ECLI:NL:RBGEL:2024:5394

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
426822
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake verjaring en inbezitneming van perceel grond tussen Harderpark B.V. en gedaagden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft Harderpark B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagden met betrekking tot een perceel grond dat zij claimt te bezitten. De zaak betreft een geschil over de eigendom van een stuk grond dat door gedaagden in gebruik zou zijn genomen. Harderpark stelt dat gedaagden onrechtmatig handelen door gebruik te maken van deze grond, terwijl gedaagden zich beroepen op bevrijdende en verkrijgende verjaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden niet in bezit zijn genomen van de grond, waardoor het beroep op bevrijdende verjaring niet slaagt. De rechtbank oordeelt dat Harderpark recht heeft op terugplaatsing van de erfafscheiding en verbiedt gedaagden om gebruik te maken van het perceel. Gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten. De vorderingen van gedaagden in reconventie worden afgewezen, omdat deze zijn gebaseerd op dezelfde feiten als het verjaringsberoep, dat niet is toegewezen. Het vonnis is uitgesproken op 7 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/426822 / HZ ZA 23-331
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
HARDERPARK B.V.,
te Zeewolde,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Harderpark,
advocaat: mr. J. Brakke,
tegen

1.[ged in conv/eis in reconv sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[ged in conv/eis in reconv sub 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden in conv/eisers in reconv] ,
advocaat: mr. K. Horstman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 maart 2024
- akte overlegging producties van 17 mei 2024 van [gedaagden in conv/eisers in reconv]
- de mondelinge behandeling van 24 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Namens Harderpark is tijdens de mondelinge behandeling bezwaar gemaakt tegen de akte overlegging producties van [gedaagden in conv/eisers in reconv] , omdat deze niet tijdig zou zijn ingediend. Daarmee zou Harderpark onvoldoende tijd hebben gehad voor overleg met haar advocaat. Weliswaar zijn de producties niet binnen de termijn van tien dagen voor de mondelinge behandeling ingediend, maar zeven dagen hiervoor. Gelet op de aard en omvang van de producties moet Harderpark echter geacht worden voldoende tijd te hebben gehad voor overleg met haar advocaat. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het bezwaar van Harderpark.

2.De feiten

2.1.
Harderpark houdt zich bezig met de aan- en verkoop en verhuur van registergoederen.
2.2.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] is sinds 3 augustus 1998 eigenaar van een woning aan de [adres 1] . De woning is gelegen op het perceel met kadastrale aanduiding [perceel 1] . Naast de woning van [gedaagden in conv/eisers in reconv] bevindt zich een bedrijfspand aan de [adres 2] . Dit pand is gelegen op een perceel met kadastrale aanduiding [perceel 2] . De percelen van partijen worden verbonden door een stuk grond. De ligging van de percelen volgt uit onderstaande kadastrale tekening, waarbij het betreffende stuk grond wordt weergegeven in het zwart.
Afbeelding!
2.3.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] is bij brieven van 25 november 2020 en 12 mei 2021, namens de toenmalige eigenaar van perceel [perceel 2] , [bedrijf 1] , aangeschreven. [bedrijf 1] heeft [gedaagden in conv/eisers in reconv] geïnformeerd dat zij meent dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] oneigenlijk gebruikmaakt van het stuk grond, omdat dit aan haar toebehoort. Namens [bedrijf 1] is [gedaagden in conv/eisers in reconv] verzocht om dit te gebruik te staken.
2.4.
De juridisch adviseur van [gedaagden in conv/eisers in reconv] heeft bij brief van 9 juni 2021 als volgt gereageerd:
‘(…)
In 1998 zijn cliënten eigenaar geworden van de woning met ondergrond, erf en tuin staande en gelegen aan [adres 1] .
Het perceelsgedeelte waar uw cliënt thans aanspraak op maakt, maakte toen reeds aantoonbaar deel uit van de tuin van cliënten.
Cliënten hebben zich ook altijd ondubbelzinnig gedragen als eigenaren en hielden het bewuste perceelsgedeelte voor zichzelf.
Cliënten nemen daarom terecht het standpunt in dat zij, voorzover nodig, met een beroep op artikel 3:105 van het Burgerlijk Wetboek door bevrijdende verjaring eigenaar zijn geworden van het bewuste perceelsgedeelte.(…)’
2.5.
