ECLI:NL:RBGEL:2024:5439

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
422210
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake samenwerkingsovereenkomst en recht op provisie tussen eisende partij en gedaagde partijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eis in conv/verw in reconv] en de gedaagde partijen Beter Duurzaam B.V. en Duurzaam Inzicht B.V. De zaak betreft een geschil over een samenwerkingsovereenkomst en het recht op provisie. De eisende partij vorderde vergoedingen op basis van ondertekende offertes en uitgevoerde overeenkomsten met verschillende klanten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisende partij recht heeft op een vergoeding van 4% van de offertewaarde voor enkele klanten, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen omdat er geen ondertekende offertes waren.

De rechtbank heeft de gedaagde partijen veroordeeld tot betaling van in totaal € 26.588,16, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast zijn de gedaagde partijen in de proceskosten veroordeeld. In reconventie heeft de rechtbank de vorderingen van Duurzaam Inzicht afgewezen, omdat de eisende partij niet in strijd met het relatiebeding heeft gehandeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde partijen tekort zijn geschoten in hun verplichtingen onder de overeenkomsten, wat heeft geleid tot de afwijzing van hun vorderingen.

De uitspraak benadrukt het belang van ondertekende offertes en de voorwaarden waaronder aanspraken op vergoedingen kunnen worden gemaakt. De rechtbank heeft ook de verzwaarde motiveringsplicht van de gedaagde partijen onderstreept, wat betekent dat zij meer bewijs moesten leveren om hun verweer te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/422210 / HZ ZA 23-215
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van
[eis in conv/verw in reconv],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eis in conv/verw in reconv] ,
advocaat: mr. H. den Besten,
tegen

1.BETER DUURZAAM B.V.,

te Apeldoorn,
2.
DUURZAAM INZICHT B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: Duurzaam (vrouwelijk enkelvoud),
advocaat: mr. E.R. Jonker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 april 2024;
- de akte na tussenvonnis van Duurzaam;
- de antwoordakte na tussenvonnis van [eis in conv/verw in reconv] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen zij heeft overwogen en beslist in haar tussenvonnis van 17 april 2024. Duurzaam is in de gelegenheid gesteld om in het kader van de verzwaarde motiveringsplicht (voldoende) feitelijke gegevens te verstrekken over het al dan niet aangaan van een overeenkomst met derden en de uitvoering daarvan.
2.2.
Voor zover Duurzaam thans wil betogen dat op haar geen verzwaarde motiveringsplicht rust, gaat zij ten onrechte eraan voorbij dat zij als enige beschikt over de relevante gegevens daterend van na de opzegging. De rechtbank blijft dan ook bij haar oordeel dat Duurzaam haar verweer meer handen en voeten moet geven om te kunnen beoordelen in hoeverre [eis in conv/verw in reconv] een vordering toekomt (r.o. 4.18 en 4.19 van het tussenvonnis).
2.3.
De vermeldingen ‘BD’ en ‘DI’ in onderstaande beoordeling verwijzen naar klanten van Beter Duurzaam respectievelijk Duurzaam Inzicht.
Categorie a
[naam 1] , [naam 2] en [naam 3]
2.4.
[eis in conv/verw in reconv] stelt ten aanzien van de volgende klanten dat hij recht heeft op een volledige vergoeding, zijnde 4% van de offertewaarde, omdat sprake is van een ondertekende offerte en een uitgevoerde overeenkomst. Hij vordert de volgende bedragen:
  • [naam 1] (BD): € 626,60;
  • [naam 2] (BD): € 1.076,-; en
  • [naam 3] (DI): € 1.882,56.
2.5.
Duurzaam erkent dat sprake is van een ondertekende offerte en een uitgevoerde overeenkomst en dat zij, op basis van 4% van de offertewaarde, bovengenoemde vergoedingen aan [eis in conv/verw in reconv] is verschuldigd.
2.6.
De gevorderde bedragen worden dan ook toegewezen. Daarbij merkt de rechtbank met betrekking tot [naam 1] op dat [eis in conv/verw in reconv] in de dagvaarding, onder vermelding van een vergoedingspercentage van 4%, een bedrag van € 1.021,- noemt en in zijn akte voornoemd bedrag van € 626,60. Nu 4% van de offertewaarde van € 15.665,-, € 626,60 bedraagt, wordt dit bedrag toegewezen.
