ECLI:NL:RBGEL:2024:5296

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
C/05/424759 / FZ RK 23-2757
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en beoordeling van verwijtbaar inkomensverlies in het kader van alimentatieverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil over kinderalimentatie tussen een man en een vrouw, die beiden advocaten hebben ingeschakeld. De man, die minder dan 35% arbeidsongeschikt is, verzocht om wijziging van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, ondanks zijn arbeidsongeschiktheid, in staat is om een inkomen te genereren en dat hij zich had moeten inspannen om zijn baan bij Hotel [plaats] te behouden. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van verwijtbaar inkomensverlies, omdat de man zijn verantwoordelijkheid niet had genomen om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vastgesteld op € 25,50 per kind per maand met terugwerkende kracht tot 17 november 2023 en op € 221,64 per kind per maand met ingang van 6 mei 2024. Het verzoek van de man tot wijziging van de alimentatie werd afgewezen, en de rechtbank heeft de eerdere beschikking van Rechtbank Overijssel gewijzigd.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: C/05/424759 / FZ RK 23-2757
Datum uitspraak: 8 augustus 2024
beschikking alimentatie
in de zaak van
[naam verzoeker](nader te noemen: de man),
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. B. Anik in Arnhem,
tegen
[naam verweerster](nader te noemen: de vrouw),
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. W.L.M. Fleuren in Apeldoorn.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Dit verloop blijkt uit:
  • de tussenbeschikking van 17 november 2023;
  • het F9-formulier van 6 februari 2024 van de zijde van de man;
  • het F9-formulier van 20 februari 2024 van de zijde van de vrouw;
  • het F9-formulier van 9 april 2024 van de zijde van de man met een bijlage;
  • het F9-formulier van 2 juni 2024 van de zijde van de vrouw met een bijlage;
  • het F9-formulier van 4 juni 2024 van de zijde van de man met bijlagen 1 tot en
met 5;
  • het F9-formulier van 7 juni 2024 van de zijde van de man met bijlage 6;
  • het F9-formulier van 12 juni 2024 van de zijde van de vrouw met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is van de zijde van de man op 27 juni 2024 nog een F9-formulier ontvangen, zoals besproken tijdens de mondelinge behandeling. Gelet op de inhoud hiervan heeft de rechtbank geen aanleiding gezien de vrouw nog in de gelegenheid te stellen te reageren.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In de tussenbeschikking van 17 november 2023 is een beslissing op het verzoek van de man aangehouden in de bodemprocedure en is de man in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te dienen, te weten informatie over de beslissing op zijn WIA-aanvraag, dan wel de actuele stand van zaken met betrekking tot die aanvraag bij het UWV. Bij wijze van provisioneel verzoek is de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voorlopig vastgesteld op € 25,50 per kind per maand.
2.2.
Bij bericht van 9 april 2024 zijn namens de man de beslissing op de aanvraag voor een WIA-uitkering en het arbeidskundig rapport ingezonden. Daaruit volgt dat de man per 9 juli 2023 geen WIA-uitkering krijgt, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
2.3.
De man heeft in latere berichten met stukken eerst toegelicht dat hij met ingang van 6 mei 2024 een arbeidsovereenkomst had bij Hotel [plaats] , welke overeenkomst per 5 juni 2024 is beëindigd.
2.4.
De rechtbank dient thans te beslissen op het verzoek van de man in de bodemprocedure om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op nihil te stellen of in elk geval op (in totaal) niet meer dan € 51 per maand.
2.5.
De man heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat hij niet meer dan € 51 per maand kan betalen. Hij is in de proeftijd van zijn arbeidsovereenkomst ontslagen. Het werk beviel de man niet en hij verschilde op bepaalde vlakken van mening met de werkgever. Hij kreeg erg weinig ruimte voor eigen invulling. Namens de man is gesteld dat dit ontslag niet verwijtbaar is. Er was onverenigbaarheid over de uitvoering van de werkzaamheden, waarna de werkgever de keuze heeft gemaakt om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Nu ontvangt de man een WW-uitkering.
2.6.
