € 2.000,00. Ook staat vast dat [gedaagde 1] het andere gedeelte van de contante gelden (€ 8.000,00) onder zich heeft (dit heeft hij erkend tijdens de mondelinge behandeling van 18 februari 2021). Het voorgaande leidt tot de volgende berekening:
- [executeur] : € 8.369,66 – € 351,00 – € 1.032,98 – € 985,00 – € 50,00 (terzake de wasmachine) – € 2.000,00 = € 3.950,68.
- [gedaagde 1] : € 2.024,66 – € 8.000,00 = – € 5.975,34.
- [gedaagde 2] : € 2.024,66.
Uit deze berekening volgt dat [gedaagde 1] een bedrag van € 3.950,68 aan [executeur] dient te betalen en een bedrag van € 2.024,66 aan [gedaagde 2] , waarna de nalatenschap van erflaatster is afgewikkeld. De vordering van [executeur] onder Ⅲ. zal worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
Proceskosten
4.15.
De familierelatie van partijen en het onderwerp van deze procedure, de afwikkeling van een nalatenschap, vormen aanleiding de kosten van de procedure (zowel in conventie als in reconventie) tussen partijen te compenseren, zodat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
stelt de omvang en de waarde van de nalatenschap van erflaatster vast zoals hiervoor in r.o. 4.11 is overwogen,
5.2.
stelt de verdeling van de nalatenschap van erflaatster vast op de wijze zoals hiervoor in r.o. 4.14 is overwogen,
5.3.
verklaart de beslissingen onder 5.1 en 5.2 uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vordering af,
in conventie en in reconventie
5.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op
24 januari 2024.
fp/db