Op 7 oktober 2022 heeft Harderpark perceel [perceel 2] in eigendom verkregen. Bij brief van 20 oktober 2022 heeft Harderpark [gedaagden in conv/eisers in reconv] als volgt bericht:
‘(…)
Harderpark B.V. is de (nieuwe) eigenaar van [adres 2] . Uw cliënten stellen door verkrijgende verjaring eigenaar te zijn geworden van een gedeelte van het perceel dat toebehoort aan cliënte(…).
Cliënte ging en gaat er dan ook vanuit dat zij gewoon eigenaar is van de grond en dat de erfgrens daarvan in overeenstemming is met de registratie in het kadaster. Dit temeer nu de grond ook niet feitelijk in gebruik is bij uw cliënten. Het betreft immers een binnentuin/patio waarbij uw cliënten daarvan geen gebruik maken. Wel zijn er een aantal bouwmaterialen op het terrein geplaatst waarmee nota bene een nooddeur van het pand van cliënte is geblokkeerd. Van het in gebruik zijn als binnentuin/patio door uw cliënten is blijkens de genomen foto’s in ieder geval overduidelijk geen sprake.
Cliënte heeft de bedrijfsruimte (winkelruimte) behorende bij [adres 2] inmiddels verhuurd. De zijgevel van dit pand, gelegen aan de hiervoor genoemde en in eigendom van cliënte zijnde patio, is houtskeletbouw en is door begroeiing aangetast. Deze begroeiing dient verwijderd te worden en de zijgevel dient vervangen te worden. Daarnaast wenst cliënte dat de nooddeur niet langer geblokkeerd is en dat ook op de erfgrens een afscheiding wordt aangebracht.
Cliënte heeft hiertoe een aannemer en een hovenier opdracht gegeven om deze
werkzaamheden aan haar pand en perceel te verrichten en deze werkzaamheden hebben op 17 oktober 2022 een aanvang genomen.
Uw cliënten hebben deze werkzaamheden onrechtmatig verhinderd.
(…)
In de tussentijd speelt evenwel dat het voor cliënte absoluut noodzakelijk is om de zijgevel en de nooddeur tijdig op orde te maken ten behoeve van haar huurster.
(…)
Teneinde een en ander in goede banen te leiden stel ik het navolgende voor:
1. Uw cliënten maken het mogelijk dat cliënte deze noodzakelijk aan haar pand te
verrichten werkzaamheden op een normale wijze kan uitvoeren en deze
werkzaamheden niet zal verhinderen;
2. Cliënte zal daarbij vooralsnog afzien van het plaatsen van een afscheiding op de
erfgrens onder de voorwaarde dat in ieder geval de nooddeur niet geblokkeerd zal
worden;
3. Partijen treden begin november 2022 met elkaar in overleg teneinde te trachten in gezamenlijk overleg de erfgrens te bepalen(…)’
.
2.6.
Op 20 december 2022 is de erfgrens ingemeten. Vastgesteld is dat het stuk grond deel uitmaakt van perceel [perceel 2] van Harderpark.
2.7.
Op 21 december 2022 hebben aannemers in opdracht van Harderpark het stuk grond betreden om spullen van [ged in conv/eis in reconv sub 1] weg te halen en een schutting op de erfgrens te plaatsen. [gedaagden in conv/eisers in reconv] heeft hiertegen geprotesteerd en de politie gebeld. Na tussenkomst van de politie hebben de aannemers een schutting geplaatst met daarin een opening.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Harderpark vordert bij vonnis, bij wijze van voorlopige voorziening ex artikel 254 Wetboek van burgerlijke Rechtsvoordering:
Primair:
[gedaagden in conv/eisers in reconv] te veroordelen tot het terugplaatsen van de erfafscheiding;
[gedaagden in conv/eisers in reconv] te verbieden op enige wijze gebruik te maken van het perceel met
kadastrale aanduiding [perceel 2] ;
Te bepalen dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] een dwangsom van € 5.000,-- verbeurt voor iedere dag (daaronder begrepen een deel van de dag) dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] in strijd handelt met hetgeen onder a en b vermeld, met een maximum van € 100.000,--, althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom;
Voor recht te verklaren dat het verwijderen van het op de erfgrens aangebrachte
schuttingdeel door [gedaagden in conv/eisers in reconv] , het betreden van de grond van, naar de rechtbank begrijpt, Harderpark, het verhinderen van [gedaagden in conv/eisers in reconv] van het verrichten van werkzaamheden door of namens Harderpark vanaf de patio alsmede het stallen van eigendommen op de grond van Harderpark onrechtmatige daden hebben opgeleverd c.q. opleveren van [gedaagden in conv/eisers in reconv] jegens Harderpark
[gedaagden in conv/eisers in reconv] te veroordelen in de door deze onrechtmatige daden door Harderpark geleden schaden op te maken bij staat.
