ECLI:NL:RBGEL:2024:5425

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
027643-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing door een 16-jarige jongen met geweld en bedreiging

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 16-jarige jongen, die werd beschuldigd van poging tot afpersing. De verdachte zou op 23 januari 2024 in Arnhem, samen met een medeverdachte, een slachtoffer hebben bedreigd met een mes om hem te dwingen een zakje wiet af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer hebben benaderd met de intentie om drugs te kopen, maar dat de situatie escaleerde toen de verdachte een mes trok en het slachtoffer bedreigde. Het slachtoffer heeft aangifte gedaan van de beroving en verklaarde dat hij verwondingen aan zijn hand opliep tijdens het incident. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en het slachtoffer als consistent en betrouwbaar beoordeeld, en kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de poging tot afpersing. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand en een taakstraf van 100 uren, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en toezicht door de jeugdreclassering. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/027643-24
Datum uitspraak : 2 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [plaats] .
raadsman: mr. B.P.J. van Riel, advocaat in Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 januari 2024 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een zakje met 100 gram, althans, een hoeveelheid weed, althans soft drugs, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] voornoemd, in elk geval aan een ander dan aan verdachte(n) en/of zijn mededader(s)en/of een derde toebehoorde(n)
-tegen die [slachtoffer] voornoemd heeft/hebben geroepen "laat zien" en/of "laat voelen" en/of "geef geef!" en/of
-een machete, althans een mes heeft getrokken en dreigend heeft getoond aan die [slachtoffer] voornoemd en/of
-zwaaiende bewegingen heeft gemaakt met dat mes in de richting van die [slachtoffer] voornoemd en/of
-een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt met dat mes in de richting van de borst en/of buik, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer] voornoemd en/of
-een of meermalen heeft geslagen tegen het hoofd van die [slachtoffer] voornoemd en/of
-een of meermalen heeft geschopt tegen de benen van die [slachtoffer] voornoemd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat er onvoldoende bewijs is voor een veroordeling. De verklaringen van aangever en getuige [getuige 1] zijn warrig en inconsistent. Zowel aangever als getuige [getuige 1] hebben niet verklaard over de reden van de ruzie met verdachte. Bij de tweede verklaring wordt daarop door aangever en [getuige 1] op teruggekomen en wordt verklaard dat het om drugs zou gaan. Het is aannemelijk dat aangever en [getuige 1] hun tweede verklaring op elkaar hebben afgestemd. De verklaringen sluiten naadloos op elkaar aan, maar de verklaringen zijn niet overtuigend. Beide verklaren maar wat. [medeverdachte] is medeverdachte en is de dag na verdachte aangehouden en heeft de kans gehad om zijn verklaring af te stemmen met aangever en [getuige 1] . Nu er wel wettig bewijs is, maar geen overtuigend bewijs dient verdachte te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft aangifte gedaan van een beroving op 23 januari 2024 te Arnhem. [2] Verdachte had [slachtoffer] benaderd omdat hij wiet van [slachtoffer] wilde kopen. [slachtoffer] en verdachte hadden afgesproken in de binnentuin bij het huis van [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ). Verdachte was samen met [medeverdachte] . Verdachte wilde 100 gram wiet. De prijs die verdachte daarvoor zou betalen was nog niet besproken. Verdachte riep direct: “
Laat zien”. [slachtoffer] liet het kort zien. Verdachte wilde het voelen, maar [slachtoffer] liet dat niet toe. Verdachte trok direct een mes en riep: “
