ECLI:NL:RBGEL:2024:5431

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
044321-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over verzoek tot schadevergoeding na sepotbeslissing in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 31 juli 2024 een verzoek tot schadevergoeding behandeld van de verzoeker, die niet verder vervolgd werd door de officier van justitie. De verzoeker had op 20 februari 2024 een sepotbeslissing ontvangen, maar diende zijn verzoekschrift pas op 23 mei 2024 in, wat leidde tot vragen over de termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek niet binnen de vereiste termijn van drie maanden na de sepotbeslissing was ingediend. De rechtbank stelde vast dat de sepotbrief naar het juiste adres was verstuurd en dat er geen overtuigende argumenten waren aangevoerd waarom de verzoeker deze niet had ontvangen. De advocaat van de verzoeker had bovendien op 1 maart 2024 al kennisgenomen van de sepotbeslissing, waardoor hij voldoende tijd had om het verzoek tijdig in te dienen. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer : 96/044321-24
raadkamernummer : 24-012806
datum : 31 juli 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [postcode] in [plaats] ,
mr. J.G. Roethof, advocaat te Arnhem,
hierna te noemen: de verzoeker.

Feiten

De officier van justitie heeft beslist de verzoeker niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 20 februari 2024 aan verzoeker meegedeeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden.

Procedure

Het verzoekschrift is op 23 mei 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het openbaar ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 31 juli 2024 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de verzoeker, mr. J.G. Roethof en de officier van justitie op zitting gehoord.

Verzoek

In het verzoekschrift heeft verzoeker verzocht om vergoeding van de door hem gemaakte kosten ten behoeve van de strafzaak, te weten:
  • € 489,14 ter zake kosten rechtsbijstand;
  • PM de forfaitaire vergoeding voor het indienen/behandelen van het
onderhavige verzoekschrift.
Ter zitting is door de advocaat naar voren gebracht dat verzoeker door hem op de hoogte is geraakt van de sepotbeslissing. De advocaat heeft de beslissing gedownload uit het strafportaal. De termijn begint pas te lopen vanaf het moment dat verzoeker daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de beslissing.

Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat de verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het verzoek wegens termijnoverschrijding. Subsidiair kan het verzoek worden toegewezen.

Beoordeling

Op grond van artikel 529, tweede lid, Sv dient een verzoek tot schadevergoeding binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak te worden ingediend.
Uit het dossier blijkt dat de sepotbeslissing dateert van 20 februari 2024. Het verzoek moet dus worden ingediend binnen 90 dagen nadien, om en nabij 20 mei 2024.
De stelling dat verzoeker deze brief nooit heeft ontvangen is niet nader beargumenteerd. De brief is verstuurd naar het juiste adres.
De advocaat stelt dat hij op 1 maart 2024 per mailbericht op de hoogte is gesteld van de sepotbeslissing. De advocaat had dus vanaf die datum tot 20 mei 2024 de gelegenheid om het verzoek in te dienen. Dat is meer dan 1½ maand. Enige steekhoudende reden waarom dit niet mogelijk was, is niet aangevoerd. Het verzoek is op 23 mei 2024 op de griffie ingekomen en de rechtbank ziet geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Daarom zal de verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.

Beslissing

De raadkamer:
- verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.F.A. Vrede, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.