ECLI:NL:RBGEL:2024:5426

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
025162-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dealen en in bezit hebben van cocaïne met bijzondere aandacht voor persoonlijke omstandigheden van de verdachte

Op 12 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen en in bezit hebben van cocaïne. De verdachte, geboren in 2000 en woonachtig in Apeldoorn, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne in de periode van 14 februari 2022 tot en met 14 september 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 september 2023 in Apeldoorn 16,79 gram cocaïne bij zich had en dat hij in de periode daarvoor ook actief heeft gedeald. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van de feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking met anderen.

De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn inspanningen om zijn leven op orde te krijgen, zoals het volgen van een opleiding en het afbetalen van schulden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, maar de rechtbank besloot om de verdachte een kans te geven. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden op, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank benadrukte dat de verdachte de kans moet grijpen om zijn positieve ontwikkeling voort te zetten en dat hij zich moet houden aan de voorwaarden om verdere straf te voorkomen.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat een geldbedrag van € 60,00 en twee iPhones, die in verband stonden met de feiten, verbeurd worden verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank in Zutphen, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid door de handel in cocaïne onderstreepten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.025162.24
Datum uitspraak : 12 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats]
raadsman: mr. K. Karakaya, advocaat in Apeldoorn, ter zitting waargenomen door mr. M. van den Hoonaard, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juli 2024 .

