ECLI:NL:RBGEL:2024:5382

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
05.308420.23 + 05.332147.21 (TUL) + 05.089094.23 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dealen en bereiden van harddrugs en de verkoop van vuurwapens

Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen en bereiden van harddrugs, evenals de verkoop van vuurwapens. De verdachte, geboren in 1995 en momenteel gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.A. van Katwijk. De tenlastelegging omvatte onder andere het overdragen en voorhanden hebben van vuurwapens van categorie III, alsook het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 26 november 2022 tot en met 27 november 2022 een omgebouwde alarmrevolver heeft vervoerd naar Nunspeet met de intentie deze aan iemand anders af te leveren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het overdragen van het vuurwapen en het voorhanden hebben van munitie. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op grote schaal cocaïne en heroïne heeft verkocht en bereid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen telefoons verbeurd verklaard en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen, omdat deze pas na de pleegdatum van de tenlastegelegde feiten onherroepelijk waren geworden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.308420.23 + 05.332147.21 (TUL) + 05.089094.23 (TUL)
Datum uitspraak : 10 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] , op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
raadsman: mr. F.A. van Katwijk, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in/op of omstreeks de periode van 26 november 2022 tot en met 27 november 2022 te Nunspeet, althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde alarmrevolver, van het merk Bruni, type Olympic 38, kaliber 22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten acht, althans een of meerdere, kogelpatronen van het kaliber 22,
heeft overgedragen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in/op of omstreeks de periode van 26 november 2022 tot en met 27 november 2022 te Nunspeet, althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, een omgebouwde alarmrevolver, van het merk Bruni, type Olympic 38, kaliber 22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten acht, althans een of meerdere, kogelpatronen van het kaliber 22, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 5 juni 2023 te Ermelo en/of Harderwijk, althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde alarmrevolver, van het merk Bruni, type Olympic 38, kaliber 22 knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vier, althans een of meerdere, (scherpe) kogelpatronen van het kaliber 22, heeft overgedragen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 juni 2023 te Ermelo en/of Harderwijk, althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde alarmrevolver, van het merk Bruni, type Olympic 38, kaliber 22 knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vier, althans een of meerdere, (scherpe) kogelpatronen van het kaliber 22, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 augustus 2019 tot en met 21 november 2023 te Harderwijk en/of Ermelo en/of Rotterdam en/of Nunspeet en/of Elburg en/of Wezep (gemeente Oldebroek) en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Bekennende verdachte
Ten aanzien van feit 1 subsidiair (voorhanden hebben van munitie) en feit 2:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 465 t/m 467;
- het proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 497;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 538;
- het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , p. 558;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 549;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 juni 2024.
Ten aanzien van feit 1 overdragen van een vuurwapen (primair), dan wel het voorhanden hebben van een vuurwapen (subsidiair):
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 26 november 2022 tot en met 27 november 2022 heeft verdachte een omgebouwde alarmrevolver van het merk Bruni, type Olympic 38, vervoerd naar Nunspeet. Hij was van plan dit wapen af te leveren aan iemand anders. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde feit. De officier van justitie acht enkel bewezen dat verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad. Verdachte moet worden vrijgesproken voor het primaire feit, nu niet kan worden vastgesteld dat hij het vuurwapen heeft overgedragen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. Het proces-verbaal over het onderzoek naar het vuurwapen bevat op essentiële punten tegenstrijdigheden, zodat dit proces-verbaal onvoldoende basis vormt om de categorisering op te baseren. Er kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een vuurwapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III (een omgebouwde alarmrevolver). Het betreft een gaspistool waarvan het ombouwen niet is gelukt. Daardoor is de juridische bestemming niet veranderd en is geen sprake van een vuurwapen waarmee projectielen kunnen worden afgeschoten.
Beoordeling door de rechtbank
Vuurwapen in de zin van Wet Wapens en Munitie
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of sprake is van een vuurwapen van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie (WWM).
De verbalisant die onderzoek heeft gedaan naar de omgebouwde alarmrevolver beschrijft dit wapen als volgt.