Geef!”. Verdachte haalde het mes uit een holster. Verdachte bewoog het mes richting [slachtoffer] . Verdachte bewoog met de punt van de machete in de richting van de borst of maag van [slachtoffer] . [slachtoffer] werd bang en drukte het mes naar de grond. [slachtoffer] stond daarbij voorover geboden. Verdachte riep vervolgens naar [medeverdachte] om hem te komen helpen omdat [slachtoffer] het mes wilde afpakken. [medeverdachte] kwam naar [slachtoffer] toelopen en schopte [slachtoffer] drie keer tegen de benen. Vervolgende voelde [slachtoffer] dat hij vier stompen op zijn hoofd kreeg van [medeverdachte] . [3]
Uit de medische verklaring volgt dat [slachtoffer] snijverwondingen aan zijn rechterhand heeft opgelopen en dat drie wondjes moesten worden gehecht. [4]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij samen was met [slachtoffer] en dat [slachtoffer] hasj zou verkopen aan verdachte. [slachtoffer] liet het zakje wiet aan verdachte zien en verdachte wilde er ook aan voelen. [getuige 1] hoorde dat [slachtoffer] dat niet wilde. Verdachte trok direct een groot mes. Verdachte had het mes in zijn rechterhand vast en hij deed zijn arm omhoog. Verdachte schreeuwde daarbij: “
Kankerhomo, geef mij dit shit nu, geef, geef, geef”. [slachtoffer] pakte het mes vast aan de scherpe kant. Verdachte riep tegen [medeverdachte] : “
sla hem, pak het mes, hij heeft mij vast”. [getuige 1] zag dat [medeverdachte] [slachtoffer] een paar schoppen tegen zijn hoofd en benen gaf. Ook werd [slachtoffer] op zijn gezicht geslagen. [getuige 1] trok [medeverdachte] weg. [slachtoffer] rende de tuin uit en hij zag dat verdachte en [medeverdachte] hem achterna renden. Verdachte had toen nog steeds het mes vast. [5]
Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) heeft verklaard dat hij zicht had op de witte deur, die leidt naar de binnentuin waar de jongens vandaan kwamen. Hij zag eerst één jongen uit de deur komen en later nog twee andere jongens. Hij zag dat de twee andere jongens een kapmes wegstopte. Het mes was zwart van kleur en had een zwart handvat. [getuige 2] zag dat de politie de verdachte met het kapmes aanhield. [6] Nadat verbalisanten verdachte hadden aangehouden en langs [getuige 2] liepen, herkende [getuige 2] verdachte als de jongen die het mes droeg. [7]
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij die avond mee was met verdachte en dat verdachte bij iemand hasj zou gaan kopen. Tussen verdachte en de verkoper ontstond ruzie. [medeverdachte] zag dat verdachte uit zijn jas een zwart mes tevoorschijn haalde. Een groot mes, ruim 30 centimeter met een handvat. Verdachte had het in zijn rechterhand vast. Hij zag dat [slachtoffer] het scherpe stuk van het mes met zijn hand vastpakte. Verdachte en [slachtoffer] waren aan het stoeien. [medeverdachte] hoorde veel geschreeuw. [medeverdachte] is naar de jongens toegegaan. [medeverdachte] zag dat [slachtoffer] de tuin verliet. [8]
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij overweegt daartoe nog als volgt.
Zowel de aangever als getuige [getuige 1] en medeverdachte [medeverdachte] hebben verklaard dat verdachte de agressor was en dat het verdachte was die een mes trok. Aangever, [getuige 1] en [medeverdachte] verklaren op belangrijke punten hetzelfde. Dit wordt nog ondersteund door de waarneming van een onafhankelijk getuige die onder meer zag dat verdachte een kapmes in zijn hand had en deze probeerde te verstoppen.
De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om aan te nemen dat sprake is geweest van bewuste of onbewuste afstemming van belastende verklaringen of om anderszins aan de betrouwbaarheid van die verklaringen te twijfelen. Dat aangever en [getuige 1] pas bij het tweede verhoor een en ander plaatsen in de context van een drugsdeal doet daar niet aan af. Tegelijkertijd wordt het alternatieve verhaal van verdachte door niks of niemand ondersteund.