De vrouw is van mening dat de man verwijtbaar werkloos is. De man heeft aangegeven dat het werk hem tegenviel en dat hij daar niet wilde blijven werken. De man had echter zijn verantwoordelijkheid moeten nemen om daarmee aan zijn financiële verplichting jegens de kinderen te voldoen, aldus de vrouw. Uit de stukken is gebleken dat de man voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De vrouw acht de man daarom in staat om een inkomen te genereren gelijk aan zijn voormalige baan bij [naam] . De vrouw heeft een bijdrage van de man nodig, zoals vastgesteld door Rechtbank Overijssel bij beschikking van 20 juli 2021 en daarna geïndexeerd, omdat alle kosten voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] door haar niet te betalen zijn. De vrouw heeft een contract voor 20 uur per week in de thuiszorg. Een contract met meer uren wordt niet verstrekt, omdat het werk fysiek zwaar is. Daarnaast heeft de vrouw de zorg voor de kinderen gedurende zeven dagen in de week. De vrouw verzoekt afwijzing van het verzoek van de man.
2.7.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval sprake van verwijtbaar inkomensverlies. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man namelijk toegelicht dat het werk bij Hotel [plaats] hem tegenviel en hij er daarom niet wilde blijven werken. De arbeidsovereenkomst is ontbonden. Hoewel dit arbeidsrechtelijk misschien niet direct als verwijtbaar kan worden beschouwd, is dat niet de toets die de rechtbank moet aanleggen. De rechtbank dient in het kader van de kinderalimentatieverplichting van de man te beoordelen of hij gelet op die verplichting gehouden was zich in te spannen om zijn baan te behouden (in elk geval tot hij iets passenders had gevonden). De rechtbank is van oordeel dat de man dat inderdaad had moeten doen. De man is kok en kreeg nu een baan bij Hotel [plaats] , een Van der Valkhotel . Dat dit voor een kok niet de meest inspirerende plek is, is voorstelbaar, maar van de man had verlangd mogen worden dat hij zich - tijdelijk - had aangepast aan de situatie om zo in elk geval een behoorlijk inkomen te verdienen. Hij had vanuit die werksituatie kunnen doorsolliciteren. De man heeft de indruk niet kunnen wegnemen dat hij zich onvoldoende heeft ingezet om zijn baan bij Hotel [plaats] te behouden.
2.8.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de man redelijkerwijs zijn oude inkomen kan verwerven en of dit van hem kan worden gevergd. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Gebleken is dat de man voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Van de man mag daarom worden verwacht dat hij zich inspant om zo snel mogelijk ander werk te vinden. Op de man rust namelijk een onderhoudsverplichting. Hij solliciteert wel, en is er kennelijk nog niet in geslaagd een in zijn ogen passende baan te vinden (uit het bericht na de zitting volgt dat het sollicitatiegesprek dat de man de middag na de mondelinge behandeling had niet heeft geleid tot een dienstverband), maar hoe uitgebreid de man solliciteert en of hij ook solliciteert op misschien in zijn ogen wat minder passende banen is niet komen vast te staan. Het enkele feit dat het de man na zijn ontslag bij Hotel [plaats] nog niet is gelukt weer een baan te vinden maakt dus niet dat de rechtbank met zijn werkelijke inkomen gaat rekenen.
2.9.
De rechtbank oordeelt dat met ingang van de datum dat de man in dienst is getreden bij Hotel [plaats] , te weten 6 mei 2024, zijn verdiencapaciteit is hersteld. Daarom zal de rechtbank per 6 mei 2024 weer uitgaan van de voormalige bijdrage van oorspronkelijk € 190 per kind per maand, na indexering thans € 221,64 per kind per maand. Het verzoek van de man tot wijziging van deze bijdrage wordt afgewezen.
2.10.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de voorlopige bijdrage, die door de rechtbank bij beschikking van 17 november 2023 is vastgesteld, per 6 mei 2024 is gestopt. De vermindering tot € 25,50 per kind per maand blijft voor de periode van 17 november 2023 tot 6 mei 2024 in stand.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijzigt de beschikking van Rechtbank Overijssel, locatie Almelo van 20 juli 2021, en de beschikking van deze rechtbank van 17 november 2023, en stelt de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen:
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
 met ingang van 17 november 2023 vast op € 25,50 per kind per maand;
 met ingang van 6 mei 2024 vast op € 221,64 per kind per maand;
3.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. C. Lens als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2024.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.