[naam 4]
2.7.
[eis in conv/verw in reconv] stelt ten aanzien van de klant [naam 4] (DI#13 en DI#14) dat sprake is van twee ondertekende offertes en hij dus recht heeft op de eerste 50% van de vergoeding.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eis in conv/verw in reconv] verklaard dat hij voorafgaand aan de opzegging druk bezig was met deze klant. Na de opzeggingsdatum zou Duurzaam de financiering voor de klant regelen, maar heeft zij de zaken op hun beloop gelaten. Daarna stegen de paneelprijzen en de rente. Volgens [eis in conv/verw in reconv] verliep het contact tussen de klant en Duurzaam en het verkrijgen van financiering moeizaam. Daarbij verwijst [eis in conv/verw in reconv] naar citaten uit e-mails van deze klant die hij in de producties bij de dagvaarding heeft weergegeven. Hierin uit de klant haar ongenoegen over de samenwerking met Duurzaam. Hieruit blijkt dat Duurzaam de opvolging van deze projecten niet voortvarend heeft opgepakt. Volgens [eis in conv/verw in reconv] heeft hij om die reden ook recht op de tweede 50% van de vergoeding.
2.8.
Duurzaam betwist dat [eis in conv/verw in reconv] recht heeft op enige vergoeding, omdat de klant de offertes onder voorbehoud van financiering heeft getekend en na ondertekening het voorbehoud heeft ingeroepen.
Duurzaam voert aan dat zij vervolgens, op 23 september 2022, een nieuwe offerte heeft voorgelegd, die niet is getekend door de klant. De klant heeft haar uiteindelijk op 6 juni 2023, zo volgt uit een door Duurzaam overgelegde e-mail, geïnformeerd dat zij moeite heeft met het financieren van het project en alternatieve zonnepanelen overweegt. Uiteindelijk heeft de klant zich teruggetrokken. Van nalatigheid aan de zijde van Duurzaam is volgens haar dus geen sprake.
2.9.
De stelplicht en bewijslast van de stelling dat [eis in conv/verw in reconv] aanspraak kan maken op 100% van de vergoeding rusten op [eis in conv/verw in reconv] . Op Duurzaam rust echter een verzwaarde motiveringsplicht.
2.10.
Vast staat dat deze klant voor beide projecten voor de opzeggingsdatum een offerte heeft getekend. Dat betekent dat [eis in conv/verw in reconv] in ieder geval recht heeft op de eerste 50% van de vergoeding, zijnde 2% van de offertewaarde. Weliswaar is deze offerte gesloten onder voorbehoud van financiering en is het voorbehoud vervolgens ingeroepen, maar terecht stelt [eis in conv/verw in reconv] dat in de overeenkomsten geen uitzondering is bedongen voor de situatie waarin de offerte onder voorbehoud van financiering wordt getekend en het voorbehoud vervolgens wordt ingeroepen.
2.11.
Niet in geschil is dat met deze klant geen uitgevoerde overeenkomst tot stand is gekomen. Dat betekent dat [eis in conv/verw in reconv] in beginsel geen recht heeft op de tweede 50% van de vergoeding, tenzij handelen en/of nalaten van Duurzaam niet tot een uitgevoerde overeenkomst heeft geleid. In rechtsoverweging 4.13 van het tussenvonnis is immers geoordeeld dat [eis in conv/verw in reconv] ook aanspraak kan maken op de tweede 50% als vast komt te staan dat een op de opzeggingsdatum ondertekende offerte door het handelen of nalaten van Duurzaam niet tot een uitgevoerde overeenkomst heeft geleid.
2.12.
Uit de door Duurzaam overgelegde e-mail blijkt echter niet dat de door [eis in conv/verw in reconv] gestelde nalatigheid van Duurzaam, wat hier ook van zij, ertoe heeft geleid dat het niet tot een uitgevoerde overeenkomst is gekomen. De klant heeft zich immers teruggetrokken om financiële redenen. [eis in conv/verw in reconv] kan dus geen aanspraak maken op de tweede 50% van de vergoeding.
2.13.
De conclusie is dat [eis in conv/verw in reconv] recht heeft op 2% van de offertewaarde. Niet in geschil is dat de offertewaarde van [naam 4] DI#13 € 81.950,- en die van [naam 4] DI#14 € 685.000,- bedroeg. Dat betekent dat een bedrag van € 1.639,- respectievelijk € 13.700,-, wordt toegewezen.