“Het inbeslaggenomen voorwerp is een omgebouwde alarmrevolver welke geschikt is om projectielen door een loop te verschieten. Alle hoofdonderdelen waren aanwezig en functioneerden (…) naar behoren. Ik zag dat de loop in zijn geheel open was. Ik zag dat de loop geen trekken en velden had. Ik zag dat op de kast cal.22 stond. (…) Ik zag dat de revolver sporen heeft van een mechanische bewerking op de loop en de kamers in de trommel. (…) Ik zag dat de revolver geen schoten afvuurde tijdens de schotsessie en derhalve bestemd is om projectielen door een loop en waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of andere scheikundige reactie. Ik zag dat de kogelpatronen wel een indruk van een slagpin hadden. Ik zag dat er iets te veel beweegruimte is bij de trommel waardoor de slagpin waarschijnlijk te weinig kracht heeft. (…) Deze omgebouwde alarmrevolver is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie”. [3]
De rechtbank overweegt op basis van het vorenstaande als volgt. De onderzoeker komt tot de conclusie dat sprake is van een omgebouwde alarmrevolver, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van de WWM. Daarbij betrekt de onderzoeker onder meer dat alle hoofdonderdelen aanwezig waren en naar behoren functioneerden en dat de loop in zijn geheel open was. Het vuurwapen heeft bovendien de vorm van een revolver. De rechtbank komt op grond van dit proces-verbaal tot de conclusie dat sprake is van een vuurwapen van categorie III WWM. Het feit dat de revolver geen schoten afvuurde tijdens de schotsessie (hetgeen volgens onderzoeker, zo leidt de rechtbank uit dit proces-verbaal af, mogelijk te wijten zou zijn aan het feit dat er iets teveel beweegruimte is bij de trommel waardoor de slagpin waarschijnlijk te weinig kracht heeft), doet daar niet aan af. Ook incomplete en defecte vuurwapens vallen namelijk onder de WWM. Zo lang het wapen niet volledig onklaar is gemaakt zoals bedoeld in de Vuurwapenrichtlijn, blijft het wapen voor gebruik geschikt. De rechtbank merkt daarbij bovendien op dat blijkens de WWM alarmrevolvers ook wapens van de derde categorie zijn, tenzij zij geen loop of een verkorte geheel gevulde loop hebben. Blijkens het proces-verbaal onderzoek wapen was in deze sprake van een omgebouwde alarmrevolver met een vrije loop.
Vuurwapen overgedragen?
De rechtbank overweegt voor wat betreft de vraag of verdachte het vuurwapen heeft overgedragen als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij ‘ [naam 1] ’ is die achterin de auto van [naam 2] zat. Hij had het vuurwapen meegenomen naar Nunspeet om dit aan iemand anders, tegen betaling, af te leveren. Op het moment dat de politie arriveerde en verdachte de auto verliet, had hij het vuurwapen al gegeven aan de persoon die naast hem achterin de auto zat. Deze persoon heeft het wapen in de tas gestopt die achterin de auto stond. [4]
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de feitelijke macht over het vuurwapen door verdachte aan een ander is overgedragen. Verdachte heeft het vuurwapen meegenomen en dit aan een ander afgegeven. Dat die ander nog niet had betaald voor het wapen, zoals aangevoerd door de verdediging, doet hieraan niet af.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het vuurwapen aan een ander heeft overgedragen.
Feit 3 (de handel in harddrugs)
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 8 augustus 2019 tot en met 21 november 2023 heeft verdachte samen met anderen in Harderwijk, Ermelo en Nunspeet cocaïne en heroïne verkocht, vervoerd en afgeleverd. [5] De drugs die in beslag zijn genomen op 17 maart 2021 in de woning van verdachte en op 14 november 2023 in de slaapkamer van [naam 3] zijn onderzocht door het NFI en vastgesteld is dat het gaat om cocaïne en heroïne, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs in die zin, dat aangegeven is dat verdachte het feit dat hij enige tijd als dealer actief is geweest niet ontkent. Wel wordt bestreden dat hij de gehele tenlastegelegde periode heeft gedeald. De verdediging verzoekt hier in het kader van de strafmaat rekening mee te houden. Verder heeft verdachte verklaard dat hij niet betrokken was bij het bereiden, bewerken en verwerken van de harddrugs.