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2022 tot en met 14 september 2023 te Apeldoorn, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 14 september 2023 te Apeldoorn, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 17,67 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de rapporten van het NFI, p. 173 t/m 179;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , p. 157 t/m 159;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 juli 2024.
Verdachte heeft bekend dat hij vanaf de zomer 2022 heeft gedeald. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte vanaf februari heeft gedeald. Van alle gehoorde afnemers is getuige [getuige 1] de enige die heeft verklaard dat hij twee jaar bij verdachte koopt. Wanneer de politie daarop doorvraagt, zegt ook hij dat hij in ieder geval vanaf de zomer 2022 bij verdachte koopt. Nu zijn verklaring op dit punt tegenstrijdig is, schuift de rechtbank deze terzijde. Verder heeft de officier van justitie gewezen op de “poflijsten” en notities met aanmaakdatum februari 2022. Echter, die notities acht de rechtbank (bij gebrek aan overige bewijsmiddelen die de notities zouden kunnen ondersteunen) onvoldoende om op basis daarvan een langere periode aan nemen omdat de aanmaakdatum niets zegt over de datum waarop de informatie op de lijsten is gezet dan wel is aangevuld.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank ook het medeplegen niet bewezen. Dat verdachte een enkele maal in de chat zegt dat “zijn neefje” iets komt brengen acht de rechtbank onvoldoende om op basis daarvan te zeggen dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn “neefje”. Ook uit de chat met [naam] kan geen bewuste en nauwe samenwerking met een ander worden afgeleid. Verdachte zal daarom van het tenlastegelegde medeplegen worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 14 september 2023 in Apeldoorn had verdachte opzettelijk 16,79 gram cocaïne bij zich. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 17,67 gram cocaïne.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de bewezenverklaring van feit 2 ten aanzien van 16,79 gram cocaïne. Er is immers 0,88 gram cocaïne aangetroffen bij getuige [getuige 2] , deze had verdachte dus niet in zijn bezit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich de vraag gesteld of verdachte ook de onder [getuige 2] aangetroffen 0,88 gram cocaïne in zijn bezit heeft gehad op 14 september 2023 in Apeldoorn en overweegt als volgt.
Op 14 september 2023 trof verbalisant verdachte aan in Apeldoorn. (…) Verdachte zat in zijn auto. Er kwam een Skoda Kodiaq aan die zijn auto strak naast de auto van verdachte parkeerde. (…) Verbalisant zag dat beide bestuurders een arm naar buiten staken en iets aan elkaar overgaven. (…) De bestuurder van de Skoda Kodiaq bleek [getuige 2] te zijn. (…) Afnemer [getuige 2] overhandigde de verbalisant een (leeg) pakje sigaretten met daarin twee wikkels vermoedelijke cocaïne waarvan hij afstand deed. [3]
Getuige [getuige 2] heeft direct hierna verklaard dat hij zojuist twee wikkels cocaïne kocht van zijn dealer waarvoor € 60,00 contant betaalde. [4] De inhoud van deze twee wikkels betrof 0,88 gram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld bij de in de Opiumwet behorende lijst I. [5]
De rechtbank concludeert op grond hiervan dat verdachte op 14 september 2023 0,88 gram cocaïne aan [getuige 2] heeft verkocht en dat hij deze cocaïne voordat die transactie plaatsvond op die dag zelf nog in zijn bezit had. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in totaal 17,67 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 14 februari 2022 tot en met 14 september 2023 te Apeldoorn,
althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks14 september 2023 te Apeldoorn,
althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 17,67 gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarbij oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie komt tot deze eis, omdat zij bewezen acht dat verdachte anderhalf jaar lang op grote schaal heeft gedeald in cocaïne. Ze vindt dit een zeer ernstig feit. De persoonlijke omstandigheden van verdachte maken niet dat van de forse gevangenisstraffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd moet worden afgeweken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de eis van de officier van justitie fors moet worden gematigd en dat geen gevangenisstraf moet worden opgelegd, vanwege de zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsman heeft verder bepleit dat enkel een taakstraf van beperkte omvang in onderhavige zaak passend is.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dealen en het in zijn bezit hebben van cocaïne. Door zo te handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de handel in cocaïne. Daarbij is van belang dat cocaïne een stof is die sterk verslavend werkt en die schadelijk is voor de volksgezondheid. Het vervoer, de handel en het gebruik van cocaïne brengt daarnaast vele vormen van (zware) criminaliteit met zich. Verdachte heeft hieraan een bijdrage geleverd, door een geruime periode te dealen in cocaïne. De rechtbank gaat hierbij uit van een periode vanaf de zomer van 2022 tot 14 september 2023, welke valt binnen de bewezenverklaarde periode.
Bij het bepalen van de straf neemt de rechtbank in beginsel de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS bij Opiumwetdelicten tot uitgangspunt. Uitgangspunt voor het dealen van cocaïne gedurende 6 tot 12 maanden met enige regelmaat is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. Gezien dit uitgangspunt en de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met enkel een beperkte taakstraf zoals door de verdediging is bepleit.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter wel van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte zwaar moeten wegen bij het bepalen van de strafmaat. De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 5 juli 2024. Volgens de reclassering heeft verdachte in de afgelopen periode erg hard heeft gewerkt om zijn zaken goed op orde te krijgen. Hij volgt momenteel een opleiding, heeft werk, huisvesting en hij heeft zijn schulden afbetaald. Naar aanleiding van de verdenking van de tenlastegelegde feiten heeft verdachte ook een gesprek gehad met de burgemeester van Apeldoorn. Vanuit de gemeente is er een voorwaardelijke boete opgelegd die kwijtgescholden wordt indien verdachte meewerkt aan de aangeboden hulpverlening vanuit de gemeente. Van zijn contactpersoon bij de gemeente heeft de reclassering begrepen dat verdachte zijn medewerking volledig verleent en dat hij goed met hen in contact staat. Om te voorkomen dat verdachte doorgaat met alleen zijn werk en scholing en daarmee zijn mentale zelfzorg op de tweede plek zet, zoals hij eerder heeft gedaan, adviseert de reclassering een ambulante behandeling als voorwaarde bij een reclasseringstoezicht. De reclassering acht een detentiestraf zeer ongewenst.
De rechtbank realiseert zich dat de ontwikkelingen die verdachte heeft doorgemaakt nog enigszins pril en onzeker zijn. Zij ziet echter ook dat verdachte een goede weg is ingeslagen en dat hij – zoals hij zelf ter terechtzitting heeft verklaard – de drugswereld achter zich lijkt te hebben gelaten. Om de positieve ontwikkelingen die verdachte heeft doorgemaakt niet te doorkruisen en met name gelet ook op het reclasseringsadvies, zal de rechtbank aan hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Wel vindt de rechtbank de feiten dermate ernstig dat de maximale taakstraf dient te volgen, met daarbij een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Verdachte krijgt zo voor nu het voordeel van de twijfelen krijgt de kans om te laten zien dat hij inderdaad afscheid heeft genomen van het plegen van strafbare feiten maar blijkt later dat toch niet het geval is, dan hangt hem alsnog een langdurige gevangenisstraf boven het hoofd. Het is aan verdachte om deze kans te grijpen en zijn positieve ontwikkeling verder voort te zetten.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren, met aftrek van de dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, passend en geboden met een proeftijd van drie jaar. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals door de reclassering geadviseerd en zoals hierna nader omschreven in de beslissing.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal het geldbedrag ad € 60,00 in contanten dat aan verdachte toebehoort en dat geheel uit de baten van feit 1 is verkregen verbeurd verklaren.
De rechtbank zal de Iphone 13 en de Iphone 12 mini die aan verdachte toebehoren met behulp waarvan feit 1 is begaan en voorbereid verbeurd verklaren.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht, en
- 2 en 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van
240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 maanden;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich binnen vijf werkdagen meldt bij de reclassering van het Leger des Heils in Arnhem op het volgende adres: Van Pallandstraat 11, 6814 GM in Arnhem of maakt hiertoe een afspraak via het telefoonnummer 026-4430146. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat behandelen door Jan Arends, ambulante forensische zorg of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • verklaart verbeurd de volgende voorwerpen:
  • Iphone 13;
  • Iphone 12 mini;
  • Geldbedrag ad € 60,00 in contanten.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. Janssen (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe en M. van Beneden, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 augustus 2024.
De voorzitter en de griffiers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023425461, gesloten op 15 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 29 juli 2024 en de rapporten van het NFI p. 175 t/m 179..
3.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 22 en 23.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 32.
5.De rapporten van het NFI, p. 173 en 174.