Categorie b
[naam 5] (BD)
2.14.
[eis in conv/verw in reconv] stelt dat hij ter zake van het project [naam 5] recht heeft op een volledige vergoeding, omdat sprake is van een ondertekende offerte en een uitgevoerde overeenkomst. Uit het door [eis in conv/verw in reconv] overgelegde overzicht van e-mails tussen hem en de klant blijkt van een langdurige relatie van in elk geval 10 juni 2020 tot en met11 juli 2022. In deze e-mails stelt de klant onder meer vragen over een door [eis in conv/verw in reconv] opgestelde offerte en blijkt uit het overzicht dat [eis in conv/verw in reconv] deze klant meerdere keren heeft bezocht. Volgens [eis in conv/verw in reconv] heeft Duurzaam deze opdracht in juni of juli 2022 zonder zijn medeweten overgenomen.
2.15.
Duurzaam betwist dat [eis in conv/verw in reconv] recht heeft op een vergoeding voor dit project, omdat geen van de door [eis in conv/verw in reconv] opgestelde offertes heeft geleid tot een ondertekende offerte. Het is juist een offerte van de bestuurder van Duurzaam, [naam 6] , die op 15 juli 2022 is ondertekend door de klant.
2.16.
Uit de door Duurzaam overgelegde uitdraai uit haar CRM-systeem volgt dat [naam 6] op 8 juli 2022 een offerte aan de klant heeft gestuurd en dat de offerte op 15 juli 2022 is ondertekend. Uit de uitdraai blijkt ook dat de klant de opdracht al op 13 juli 2022 mondeling had geaccepteerd:
‘(….)
Bedankt voor het open gesprek en de opdracht voor het leveren en monteren van de zonnepanelen. Zoals besproken ontvangt u van ons een AANGEPASTE offerte(…).
Hieronder vindt u een link naar de offerte, hier treft u ook eventuele bijlagen aan(…)’
2.17.
Gelet op de langdurige relatie tussen [eis in conv/verw in reconv] en de klant, het feit dat zij inhoudelijk hebben gesproken over de offerte en het feit dat [naam 6] nog tijdens de lopende overeenkomsten tussen [eis in conv/verw in reconv] en Duurzaam een – kennelijk – aangepaste offerte heeft gestuurd waar de klant nog voor de opzeggingsdatum mondeling mee heeft ingestemd en die vrijwel direct na de opzeggingsdatum door de klant is getekend, gaat de rechtbank ervan uit dat de klant de opdracht aan Duurzaam heeft verleend dankzij de werkzaamheden van [eis in conv/verw in reconv] in de voorafgaande periode. Voor zover de door [eis in conv/verw in reconv] opgestelde offerte nog moest worden aangepast, had Duurzaam [eis in conv/verw in reconv] op grond van artikel 10 van de overeenkomsten in de gelegenheid moeten stellen om dat te doen. Op grond daarvan heeft [eis in conv/verw in reconv] recht op 2% van de offertewaarde.
2.18.
Datzelfde geldt voor de uitvoering van de overeenkomst. [eis in conv/verw in reconv] heeft dan ook recht op de volledige vergoeding, zijnde 4% van de offertewaarde van € 95.000,-, een bedrag van € 3.800,-. In zijn antwoordakte gaat [eis in conv/verw in reconv] weliswaar uit van de door Duurzaam genoemde offertewaarde van 110.000,-, maar nu [eis in conv/verw in reconv] zijn eis niet heeft vermeerderd, wordt dit bedrag buiten beschouwing gelaten.
[naam 7] (BD)
2.19.
[eis in conv/verw in reconv] stelt dat hij ter zake van het project [naam 7] recht heeft op een volledige vergoeding, omdat volgens hem sprake is van een ondertekende offerte en een uitgevoerde overeenkomst. Zijn vordering bedraagt in totaal € 1.800,-. Uit het door [eis in conv/verw in reconv] overgelegde overzicht van e-mails tussen hem en de klant blijkt dat sprake is van een langdurige relatie van in elk geval 23 januari 2020 t/m 24 mei 2022. [eis in conv/verw in reconv] en de klant hebben onder meer gemaild over financial lease, subsidie en de toegestuurde offerte. Ook blijkt uit het overzicht van [eis in conv/verw in reconv] dat hij deze klant meerdere keren heeft bezocht.
