ECLI:NL:RBGEL:2024:5368

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
05.013644.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor geweld tegen vrouw en stiefzoon met gevangenisstraf en vrijheidsbeperkende maatregel

Op 6 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn echtgenote en stiefkind heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 januari 2024 in Zevenaar zijn vrouw meermalen in het gezicht heeft geslagen en haar bij de keel heeft gepakt. Daarnaast heeft hij zijn stiefkind mishandeld door deze in het gezicht te slaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 102 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die inhoudt dat de verdachte zich voor de duur van drie jaar niet mag bevinden in de straat waar zijn vrouw woont. Deze maatregel is dadelijk uitvoerbaar, gezien het hoge recidiverisico en de onveilige situatie voor de slachtoffers. De rechtbank heeft de vorderingen van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en tenuitvoerlegging van een eerdere straf afgewezen, omdat de verdachte de kans moet krijgen om zijn behandeling voor zijn agressieproblemen te ondergaan. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de rapportages van psychologen en reclassering. De verdachte heeft een antisociale persoonlijkheidsstoornis en er is een hoog risico op recidive, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/013644-24, 05/233123-23 (tul) en 99/00404-12 (v-tul van parketnummer 21/006383-19)
Datum uitspraak : 6 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1991 in [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. W.B.O. van Soest, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 januari 2024 te [plaats] , gemeente Zevenaar
zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht)
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of
- bij de keel te pakken en/of de keel dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden;
2.
hij op of omstreeks 13 januari 2024 te [plaats] , gemeente Zevenaar
zijn (stief)kind, [slachtoffer 2] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
[slachtoffer 1] heeft in haar aangifte verklaard dat ze op 13 januari 2024 met haar man (verdachte), haar drie eigen kinderen en hun gezamenlijke dochter zich in haar woning in [plaats] bevond. Ze lag met verdachte in bed. Ze kregen ruzie en op enig moment heeft verdachte de deur dicht gedaan, deed hij het slaapkamerraam dicht, trok hij winterhandschoenen aan en kwam hij op haar af. Vervolgens sloeg hij haar twee keer met de vlakke hand op haar gezicht. Daarna trok verdachte zijn handschoenen uit en sloeg hij haar met vlakke hand twee keer met zijn linkerhand en één keer met zijn rechterhand op haar gezicht. Deze klappen deden pijn. [2] Hij heeft haar ook bij de keel gepakt en daarin geknepen, dat deed pijn en brandde in haar nek. [3]
De verbalisanten die op de melding afkwamen zagen op de hals van aangeefster vier rode vlekken onder elkaar. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn vrouw heeft geslagen. [5]
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte zijn echtgenote meermalen in het gezicht heeft geslagen en haar bij haar keel heeft gepakt en daarin heeft geknepen. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van feit 1.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 5-7;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte door de rechter-commissaris van 16 januari 2024;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 juli 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks13 januari 2024 te [plaats] , gemeente Zevenaar
zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen,
althans eenmaal, (met kracht)
- in het gezicht
, althans op/tegen het hoofdte slaan
en/of te stompenen
/of
- bij de keel te pakken en
/ofde keel dicht te drukken
en/of dichtgedrukt te houden;
2.
hij op
of omstreeks13 januari 2024 te [plaats] , gemeente Zevenaar
zijn
(stief
)kind, [slachtoffer 2] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
(met kracht) meermalen, althans eenmaal,in het gezicht
, althans op/tegen het hoofdte slaan
en/of te stompen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote;
feit 2:
mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 201 dagen waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest dient hiervan te worden afgetrokken. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van strafrecht gevorderd, bestaande uit een locatieverbod voor de woning van het slachtoffer voor de duur van 3 jaren met vaststelling van de duur van de hechtenis per overtreding op 1 maand.
Verder heeft de officier van justitie verzocht de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen en de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toe te wijzen, namelijk voor 120 dagen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de op te leggen straf gelijk te stellen aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Verder heeft hij zich verzet tegen oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, omdat verdachte en het slachtoffer elkaar nog steeds zien omwille van de kinderen en de maatregel daarom geen toegevoegde waarde heeft. Verder heeft de raadsman zich verzet tegen de vordering tenuitvoerlegging en de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling omdat behandeling van verdachte het primaire doel is en daar tot op heden geen gedegen plan van aanpak voor van de grond is gekomen . Een eventuele langere detentie