De enkele verklaring dat de drie aanwezige personen liegen volstaat niet.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat er sprake is van medeplegen. Op het moment dat verdachte en het slachtoffer aan het duwen en trekken waren, riep verdachte immers [medeverdachte] om hem te helpen. [medeverdachte] heeft verdachte vervolgens geschopt en geslagen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks23 januari 2024 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een
of meerander
(en),
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en
/ofbedreiging met geweld, [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een zakje met 100 gram, althans, een hoeveelheid weed, althans soft drugs,
in elk geval enig goed, dat
/diegeheel of ten dele aan die [slachtoffer] voornoemd, in elk geval aan een ander dan aan verdachte
(n)en
/ofzijn mededader
(s)en/of een derde toebehoorde
(n
)-tegen die [slachtoffer] voornoemd heeft/hebben geroepen "laat zien" en/of "laat voelen" en/of "geef geef!" en
/of-een machete,
althans een mesheeft getrokken en dreigend heeft getoond aan die [slachtoffer] voornoemd en
/of-zwaaiende bewegingen heeft gemaakt met dat mes in de richting van die [slachtoffer] voornoemd en
/of-een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt met dat mes in de richting van de borst en/of buik, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer] voornoemd en
/of-
een ofmeermalen heeft geslagen tegen het hoofd van die [slachtoffer] voornoemd en
/of-
een ofmeermalen heeft geschopt tegen de benen van die [slachtoffer] voornoemd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand. Daarnaast vordert de officier van justitie een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie. Tot slot verzoekt de officier van justitie oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit terughoudend om te gaan met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Het rapport is met betrekking tot de inschatting van de kans op herhaling en de beschreven zorgen grotendeels beïnvloed door het examengala incident. Verdachte zegt dat het niet klopt wat daarover in het rapport wordt geschreven. Er heeft nog geen hoor- en wederhoor plaatsgevonden. De verdediging verzoekt bij een bewezenverklaring een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Het slachtoffer is door toedoen van verdachte gewond geraakt aan zijn hand. Verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Dit is een ernstig feit waarop in beginsel jeugddetentie als passende sanctie moet worden beschouwd.
persoon van verdachte
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) van 14 juni 2024 volgt dat verdachte in de kern wordt gezien als een vriendelijke en sociale jongen. De risicofactoren zijn dat hij in de problemen kan komen als hij het gevoel heeft dat iemand hem niet met respect behandelt en dan kan verdachte in agressief gedrag vervallen De Raad ziet ook risico’s in het middelengebruik van verdachte. Verdachte is tijdens zijn lopende schorsing opnieuw betrokken geraakt bij een conflict waarbij hij zich verbaal en fysiek agressief heeft geuit, mogelijk onder invloed van middelen. Het incident zou plaats hebben gevonden tijdens het eindexamengala. Gezien de ernst van het delict is jeugddetentie overwogen, maar gezien dat verdachte first offfender is en het algemeen recidiverisico als laag wordt ingeschat is de Raad van mening dat dit niet passend is. De Raad ziet in een maatregel toezicht en begeleiding voldoende mogelijkheden om recidive in de toekomst te voorkomen. Daarbij is wel van groot belang dat er zicht komt of er mogelijk sprake is van achterliggende persoonlijke problematiek die de boosheid en agressie die verdachte vertoont kan verklaren en dat daarvoor passende hulp kan worden ingezet. Ook is de Raad van mening dat er controle moet zijn op het middelengebruik van verdachte. De Raad is dan ook van mening dat gezien de zorgen op meerdere leefgebieden verplichte begeleiding van de jeugdreclassering noodzakelijk is. De Raad acht daarbij van belang dat er voor verdachte duidelijke afspraken worden gemaakt ten aanzien van school en/of dagbesteding. De Raad heeft tijdens de schorsing een positieve ontwikkeling gezien bij verdachte. Deze positieve ontwikkeling is echter nog pril en de zorgen ten aanzien van middelengebruik en de invloed hiervan op het gedrag van verdachte zijn nog niet weggenomen.
De zittingsvertegenwoordiger van de Raad heeft naar voren gebracht dat langdurig toezicht noodzakelijk is, zodat gekeken kan worden hoe dit feit heeft kunnen gebeuren. Ook vóór het beschreven examengala incident waren er al zorgen op het gebied van verbale agressie.
De jeugdreclasseerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat verdachte zich houdt aan de afspraken maar dat hij weinig van zichzelf laat zien. De jeugdreclasseerder heeft tegelijkertijd wel gemerkt dat er sprake is van contactgroei tussen hen en dat het vertrouwen is gegroeid.
straf
De rechtbank houdt rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden en het gegeven advies. De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte de schuld buiten zichzelf legt en geen verantwoordelijkheid neemt voor wat hij heeft gedaan. Verdachte ziet kennelijk de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed niet in. Dit impliceert ook dat verdachte (nog) niet of onvoldoende bereid en in staat is om te reflecteren op zijn daad en op aanwezige zorgen over zijn opgroeien.