2.20.
Duurzaam erkent dat sprake is van een ondertekende offerte en betoogt dat zij, op basis van 2% van de offertewaarde, € 900,- aan [eis in conv/verw in reconv] is verschuldigd. Volgens Duurzaam is zij niet de volledige vergoeding verschuldigd.
2.21.
Gelet op de stelling van [eis in conv/verw in reconv] dat sprake is van een uitgevoerde overeenkomst en de verzwaarde motiveringsplicht van Duurzaam, had het op de weg van Duurzaam gelegen om toe te lichten of de ondertekende offerte tot een uitgevoerde overeenkomst heeft geleid en ter onderbouwing nadere stukken te overleggen.
De enkele verwijzing door Duurzaam naar een screenshot met daarop ‘afgewezen’ zonder verdere toelichting is onvoldoende. Duurzaam heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd betwist dat de offerte ter zake van [naam 7] tot een uitgevoerde overeenkomst heeft geleid. [eis in conv/verw in reconv] heeft daarmee recht op 4% van door [eis in conv/verw in reconv] bij dagvaarding genoemde offertewaarde van € 38.600,-, zijnde € 1.544,-. In zijn antwoordakte gaat [eis in conv/verw in reconv] weliswaar uit van de door Duurzaam genoemde offertewaarde van 45.000,-, maar nu [eis in conv/verw in reconv] zijn eis niet heeft vermeerderd, wordt hieraan voorbij gegaan.
[naam 8] (DI)
2.22.
[eis in conv/verw in reconv] stelt dat hij ter zake van het project [naam 8] (DI#3) recht heeft op de volledige vergoeding, wat neerkomt op € 2.320,-. Daarbij stelt [eis in conv/verw in reconv] , onder verwijzing naar een e-mail van de juridisch adviseur van Duurzaam van 15 september 2022, dat Duurzaam heeft bevestigd dat [eis in conv/verw in reconv] deze opdracht zou afronden, maar de opdracht zelf heeft uitgevoerd.
2.23.
Duurzaam betoogt dat de klant op 18 juli 2022 de offerte van [eis in conv/verw in reconv] heeft ondertekend, maar dat na een technische inspectie bleek dat het project, zoals dat was ontworpen door [eis in conv/verw in reconv] , niet uitvoerbaar was. De klant heeft daarom op 27 oktober 2022 een nieuwe, door Duurzaam voorgelegde, offerte ondertekend. De nieuwe offerte heeft tot een uitgevoerde overeenkomst geleid. Volgens Duurzaam heeft [eis in conv/verw in reconv] slechts recht op 50% van de vergoeding, wat neerkomt op € 1.176,95.
2.24.
Nu partijen op grond van artikel 10 van de overeenkomsten gehouden waren om na de opzeggingsdatum de offertes die op dat moment ondertekend waren, samen verder op te pakken en af te ronden, had Duurzaam [eis in conv/verw in reconv] na 18 juli 2022 in staat moeten stellen om de gewenste aanpassingen op de al ondertekende offerte door te voeren. [eis in conv/verw in reconv] heeft dan ook recht op de volledige vergoeding van 4% van de door [eis in conv/verw in reconv] bij dagvaarding genoemde offertewaarde van € 58.000, zijnde € 2.320,-. In zijn antwoordakte gaat [eis in conv/verw in reconv] weliswaar uit van de door Duurzaam genoemde offertewaarde van € 58.848,-, maar nu [eis in conv/verw in reconv] zijn eis niet heeft vermeerderd, wordt dit bedrag buiten beschouwing gelaten.
Categorie c
[naam 9]
2.25.
[eis in conv/verw in reconv] vordert ter zake van [naam 9] de volledige provisie, zijnde 4% van de offertewaarde van € 60.000,- en € 130.000,-, zijnde € 2.400,- respectievelijk € 5.200,-. Hij stelt dat hem niet bekend is of deze klanten een offerte hebben getekend.
2.26.
Duurzaam voert ter zake van deze klanten aan dat geen offerte is ondertekend. Ze heeft dit onderbouwd met de door haar overgelegde screenshots met de melding ‘openstaand’.
2.27.
[eis in conv/verw in reconv] heeft in het licht van deze gemotiveerde betwisting door Duurzaam onvoldoende gesteld en onderbouwd dat bij deze klanten sprake is van een ondertekende offerte. Dat betekent dat hij geen aanspraak kan maken op een vergoeding.