Subsidiair:
[gedaagden in conv/eisers in reconv] te veroordelen tot teruggave van het perceel met kadastrale aanduiding [perceel 2] aan Harderpark;
Primair en subsidiair:
[gedaagden in conv/eisers in reconv] te veroordelen in de daadwerkelijk kosten van de procedure waaronder begrepen salaris gemachtigde en de nakosten;
Het vonnis in al zijn onderdelen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Harderpark legt primair aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] onrechtmatig handelt nu hij een gedeelte van de kadastrale erfafscheiding heeft verwijderd, gebruikmaakt van een stuk grond dat eigendom is van Harderpark, werkzaamheden op deze grond door Harderpark heeft verhinderd en er bouwmaterialen op heeft gestald. Als gevolg hiervan heeft Harderpark schade geleden. Subsidiair stelt Harderpark dat voor zover sprake is van bevrijdende verjaring, [gedaagden in conv/eisers in reconv] onrechtmatig handelt door ingebruikname van het perceel.
3.3.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] voert verweer. [gedaagden in conv/eisers in reconv] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Harderpark, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Harderpark, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Harderpark in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] beroept zich op bevrijdende verjaring, dan wel verkrijgende verjaring. Verder betwist [gedaagden in conv/eisers in reconv] dat sprake is van onrechtmatige gedragingen, althans heeft Harderpark geen schade geleden. Ten aanzien van het verhinderen van werkzaamheden door aannemers van Harderpark, geldt dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] Harderpark gelegenheid heeft geboden om werkzaamheden te verrichten. De gestelde schade, voor zover hier al sprake van is, dient op grond van eigen schuld daarom voor rekening van Harderpark te blijven. Bovendien had Harderpark een beroep op het ladderrecht kunnen doen.
3.5.
Ten aanzien van de subsidiaire vordering betwist [gedaagden in conv/eisers in reconv] dat sprake is van onrechtmatig handelen en dat Harderpark schade heeft geleden. Daarnaast voert [gedaagden in conv/eisers in reconv] aan dat [bedrijf 1] de schadevergoedingsvordering aan Harderpark had moeten cederen en betwist [gedaagden in conv/eisers in reconv] dat dit is gebeurd. Verder betoogt [gedaagden in conv/eisers in reconv] dat de gevorderde overdracht van de grond, in plaats van schadevergoeding, in deze zaak niet passend is. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat de vordering van Harderpark tot het overdragen van de grond toewijsbaar is, doet [gedaagden in conv/eisers in reconv] een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid en een beroep op verjaring. Met betrekking tot de gevorderde dwangsom is er geen reden om die op te leggen althans dient deze fors gematigd te worden.
3.6.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.7.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] vordert, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
een verklaring voor recht dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] op basis van bevrijdende althans verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van de grond, kadastraal bekend [perceel 2] , nu [gedaagden in conv/eisers in reconv] gedurende een aaneengesloten periode van meer dan tien jaar respectievelijk twintig jaar onafgebroken ondubbelzinnige bezitsdaden heeft verricht op de door Harderpark als haar eigendom geclaimde en door [gedaagden in conv/eisers in reconv] betwiste strook grond;
veroordeling van Harderpark om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, haar eigendommen te verwijderen van de grond, kadastraal bekend [perceel 2] , waaronder meer de schutting inclusief toebehoren en de regenpijp, op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag met een maximum van € 25.000,--, voor
iedere dag dat Harderpark in gebreke blijft aan de veroordeling gevolg te geven;
een verbod ten laste van Harderpark, om - na verwijdering van hetgeen is bepaald onder b - nog langer het grondgebied van [gedaagden in conv/eisers in reconv] te betreden of te doen betreden, op straffe van een dwangsom van € 500,-- per overtreding van dit verbod met een maximum van € 25.000,--;
veroordeling van Harderpark om binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan notariële vastlegging van de verkrijging door verjaring van de strook grond en aan kadastrale inschrijving van de eigendomsovergang van de strook grond, met bepaling dat - indien Harderpark niet binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis meewerkt aan deze notariële vastlegging en kadastrale inschrijving - de inschrijving op kosten van Harderpark wordt gedaan en dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als de rechtshandeling die Harderpark op grond van dit vonnis moet verrichten dan wel dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de voor de inschrijving benodigde akte;
althans, indien en voor zover het vorenstaande onder punt a tot en met d niet of gedeeltelijk wordt toegewezen, een voorziening te treffen die U.E.A. in goede justitie juist acht;
veroordeling van Harderpark om alle kosten van deze procedure, overeenkomstig de wet, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en - voor dat laatste geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis en te vermeerderen met de na het vonnis te maken kosten van tenuitvoerlegging daarvan, in dit vonnis te vermelden bescheiden op de voet van artikel 3:299 lid 3 BW.
