Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[naam 2] ,
[naam 3],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie van onbevoegdheid
- de incidentele conclusie van antwoord tevens akte eiswijziging.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vordert de ergenaam [naam 1] bij de handelsrechter de vaststelling van de omvang van de geldvordering van de kinderen ten laste van de echtgenoot van de overledene, [naam 2]. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 7 februari 2024 in een incident geoordeeld dat de vordering niet ontvankelijk is, omdat deze volgens de wet bij verzoekschrift aan de kantonrechter moet worden voorgelegd. De rechtbank verwijst de zaak naar de kamer voor kantonzaken van de locatie Zutphen, waar de procedure zal worden voortgezet volgens de regels voor de verzoekschriftprocedure. De rechtbank overweegt dat de gedaagden, [naam 2] en [naam 3], in hun incidentele vordering hebben betoogd dat zij in hoedanigheid van executeurs en afwikkelingsbewindvoerders gedagvaard hadden moeten worden, maar de rechtbank oordeelt dat dit verweer aan de kantonrechter is voorbehouden. De rechtbank heeft [naam 1] in de proceskosten van het incident veroordeeld, omdat hij het incident nodeloos heeft veroorzaakt. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt, zal worden voortgezet in Zutphen, en dat partijen niet meer verplicht zijn om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen. Tevens wordt het teveel betaalde griffierecht teruggestort.