ECLI:NL:RBGEL:2024:5389

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
032767-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens desertie in tijd van vrede met voorwaardelijke militaire detentie

Op 12 augustus 2024 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van desertie in tijd van vrede. De verdachte, geboren in 1996, was als militair ongeoorloofd afwezig geweest van zijn eenheid gedurende een periode van bijna vier maanden. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn afwezigheid, niet eerder soortgelijke feiten had gepleegd en dat er persoonlijke omstandigheden waren die bijdroegen aan zijn gedrag. De officier van justitie had een straf van twee weken voorwaardelijke militaire detentie geëist, met een taakstraf van twintig uur. De verdachte gaf aan zich te kunnen vinden in deze eis. De militaire kamer hield rekening met de ernst van het feit, maar ook met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels stappen had ondernomen om zijn leven weer op de rails te krijgen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke militaire detentie van twee weken, met een proeftijd van twee jaar. De militaire kamer benadrukte dat deze straf als een waarschuwing dient voor de toekomst, mocht de verdachte opnieuw in de problemen komen. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/032767-24
Datum uitspraak : 12 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres], [postcode] in [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij als militair, in tijd van vrede, in of omstreeks de periode van 16 juni 2023 tot en met
9 oktober 2023 van verdachtes te of nabij Wezep, gemeente Oldebroek, in elk geval in Nederland, gelegen onderdeel ([compagnie], [kazerne]) opzettelijk, althans in ernstige mate nalatig, ongeoorloofd afwezig is geweest gedurende langer dan dertig dagen, in ieder geval langer dan vier dagen, althans in genoemd tijdvak of een gedeelte daarvan gedurende een of meer perioden van langer dan dertig dagen, in elk geval langer dan vier dagen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Beoordeling door de militaire kamer
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever], p. 3-6 en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 juli 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij als militair, in tijd van vrede, in
of omstreeksde periode van 16 juni 2023 tot en met
9 oktober 2023 van verdachtes te
of nabijWezep, gemeente Oldebroek,
in elk geval in Nederland,gelegen onderdeel ([compagnie], [kazerne]) opzettelijk,
althans in ernstige mate nalatig,ongeoorloofd afwezig is geweest gedurende langer dan dertig dagen
, in ieder geval langer dan vier dagen, althans in genoemd tijdvak of een gedeelte daarvan gedurende een of meer perioden van langer dan dertig dagen, in elk geval langer dan vier dagen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
desertie, in tijd van vrede gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot twee weken voorwaardelijke militaire detentie, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van twintig uur, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte kan zich vinden in de eis van de officier van justitie.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte is, in tijd van vrede, bijna vier maanden ongeoorloofd afwezig geweest omdat hij met zichzelf in de knoop zat. Zich opstapelende persoonlijke problemen zijn hem boven het hoofd gegroeid. Hij pretendeerde dat hij binnen defensie zou worden overgeplaatst naar een nieuwe functie, terwijl van een nieuwe functie geen sprake was. In de veronderstelling van de overplaatsing van verdachte heeft zijn eenheid feestelijk afscheid van hem genomen. Vervolgens is verdachte geruime tijd thuis gebleven, terwijl hij formeel nog immer onderdeel uitmaakte van de [compagnie] en geen toestemming had om afwezig te zijn. Uiteindelijk is zijn afwezigheid door toeval aan het licht gekomen, waarna hij zich nog meer dan twee weken onbereikbaar heeft gehouden. Pas toen zijn commandant een brief stuurde aan zijn moeder lukte het haar om tot verdachte door te dringen en kwam aan zijn ongeoorloofde afwezigheid een einde. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan desertie, in tijd van vrede gepleegd. Dit is een ernstig strafbaar feit. Met zijn handelen heeft verdachte, destijds plaatsvervangend groepscommandant van zijn eenheid, het vertrouwen dat zijn collega-militairen in hem hadden zwaar geschaad.
De militaire kamer heeft echter ook oog voor de verklaring van getuige [getuige], de groepscommandant van verdachte. Volgens hem is het in onderhavige zaak aan alle kanten fout gegaan, niet alleen bij verdachte, maar ook bij de commandanten en bij personeelszaken, en had de organisatie wellicht te weinig grip op de situatie van verdachte. Het is dus blijkbaar niet enkel aan verdachte te wijten dat zijn afwezigheid zo lang heeft kunnen voortduren. De militaire kamer houdt hiermee in het voordeel van verdachte rekening bij de strafoplegging.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De militaire kamer heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, gedateerd 20 juni 2024, waaruit blijkt dat hij zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten.
In het voordeel van verdachte weegt de militaire kamer mee dat hij sinds het moment dat hij weer in contact trad met zijn commandant op 9 oktober 2023 een positieve wending aan zijn leven lijkt te hebben gegeven. Hij heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen, zowel tegenover de militaire kamer als de mensen om hem heen, waaronder zijn compagnies commandant, tegenover wie hij spijt heeft betuigd. Hij is zijn persoonlijke problemen te lijf gegaan en heeft hierbij, waar nodig, hulp ingeschakeld, bijvoorbeeld de MGGZ voor zijn psychische problemen en zijn alcoholverslaving. Zijn meerderen lijken achter hem te staan en hebben ervoor gezorgd dat hij terug kon keren naar zijn oude compagnie.
Conclusie
Alles overwegende en gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, komt de militaire kamer tot de volgende conclusie. Verdachte heeft een fout gemaakt, maar heeft sindsdien zijn verantwoordelijkheid genomen en positieve stappen gezet om uit het dal te klimmen waarin hij zich bevond.
De militaire kamer legt verdachte daarom een geheel voorwaardelijke straf op van twee weken militaire detentie op met een proeftijd van twee jaar. Dit dient als stok achter de deur, mocht verdachte in de toekomst weer in een moeilijke periode doormaken hij anders moet handelen.
Dit is een lagere straf dan door de officier van justitie werd geëist, omdat de militaire kamer in grotere mate rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de inspanningen van zijn meerderen om te komen tot herstel van verdachte en zijn behoud voor de eenheid De militaire kamer ziet daarom geen reden om naast eerder genoemde voorwaardelijke straf aan verdachte ook nog een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht;
- 6 en 100 van het Wetboek van Militair Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een militaire detentie voor de duur van twee weken;
 bepaalt dat deze militaire detentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, en Kolonel mr. M. Hoedeman, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 augustus 2024.
Mr. Van de Meerakker en Kolonel mr. Hoedeman zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, brigade Drenthe-IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27ND/24-000325, gesloten op 20 januari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.