3.8.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] legt primair aan zijn vordering ten grondslag dat hij door bevrijdende verjaring eigenaar is geworden van perceel [perceel 2] . Subsidiair stelt [gedaagden in conv/eisers in reconv] dat hij op grond van verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van voornoemd perceel.
3.9.
Harderpark voert verweer. Harderpark concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagden in conv/eisers in reconv] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagden in conv/eisers in reconv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagden in conv/eisers in reconv] in de kosten van deze procedure.
3.10.
Harderpark betoogt dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] niet te goeder trouw was en zich reeds daarom niet op verkrijgende verjaring als bedoeld in art. 3:99 BW kan beroepen. Verder voert Harderpark aan dat het beroep op bevrijdende verjaring als bedoeld in artikel 3:105 BW niet slaagt, omdat geen sprake is van inbezitneming en van onafgebroken bezit van meer dan twintig jaar door [gedaagden in conv/eisers in reconv]
3.11.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Harderpark heeft in haar petitum haar vorderingen ingesteld ‘bij wijze van voorlopige voorziening ex artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering’. Nu Harderpark haar vorderingen niet in een kort geding heeft ingesteld, is artikel 254 Rv niet van toepassing. Uit het lichaam van de dagvaarding blijkt evenmin dat Harderpark een voorlopige voorziening in een bodemprocedure vordert, als bedoeld in artikel 223 Rv. De rechtbank gaat er daarom van uit dat sprake is van een verschrijving en laat deze zin buiten beschouwing.
in conventie
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het betreffende stuk grond, door partijen aangeduid als ‘patio’, kadastraal is gelegen op perceel [perceel 2] van Harderpark. [gedaagden in conv/eisers in reconv] stelt evenwel dat hij als bezitter van de patio door bevrijdende, dan wel verkrijgende verjaring hiervan eigenaar is geworden.
Juridisch kader bevrijdende en verkrijgende verjaring
4.3.
Voor een geslaagd beroep op bevrijdende verjaring moet sprake zijn van onafgebroken bezit gedurende tenminste 20 jaar en is geen goede trouw vereist (artikel 3:105 BW jo 3:306 BW). Voor verkrijgende verjaring is vereist dat sprake is van onafgebroken bezit, gedurende tien jaar waarbij de rechthebbende te goeder trouw is op het moment van aanvang van dat bezit (art. 3:99 BW).
4.4.
Uit art. 3:107 lid 1 BW en art. 3:108 BW volgt dat de vraag of iemand bezitter is, moet worden beantwoord naar verkeersopvattingen en op grond van uiterlijke feiten. Daarbij is ‘niet-dubbelzinnig bezit’ vereist. Dat is aanwezig wanneer de bezitter zich zodanig gedraagt dat de eigenaar tegen wie de verjaring loopt, daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert eigenaar te zijn, wat naar objectieve maatstaven beoordeeld moet worden. Aan het bezit van de niet-rechthebbende gaat inbezitneming vooraf. Daarover bepaalt art. 3:113 lid 2 BW dat voor inbezitneming van een goed dat in het bezit van een ander is, enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen ontoereikend zijn. De machtsuitoefening moet zodanig zijn dat deze naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter teniet doet.