zou de inmiddels geplande start van zijn behandeling bij Kairos in september 2024 doorkruisen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huiselijk geweld. Hij heeft naar aanleiding van een meningsverschil zijn vrouw meermalen geslagen en in haar keel geknepen en heeft vervolgens ook zijn stiefkind geslagen. Verdachte heeft zo een onveilige situatie voor hen geschapen en de geborgenheid die zij thuis zouden moeten kunnen voelen geschonden. Verdachte heeft weliswaar deels erkend de mishandelingen te hebben gepleegd, maar heeft de schuld hiervan met name buiten zichzelf gezocht en heeft weinig berouw getoond. Voor deze feiten heeft verdachte voorarrest ondergaan. Dat is aangevangen met de inverzekeringstelling van verdachte op 13 januari 2024 en geëindigd met de opheffing van de voorlopige hechtenis door de rechtbank op 23 april 2024.
Rapportages
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 3 juli 2024 van de psycholoog en van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 22 juli 2024 en heeft ter terechtzitting de reclasseringsmedewerker gehoord.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, vaneen andere persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en van een lichte stoornis in het cannabisgebruik. De stoornissen waren volgens de psycholoog ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen op dat moment. Dit heeft de psycholoog als volgt toegelicht:
“Betrokkene voelde zich ten tijde van de ten laste gelegde feiten (1 en 2) vanuit zijn
persoonlijkheidsproblematiek narcistisch gekrenkt, en dit maakte woedend. Gesterkt door antisociale overtuigingen (gerechtigd zien agressief te reageren op ervaren krenking, zichzelf toestaan te mishandelen, domineren en agressief over grenzen van anderen te gaan) handelde hij vervolgens weldoordacht en instrumenteel. Hij erkende hierbij niet het effect van zijn handelen op aangevers en bagatelliseerde de ernst ervan, en toonde weinig berouw noch empathie.
(…)
Vanuit zijn antisociale en andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken waren ten tijde van het ten laste gelegde verstoringen aanwezig in het denken (antisociale agressie accepterende- en dominantie voorschrijvende overtuigingen), de emoties (gekrenkt zelfgevoel) en sturing van het handelen (impulscontrole, emotieregulatie). Aannemelijk is dat betrokkene vanuit zijn pathologie niet een volledige vrijheid van handelen had, maar erdoor niet volledig werd overheerst en veel keuze- en handelingsvrijheid had.”
De psycholoog heeft geadviseerd de ten laste gelegde feiten in licht verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige over en houdt daarmee in het kader van de strafoplegging rekening.
Voorts heeft de psycholoog geconcludeerd dat voor verdachte, indien onbehandeld, een hoog risico op algemeen gewelddadig delictgedrag en een hoog risico op relationeel geweld geldt. Een ambulante behandeling lijkt volgens de psycholoog het best aan te sluiten bij dat wat nodig is om het recidiverisico effectief te bewerken. De wens van verdachte om een goede ouder te zijn kan daarbij een belangrijke motiverende factor zijn. Daarbij is naar oordeel van de psycholoog een combinatie van langdurige behandeling en kadering van belang. De psycholoog adviseert daarom ambulante behandeling in een instelling voor forensische geestelijke zorg binnen een strafrechtelijk kader met aansluitend een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, maar merkt op dat tevens kan worden gedacht aan de maatregel van terbeschikkingstelling omdat verdachte zich in het verleden vaker heeft onttrokken aan opgelegde voorwaarden.
De reclassering heeft in haar rapportage beschreven dat sprake is van problematiek op diverse leefgebieden. Daarnaast schatten de rapporteurs het recidiverisico hoog in. Ter terechtzitting heeft de reclasseringsmedewerker toegelicht dat het niet mogelijk is om bijzondere voorwaarden ten uit voer te leggen in een ambulant kader. Meerdere keren zijn behandelingen gestrand en is verdachte alsnog in herhaling vervallen. Geadviseerd wordt om een psychiatrisch rapport aan te vragen en de mogelijkheden tot een eventuele tbs-maatregel te onderzoeken. In geval van oplegging van een straf wordt geadviseerd om geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafblad
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 12 juni 2024 betreffende verdachte blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hiervoor heeft hij (voorwaardelijke) gevangenisstraffen opgelegd gekregen. De onderhavige feiten zijn bovendien in een proeftijd en tijdens een voorwaardelijke invrijheidstelling begaan. Dit alles heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
Straf
Alles overziend acht de rechtbank het passend om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 102 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Dat betekent dat verdachte voor onderhavige strafzaak niet opnieuw de gevangenis in hoeft. Daarnaast zal de rechtbank de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen, zoals later in dit vonnis wordt beschreven. De rechtbank motiveert deze straf als volgt.