Dat [eis in conv/verw in reconv] , zoals hij stelt, een goede en langlopende relatie had met [naam 9] en hij voor dit project veel inspanningen heeft verricht, doet hier niet aan af. Op grond van artikel 10 van de overeenkomsten moet immers eerst sprake zijn van een ondertekende offerte. De vorderingen ter zake van deze klanten worden dus afgewezen.
Categorie d
[naam 10]
2.28.
[eis in conv/verw in reconv] vordert ter zake van deze projecten de volledige vergoeding, zijnde 4% van de offertewaarde. Hij stelt dat hij betrokken was bij deze projecten en dat hem niet bekend is wat de status is van de offerte.
2.29.
Tussen partijen staat vast dat ter zake van deze klanten geen sprake is van ondertekende offertes op de opzeggingsdatum. [eis in conv/verw in reconv] stelt evenwel dat dit niet doorslaggevend is en licht toe waarom hij toch recht heeft op een vergoeding. De rechtbank heeft echter bij bindende eindbeslissing in het tussenvonnis geoordeeld dat [eis in conv/verw in reconv] alleen aanspraak kan maken op een vergoeding als sprake is van een ondertekende offerte en [eis in conv/verw in reconv] heeft geen argumenten aangevoerd op grond waarvan hierop zou moeten worden teruggekomen. Dat betekent dat [eis in conv/verw in reconv] geen recht heeft op een vergoeding. Daarmee wordt aan de beoordeling van de overige stellingen van [eis in conv/verw in reconv] in dit kader niet toegekomen. De conclusie is dat de vorderingen ter zake van deze klanten worden afgewezen.
Categorie e
(Onderhanden werk)
2.30.
[eis in conv/verw in reconv] stelt dat groot belang moet worden toegekend aan de voorbereidende fase waarin hij aan alle randvoorwaarden werkt. Dit maakt echter niet dat hij om die reden aanspraak kan maken op enige vergoeding. Partijen zijn immers overeengekomen dat [eis in conv/verw in reconv] alleen aanspraak kan maken op een vergoeding als sprake is van een ondertekende offerte, eventueel gevolgd door een uitgevoerde overeenkomst. Voor zover [eis in conv/verw in reconv] bij akte wil betogen dat de rechtbank moet terugkomen op haar bindende eindbeslissing in het tussenvonnis ten aanzien van categorie e (r.o. 4.22), gaat de rechtbank hieraan voorbij.
Conclusie
Beter Duurzaam
2.31.
Voor zover de vorderingen van [eis in conv/verw in reconv] jegens Beter Duurzaam zijn gericht, worden de volgende bedragen toegewezen:
  • [naam 1] : € 626,60;
  • [naam 2] : € 1.076,-;
  • [naam 5] : € 3.800,-; en
  • [naam 7] : € 1.544,-.
Totaal: € 7.046,60
2.32.
De gevorderde wettelijke handelsrente over dit bedrag wordt toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding.
2.33.
[eis in conv/verw in reconv] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 1.845,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 727,33 bij € 7.046,60 in hoofdsom. De rechtbank wijst daarom € 727,33 toe.
Duurzaam Inzicht
2.34.
Voor zover de vorderingen van [eis in conv/verw in reconv] tegen Duurzaam Inzicht zijn gericht, worden de volgende bedragen toegewezen:
  • [naam 3] : € 1.882,56;
  • [naam 4] (DI#13): € 1.639,-;
  • [naam 4] (DI#14): € 13.700,-; en
  • [naam 8] : € 2.320,-.
Totaal: € 19.541,56
2.35.
De gevorderde wettelijke handelsrente over dit bedrag wordt toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding.
2.36.
De vordering van € 1.078,54 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 970,42 bij € 19.541,56 in hoofdsom. De rechtbank wijst daarom € 970,42 toe.
Duurzaam
2.37.
Duurzaam is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eis in conv/verw in reconv] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
2.277,00
- salaris advocaat
4.822,50
(2,5 punten × € 1.929,-)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
7.370,92
in reconventie
Geen schending van het relatiebeding door [eis in conv/verw in reconv]
2.38.