Beoordeling door de rechtbank
[naam 4] heeft het volgende verklaard: “Ik heb wel eens via [naam 1] wat geregeld. Drugs bedoel ik daarmee. Coke. Ik kreeg daar een beetje coke voor. 25 is een halve gram en 50 is een hele gram. Als ik dan 25, een halve gram op een (…) eetlepel doe en hier ammoniak bij doe, dan kook ik het, waardoor de cocaïne kristalliseert. (…) Dan blijft er pure coke over. Dit doe je in een pijpje en dan kan je het roken. [7] (…) De verdovende middelen/harddrugs zijn een keer bij mij gemaakt. (…) Dit is gedaan door ik, [naam 1] en [naam 5] . [8] Er is in totaal drie of vier keer uitgekookt in mijn woning. (…) Ik kreeg een vergoeding voor het uitkoken, namelijk cocaïne. (…) Ik kreeg dit van [naam 1] ”. [9]
In de telefoon die op 16 juni 2023 onder verdachte in beslag is genomen bevinden zich Whatsappgesprekken met [naam 6] (…) Verdachte vraagt in een van de chatsessies of hij bij [naam 6] binnen kan zitten. “Dan ga ik nog ff wat spullen maken” zegt verdachte in deze berichten. Ook vraagt [naam 6] : “Ging jij hier straks nog soep koken, want dan kan ik daar rekening mee houden.”. “Ja, graag”, antwoordt verdachte. [10] Verdachte heeft bij [naam 6] geslapen. (…) Het gebeurde wel eens dat [naam 6] wegging en dat [naam 1]
(de rechtbank begrijpt: verdachte) vroeg of hij nog even mocht blijven. [11] ‘Koken’ is het uitkoken van cocaïne. [12] De rechtbank concludeert op grond hiervan dat verdachte ook in de woning van [naam 6] cocaïne heeft uitgekookt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ook samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het bereiden, bewerken en verwerken van cocaïne, zoals ten laste is gelegd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 1 primair ten aanzien van het vuurwapen en subsidiair ten aanzien van de munitie, feit 2 primair en feit 3 heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van het vuurwapen:
1.
hij in
/op of omstreeksde periode van 26 november 2022 tot en met 27 november 2022 te Nunspeet,
althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde alarmrevolver, van het merk Bruni, type Olympic 38, kaliber 22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer,revolver
en/of pistool

en/of

- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten acht, althans een of meerdere, kogelpatronen van het kaliber 22,heeft overgedragen;
Ten aanzien van de munitie:
hij in
/op of omstreeksde periode van 26 november 2022 tot en met 27 november 2022 te Nunspeet,
althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, een omgebouwde alarmrevolver, van het merk Bruni, type Olympic 38, kaliber 22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool

en/of

- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
acht, althans een ofmeerdere, kogelpatronen van het kaliber 22, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks5 juni 2023 te
Ermelo en/ofHarderwijk,
althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde alarmrevolver, van het merk Bruni, type Olympic 38, kaliber 22 knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver
en/of pistool
en
/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
vier, althans een ofmeerdere, (scherpe) kogelpatronen van het kaliber 22, heeft overgedragen;
3.
hij op
een of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 8 augustus 2019 tot en met 21 november 2023 te Harderwijk en
/ofErmelo
en/of Rotterdamen
/ofNunspeet
en/of Elburg en/of Wezep (gemeente Oldebroek) en/of elders in Nederland,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk heeft
geteeld en/ofbereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt en
/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd
, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en
/of
- hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en
/ofheroïne,
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 (primair, vuurwapen):
Handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
feit 1 (subsidiair, munitie):
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 2 (primair):
Handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 3:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de justitiële documentatie van verdachte, de duur van de handel in cocaïne en heroïne en vergelijkbare jurisprudentie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de eis van de officier van justitie gematigd moet worden, nu met name de handel in harddrugs niet gedurende de volledige periode heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft zich hier volgens de verdediging gedurende zeventien maanden tijdens de tenlastegelegde periode niet mee bezig gehouden. De raadsman heeft er verder op gewezen dat in het reclasseringsadvies een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als afdoening wordt afgeraden en dat verdachte ter terechtzitting open heeft verklaard over zijn aandeel bij de hem tenlastegelegde feiten.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft gedurende een lange periode op grote schaal – samen met anderen – cocaïne en heroïne vervoerd en verkocht aan anderen. Daarnaast heeft hij deze harddrugs ook samen met anderen ‘gekookt’, waarbij hij gebruikt maakte van woningen van anderen die hij in ruil hiervoor harddrugs gaf ter voldoening van hun verslavingsbehoeften. Verdachte had hierin een aansturende rol ten opzichte van de anderen die voor en met hem drugs afleverden en ‘kookten’. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. Harddrugs zijn zeer schadelijk voor de volksgezondheid en vormen daarnaast een bedreiging voor de samenleving in het algemeen, vanwege de criminaliteit en de overlast die de handel in en het gebruik van verdovende middelen met zich brengt. Verdachte heeft bijgedragen aan die bedreigingen voor de volksgezondheid en de samenleving in het algemeen.