Gelet op de hiervoor weergegeven informatie over de persoon van verdachte, zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke maar voorwaardelijke jeugddetentie opleggen in combinatie met een forse taakstraf.
De rechtbank is, alles afwegend van oordeel dat een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 maand passend en geboden is. Het voorwaardelijke strafdeel en de bijzondere voorwaarden worden opgelegd om te zorgen dat verdachte de nodige begeleiding krijgt. De rechtbank sluit wat betreft de bijzondere voorwaarden aan bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank acht het van belang dat er toezicht wordt gehouden en dat er nader onderzoek komt naar eventueel gedragsproblematiek zodat nog meer zicht komt op welke hulp en begeleiding mogelijk zinvol kan zijn.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren opleggen, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen met aftrek.
De rechtbank zal het inmiddels geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het bewezenverklaarde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 327,24 aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen omdat de verdediging vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de materiele kostenvergoeding dient te worden gematigd tot een periode van twee weken. De benadeelde partij heeft onvoldoende gesteld waarom hij ruim twee maanden niet heeft kunnen werken. Uit de verklaring van de chirurg volgt dat de benadeelde partij veel eerder weer aan het werk kon. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de verdediging naar voren gebracht dat de vordering dient te worden gematigd tot een bedrag van € 500,-, De vordering is onvoldoende onderbouwd en er is geen sprake van fors fysiek letsel en was er geen sprake van een langdurig genezingsproces.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Benadeelde partij kon door zijn verwonding aan zijn arm zijn werkzaamheden als afwasser gedurende twee maanden niet uitoefenen.
De rechtbank is van oordeel dat de kosten voldoende onderbouwd zijn en de kosten komen de rechtbank billijk voor. Het bedrag zal dan ook worden toegewezen. Gelet op het vorenstaande zal een totaal bedrag van € 327,24 aan materiële kosten worden toegewezen.
Immateriële schade
Naar vaste jurisprudentie heeft een benadeelde partij recht op vergoeding van immateriële schade als op grond van aard en ernst van het strafbare feit de nadelige gevolgen zonneklaar zijn.
Benadeelde partij heeft letsel aan zijn arm opgelopen bij de afpersing met geweld en heeft hierdoor een langere periode pijn ervaren aan zijn hand. De benadeelde partij werd fors beperkt in zijn handelen door beperkte functionaliteit van de hand.
De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 1.000,-. Daarbij is gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder het toegebrachte letsel en de (psychische) gevolgen die de benadeelde ten gevolge van het bewezenverklaarde feit, heeft ondervonden. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn toegekend. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de pleegdatum van het feit, te weten
23 januari 2024.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. In verband met de leeftijd van de verdachte wordt er geen gijzeling opgelegd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentievoor de duur van
1 (één) maand;
  • bepaalt dat deze jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de hierna te melden voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte meewerkt aan diagnostisch onderzoek en de hieruit voortvloeiende behandeling/begeleiding;
- het verdachte verboden wordt verdovende middelen of alcohol te gebruiken vergezeld van verplichte medewerking aan urineonderzoek zolang de jeugdreclassering dat nodig acht;
- verdachte dagbesteding heeft in de vorm van onderwijs en daar ook daadwerkelijk aanwezig is.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Jeugdbescherming Gelderland, afdeling Jeugdreclassering te Arnhem tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, te weten een werkstraf van
100 (honderd) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht twee uur in mindering wordt gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
Vordering [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 327,24 (driehonderdzeventwintig euro en vierentwintig eurocent) aan materiële schade en € 1.000.- (duizend euro) aan smartengeld, beide vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 327,24 (driehonderdzeventwintig euro en vierentwintig eurocent) aan materiële schade en € 1.000,- (duizend euro) aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L. Pas voorzitter tevens kinderrechter, mr. P.J.C. Cremers en mr. J.M.J.M. Doon, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Vogelpoel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2024.
Mr. Cremers en mr. Doon zijn buiten staat te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024036188, gesloten op 25 januari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 18.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 33-34.
4.Medische verklaring, aanvullend dossier.
5.Proces-verbaal van verhoor getuigen, p. 43-44.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 37.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 48.
8.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte] , p. 101-102.