Volgens Duurzaam heeft [eis in conv/verw in reconv] in strijd met het relatiebeding gehandeld door, kort
samengevat, na de opzeggingsdatum contact te hebben met [naam 11] , [naam 12]
en met een groep klanten aangeduid als ‘Diverse klanten’. Op grond van artikel 8a
van de overeenkomsten is [eis in conv/verw in reconv] een boete van € 10.000,- verschuldigd aan zowel Beter
Duurzaam als Duurzaam Inzicht, aldus Duurzaam.
2.39.
Het beroep op het relatiebeding slaagt niet. Vast staat dat Duurzaam [eis in conv/verw in reconv]
na de opzeggingsdatum heeft afgesloten van het CRM-systeem, databestanden en ontwerp-
en calculatieprogramma’s en hem heeft geïnformeerd dat zijn inzet niet meer nodig is.
[eis in conv/verw in reconv] heeft vervolgens, tevergeefs, tot mei 2023 geprobeerd om betaling van achterstallige
en misgelopen vergoedingen bij Duurzaam te innen. De juridisch adviseur van Duurzaam
heeft, onder meer per e-mails van 15 februari 2023, geantwoord:
‘(…)
Cliënten (DI en BD) kunnen onderstaande namen niet koppelen aan het
door hen gedane voorstel. De facturen zullen dus ook niet worden voldaan(…)’
2.40.
Ook heeft [eis in conv/verw in reconv] Duurzaam meerdere keren, onder meer per e-mail van zijn
advocaat aan de juridisch adviseur van Duurzaam op 20 oktober 2022, gesommeerd om
samen met hem opdrachten verder op te pakken en af te ronden. Duurzaam heeft iedere
vorm van medewerking aan [eis in conv/verw in reconv] geweigerd. Vast staat echter dat Duurzaam gehouden
was om na de opzeggingsdatum de offertes die op dat moment ondertekend waren, samen
verder op te pakken en af te ronden (r.o. 4.10 van het tussenvonnis). Dat [eis in conv/verw in reconv] na die
vergeefse sommaties tracht informatie in te winnen bij relaties van Duurzaam die hij zelf
heeft geadviseerd, is begrijpelijk.
2.41.
Onder deze omstandigheden, waarin Duurzaam is tekortgeschoten in de nakoming
van haar verplichtingen onder de overeenkomsten, kan Duurzaam [eis in conv/verw in reconv] niet verwijten dat
hij in strijd met het relatiebeding heeft gehandeld door na de opzeggingsdatum klanten van
Duurzaam te benaderen. Aan Duurzaam komt dan ook geen beroep op het relatiebeding van
de overeenkomsten toe. De vorderingen van Duurzaam worden afgewezen.
Vordering tot afgifte van stukken afgewezen
2.42.
Duurzaam heeft in het kader van haar vordering tot afgifte van stukken slechts
verwezen naar stukken ‘welke voor het vaststellen van verhaalsmogelijkheden
noodzakelijk zijn’. Gelet op het oordeel dat de vorderingen van Duurzaam op grond van de gestelde schending van het relatiebeding worden afgewezen (r.o. 2.42), strandt deze vordering bij gebrek aan belang.
2.43.
Duurzaam is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eis in conv/verw in reconv] worden begroot op:
- salaris advocaat
1.572,00
(2,00 punten × € 786,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.711,00

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt Beter Duurzaam om aan [eis in conv/verw in reconv] te betalen een bedrag van € 7.046,60, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 11 juli 2023, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Beter Duurzaam om aan [eis in conv/verw in reconv] te betalen een bedrag van € 727,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 11 juli 2023, tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt Duurzaam Inzicht om aan [eis in conv/verw in reconv] te betalen een bedrag van € 19.541,56, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 11 juli 2023, tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt Duurzaam Inzicht om aan [eis in conv/verw in reconv] te betalen een bedrag van € 970,42, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 11 juli 2023, tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt Beter Duurzaam en Duurzaam Inzicht hoofdelijk in de proceskosten van € 7.370,92, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
3.8.
wijst de vorderingen van Duurzaam af,
3.9.
veroordeelt Beter Duurzaam en Duurzaam Inzicht hoofdelijk in de proceskosten van € 1.711,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
3.10.
veroordeelt Beter Duurzaam en Duurzaam Inzicht hoofdelijk tot betaling van
€ 92,00 plus de kosten van betekening als Beter Duurzaam en Duurzaam Inzicht niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
3.11.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.10 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
3.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. van Spanje en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.