Daarnaast heeft verdachte tweemaal een vuurwapen overgedragen waarvan één keer ook met de bijbehorende munitie. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. De rechtbank vindt het zorgelijk dat verdachte op verzoek van anderen vuurwapens aan hen verkoopt. Het voorhanden hebben van vuurwapens leidt immers, vooral in het criminele drugscircuit, maar al te vaak ook tot het daadwerkelijk gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 30 april 2024. Daaruit blijkt dat verdachte eerder veroordeeld is voor drugsgerelateerde feiten. De reclassering meldt in haar rapportage van 14 februari 2024 geen mogelijkheden te zien voor de begeleiding van verdachte. Zij adviseert dat verdachte – mocht hij veroordeeld worden – zelf de eerste stappen zet richting de hulpverlening voor een andere toekomst.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat uit het dossier volgt dat hij niet de volledige aaneengesloten bewezenverklaarde periode bezig is geweest met het dealen in harddrugs. Er zijn aanwijzingen in het dossier waaruit blijkt dat deze periode gedurende zeventien maanden is onderbroken. Daarnaast acht de rechtbank het te prijzen dat verdachte ter terechtzitting alsnog openheid van zaken heeft gegeven. Ten slotte is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing. In deze omstandigheden ziet de rechtbank echter geen reden om de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf te matigen. Het feit dat sprake is van een kortere periode doet immers niets af aan de intensiteit van de periode waarin verdachte in harddrugs heeft gehandeld. Bovendien vond het dealen – gezien de vele verklaringen van afnemers in het dossier – op grote schaal plaats en had verdachte hierin een aansturende rol. Indien met de voornoemde omstandigheden in ogenschouw genomen gekeken wordt wat volgens de LOVS-oriëntatiepunten voor de hier bewezenverklaarde feiten als uitgangspunt wordt genomen, volgt daaruit een gevangenisstraf van langere duur dan door de officier van justitie gevorderd. In strafmatigende zin houdt de rechtbank evenwel rekening met het feit dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven op zitting en het feit dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank de geëiste gevangenisstraf voor de duur van vier jaren dan ook passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de in beslaggenomen telefoons, een iPhone en een Xiaomi Redmi, die aan verdachte toebehoren met behulp waarvan de feiten zijn begaan of zijn voorbereid verbeurd verklaren.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
9. De vorderingen tot tenuitvoerlegging (parketnummers 05.332147.21 en 05.089094.23)
De rechtbank heeft verdachte onder parketnummer 05.332147.21 op 23 december 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 228 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Op 8 november 2023 heeft de politierechter verdachte onder parketnummer 05.089094.23 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen waarvan 51 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
De officier van justitie vordert de vordering tot tenuitvoerlegging van die straffen af te wijzen.
De raadsman heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in beide vorderingen.
De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in beide vorderingen, nu voormelde vonnissen pas na de pleegdatum van de tenlastegelegde feiten onherroepelijk zijn geworden. Op het moment dat verdachte deze feiten heeft gepleegd, was de proeftijd nog niet gestart.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet;
- 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd de volgende telefoons:
o iPhone;
o Xiaomi Redmi;
  • verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank van 23 december 2022 voorwaardelijke opgelegde straf (parketnummer 05.332147.21);
  • verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 8 november 2023 voorwaardelijke opgelegde straf (parketnummer 05.089094.23).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. S. Jansen en mr. L.F. Bögemann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juli 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Districtsrecherche Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 202401031349.DOS, gesloten op 10 januari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 juni 2024 en het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 496.
3.Het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 496.
4.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 juni 2024.
5.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 juni 2024 en het proces-verbaal van verhoor [naam 7] , p. 164.
6.Het NFI rapport, p. 1266 t/m 1274 en p. 1561 t/m 1563.
7.Het proces-verbaal van verhoor [naam 4] , p. 354.
8.Het proces-verbaal van verhoor [naam 4] , p. 355 en 356.
9.Het verhoor van [naam 4] bij de rechter-commissaris, d.d. 4 juni 2024.
10.Het proces-verbaal van bevindingen p. 666 en 667.
11.Het proces-verbaal van verhoor [naam 6] , p. 306 en 318.
12.Het proces-verbaal van verhoor [naam 4] , p. 356.