Herhaaldelijk zijn behandelingen van de problematiek van verdachte opgestart en niet voltooid. Naast dat verdachte opnieuw is aangehouden voordat een behandeling kon aanvangen, lijkt een oorzaak van het niet slagen van behandelingen te zijn dat verdachte graag zelf de regie houdt over hoe een behandeling eruit dient te zien. De rechtbank biedt verdachte, door geen langere detentie op te leggen dan dat hij reeds heeft gezeten en daarnaast de vordering tenuitvoerlegging en de vordering (gedeeltelijke) herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen, een laatste kans om te laten zien dat hij echt anders wil voor de toekomst. Verdachte dient zich er bewust van te zijn dat deze kans, gelet op het verleden van verdachte en de over hem uitgebrachte rapporten, bepaald geen vanzelfsprekendheid is. Ter zitting heeft verdachte aangegeven behandeld te willen worden voor zijn agressie en te willen werken aan de bron van zijn agressie. Verdachte geeft zelf aan dat zijn boosheid binnen 1 seconde van 1 tot 10 kan stijgen en fysieke agressie tot gevolg kan hebben.
De rechtbank acht het dan ook, gezien het hoge recidiverisico ingeval verdachte onbehandeld blijft, van groot belang dat verdachte wordt behandeld voor zijn agressie, zoals hem in de voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling en het vonnis van 15 december 2023 ook is opgelegd.
Verdachte en het slachtoffer zullen door hun gemeenschappelijke kinderen, hun dochter en het tweede kindje dat op komst is, met elkaar verbonden blijven. Voor het welzijn van de
(ex-)partner en van alle (stief)kinderen is het van groot belang dat verdachte zijn verantwoordelijkheid gaat nemen en zich laat behandelen door Kairos, diens behandeladviezen zal opvolgen en de behandeling ook daadwerkelijk gaat afronden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande verdachte de kans geboden moet worden om de behandeling die verdachte bij Kairos zal starten vanaf september 2024 te ondergaan en acht het van belang dat deze nu niet wordt doorkruist. Het is nu aan verdachte om te laten zien dat hij gemotiveerd en in staat is een behandeling te ondergaan en succesvol af te ronden. Daarbij is het aan verdachte om er zorg voor te dragen dat hij gedurende dit traject geen nieuwe strafbare feiten pleegt, waardoor de behandeling in gevaar komt.
De behandeling zal emotioneel het nodige gaan vergen van verdachte, dat maakt dat de rechtbank het van belang acht dat de (ex-)partner en de (stief)kinderen een veilige thuishaven hebben. Daarom zal zij hiertoe onderstaande maatregel treffen. Verdachte dient het belang van zijn (ex-)partner en (stief)kinderen daarbij te laten prevaleren boven zijn eigen belang.
Maatregel 38v Sr
Ter voorkoming van strafbare feiten zal de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen. Deze maatregel bestaat uit een locatieverbod voor de straat van de woning van slachtoffer [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1986. De rechtbank merkt op dat dit locatieverbod nu wordt gegeven voor het bij de rechtbank bekende adres aan de [adres] te [plaats] . Uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting komt het beeld naar voren dat [slachtoffer 1] mogelijk recent naar een ander adres is verhuisd of gaat verhuizen. De rechtbank beschikt niet over dat adres.
De rechtbank zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet. Deze hechtenis bedraagt 1 maand per overtreding, met een totale duur van maximaal zes maanden, en heft de verplichtingen op grond van de maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. In het bijzonder neemt de rechtbank het hoge recidiverisico, de (nog) onbehandelde problematiek en de omstandigheid dat verdachte en het slachtoffer contact onderhouden in verband met hun kinderen in aanmerking. Door middel van een locatieverbod wordt [slachtoffer 1] en de kinderen de mogelijkheid geboden zich in en rondom haar eigen huis veilig te voelen zonder de dreiging van nieuw geweld door verdachte.

8.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

(99/00404-12 (v-tul van parketnummer 21/006383-19)

Het hof heeft verdachte op 21 juli 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden. Op 30 mei 2022 is verdachte voorwaardelijk in vrijheid gesteld, waarbij als algemene voorwaarde is gesteld dat verdachte zich tijdens de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling bedraagt 815 dagen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot herroeping moet worden afgewezen, zoals reeds is gemotiveerd.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/233123-23)

De politierechter hof heeft verdachte op 15 december 2023 veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 130 dagen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, zoals reeds is gemotiveerd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
102 (honderdtwee) dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte voor de duur van 3 jaren zich niet zal bevinden in de straat waar slachtoffer [slachtoffer 1] woont, de [adres] te [plaats] ;
 beveelt dat vervangende hechtenis van
1 maandwordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
 wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af (
99/000404-12, parketnummer
21/006383-19);
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 15 december 2023 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 130 dagen af (parketnummer 05/233123-23).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. L.M. Vogel en
mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 augustus 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024019542, gesloten op 15 januari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 5-6.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p.16.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 juli 2024.