Beroep op bevrijdende verjaring slaagt niet
4.5.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] stelt dat hij vanaf 1998 de patio in bezit heeft genomen en in bezit heeft gehad vanaf 1998 tot en met 2021. Hij stelt, onder verwijzing naar door hem overgelegde foto’s en schriftelijke verklaringen, dat hij de volgende bezitsdaden heeft gepleegd:
tuin inrichten met speeltoestellen
aanleggen van bloemperken, gras en bestrating
bebouwing: het vervangen van de reeds bestaande vlonder door een nieuwe vlonder en een extra deel
het ontvangen van bezoek en het vieren van feesten
onderhouden van de tuin, snoeien en aanplanten.
exclusieve toegang via uitsluitend het perceel van [gedaagden in conv/eisers in reconv]
4.6.
Harderpark heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van inbezitneming en bezit door [gedaagden in conv/eisers in reconv] Volgens Harderpark heeft [gedaagden in conv/eisers in reconv] de patio alleen maar gebruikt om bouwmaterialen en afval op te slaan, is de patio niet onderhouden door [gedaagden in conv/eisers in reconv] en heeft hij de grond niet als tuin in gebruik genomen. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4.7.
Uit bovenstaande gestelde bezitsdaden onder a t/m e en, de door [gedaagden in conv/eisers in reconv] overgelegde foto’s en schriftelijke verklaringen blijkt genoegzaam dat de patio door [gedaagden in conv/eisers in reconv] verdergaand werd gebruikt dan dat Harderpark betoogt. [gedaagden in conv/eisers in reconv] heeft met zijn foto’s aangetoond dat er in de patio werd gespeeld, gefeest en dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] de patio had aangekleed met attributen en beplanting. Echter, ook met dit meeromvattender gebruik is niet zonder meer sprake van inbezitneming. Enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen van de één zijn niet voldoende om een einde te maken aan het bezit van de ander (art. 3:113 lid 2 BW). De rechtbank overweegt in dat kader het volgende.
4.8.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat een deur in het pand van Harderpark rechtstreeks toegang geeft tot de patio. De patio is daarmee niet volledig aan de macht van Harderpark onttrokken. De stelling van [gedaagden in conv/eisers in reconv] dat deze deur niet meer open kon doordat de deur overwoekerd was met klimop, is door Harderpark weersproken. Namens Harderpark is tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat meerdere mensen, onder meer van [bedrijf 1] en van Harderpark, door de deur zijn gegaan. Wat hier ook van zij, ook als de deur door de gestelde klimop niet (meer) openging, kan deze omstandigheid niet als een bezitsdaad in de zin van voormeld artikel 3:113 lid 2 BW van [gedaagden in conv/eisers in reconv] worden aangemerkt. Het argument van [gedaagden in conv/eisers in reconv] dat de patio en de tuin van [gedaagden in conv/eisers in reconv] één optisch geheel vormen, gaat evenmin op. Op het deel van de tuin behorend bij het perceel van [gedaagden in conv/eisers in reconv] liggen oranje tegels en op de patio lagen klinkers. Die klinkers heeft [gedaagden in conv/eisers in reconv] in 2021 verwijderd waarna de grond braak is komen te liggen. Van een optisch geheel is dan ook geen sprake.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat [gedaagden in conv/eisers in reconv] de patio in bezit heeft genomen als bedoeld in art. 3:113 BW. Hierop strandt het beroep op bevrijdende verjaring.
4.10.
Gelet op het voorgaande, wordt aan de overige stellingen en verweren niet meer toegekomen.
Beroep op verkrijgende verjaring slaagt niet
4.11.
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat het beroep op bevrijdende verjaring niet opgaat, omdat geen sprake is van inbezitneming door [gedaagden in conv/eisers in reconv] Het beroep op verkrijgende verjaring, waarvoor ook inbezitneming is vereist, treft daarmee hetzelfde lot.
Terugplaatsen erfafscheiding en oplegging verbod tot het gebruik van de patio
4.12.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] heeft ten verwere tegen de gevorderde terugplaatsing en het verbod tot het gebruik van het perceel van Harderpark aangevoerd dat deze vorderingen dienen te worden afgewezen, omdat de desbetreffende grond door verjaring eigendom van [gedaagden in conv/eisers in reconv] is geworden.
4.13.
Nu hiervoor geoordeeld is dat het beroep op bevrijdende, dan wel verkrijgende verjaring niet slaagt, liggen de vorderingen van Harderpark onder sub a en b van r.o. 3.1. voor toewijzing gereed.
Geen aanleiding voor opleggen dwangsom
4.14.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] heeft verklaard dat hij bereid is om de uitspraak van de rechtbank te accepteren (randnummer 4.27 conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie). Tijdens de mondelinge behandeling is hieromtrent geen ander beeld ontstaan. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding een dwangsom op te leggen. Dat betekent dat de vordering onder sub c van r.o. 3.1. wordt afgewezen.
Geen verwijzing naar schadestaatprocedure en geen verklaring voor recht
4.15.
Harderpark vordert een veroordeling van [gedaagden in conv/eisers in reconv] in de schade die Harderpark door de onrechtmatige daden, zoals hiervoor genoemd onder r.o. 3.1 primair sub d, heeft geleden, nader op te maken bij staat. Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure is vereist dat Harderpark aannemelijk maakt dat zij mogelijk schade heeft geleden.
4.16.
Ten aanzien van de gestelde schade vanwege het verwijderen van een deel van de schutting, is hiervoor geoordeeld dat het schuttingdeel van de erfafscheiding door [gedaagden in conv/eisers in reconv] moet worden teruggeplaatst. Zonder verdere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien wat dit verder aan schade voor Harderpark oplevert.
4.17.
Voor de schade door het verhinderen van het verrichten van werkzaamheden, geldt dat deze aannemers al in oktober en december 2022 door Harderpark zijn geïnstrueerd om werkzaamheden te verrichten. Gesteld noch gebleken is dat, zoals [gedaagden in conv/eisers in reconv] terecht betoogt, de aannemers een factuur aan Harderpark hebben gestuurd of anderszins kosten in rekening hebben gebracht. Verder geldt dat, zoals ook is aangevoerd door [gedaagden in conv/eisers in reconv] , de gestelde bouwkosten betrekking hebben op een geplande verbouwing en geen schade betreffen. Dat Harderpark schade lijdt door het moeten verwijderen van bouwmaterialen valt, bij gebreke van een toelichting, niet in te zien.
4.18.
Voor zover Harderpark, zoals zij in het lichaam van de dagvaarding heeft geschreven, stelt dat zij schade heeft geleden door het moeten inschakelen van derden, zoals het Kadaster, heeft zij dit niet opgenomen in haar vordering (zie hiervoor onder r.o. 3.1. primair sub d).
4.19.
Harderpark heeft de mogelijkheid van schade die zij zou hebben geleden door de door haar in het petitum genoemde onrechtmatige daden dan ook niet aannemelijk gemaakt. De gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt daarom afgewezen. De gevorderde verklaring voor recht treft eenzelfde lot. Harderpark vraagt voor recht te verklaren dat het onder r.o. 3.1 primair sub d genoemde handelen een onrechtmatige daad oplevert. Een van de vereisten voor een onrechtmatige daad is dat er schade is geleden. Nu Harderpark de mogelijkheid van schade die voortvloeit uit de gestelde onrechtmatigheden niet aannemelijk heeft gemaakt, strandt hiermee ook de gevorderde verklaring voor recht.
4.20.
Aan de overige stellingen en verweren wordt niet meer toegekomen.
4.21.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Harderpark worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
108,36
- griffierecht
548,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.023,36
in reconventie
4.22.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] legt aan zijn vordering op grond van een inbreuk op zijn eigendomsrecht dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag als aan zijn beroep op verjaring in conventie. Nu de rechtbank in conventie heeft geoordeeld dat het beroep op verjaring niet opgaat, is de vordering niet toewijsbaar.
4.23.
Gelet op het voorgaande, wordt aan de overige stellingen en verweren niet meer toegekomen.
4.24.
[gedaagden in conv/eisers in reconv] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Harderpark worden begroot op:
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.367,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden in conv/eisers in reconv] tot het terugplaatsen van het deel van de erfafscheiding dat hij heeft verwijderd,
5.2.
verbiedt [gedaagden in conv/eisers in reconv] op enige wijze gebruik te maken van het perceel met kadastrale aanduiding [perceel 2] ,
5.3.
veroordeelt [gedaagden in conv/eisers in reconv] in de proceskosten van € 2.023,36, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen van [gedaagden in conv/eisers in reconv] af,
5.7.
veroordeelt [gedaagden in conv/eisers in reconv] in de proceskosten van € 1.367,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe.
in conventie en in reconventie
5.8.
veroordeelt [gedaagden in conv/eisers in reconv] tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden in conv/eisers in reconv] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.10 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. van Spanje en in het openbaar uitgesproken door mr. A.J.J.M. Weijnen op 7 augustus 2024.
WS/AW