ECLI:NL:RBGEL:2024:5259

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
05-099882-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afdreiging en openbaar maken van seksuele afbeeldingen met schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 6 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afdreiging en het openbaar maken van seksuele afbeeldingen van een slachtoffer. De verdachte, geboren in 2004, heeft op 7 januari 2024 in Aalten, door bedreiging met smaad en het openbaar maken van naaktfilmpjes van het slachtoffer, geprobeerd om 120 euro van haar af te dwingen. De filmpjes werden in groepschats op Yubo geplaatst, wat leidde tot ernstige schade aan de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten en veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Tevens werd een contactverbod opgelegd voor 2 jaren en een schadevergoeding van 2.120 euro aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en legde bijzondere voorwaarden op voor de verdachte, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/099882-24
Datum uitspraak : 6 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2004 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] , in [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.A.C. van den Brink, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te Aalten, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten 120 euro, althans enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, door een of meer al dan niet intieme (naakt)foto’s en/of filmpjes van die [slachtoffer] op Yubo, althans op (een) internetsite(s) of op andere wijze openbaar heeft gemaakt en dat hij, verdachte, deze (naakt)foto’s en/of filmpjes enkel wilde verwijderen tegen betaling van het voornoemde geldbedrag;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te Aalten, een ander, te weten [slachtoffer] , door bedreiging met smaad en/of smaadschrift gericht tegen die [slachtoffer] heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten een betaling van 120 euro, althans enig geldbedrag aan verdachte, doordat verdachte een of meerdere (naakt)foto’s en/of filmpjes van die [slachtoffer] heeft gepubliceerd en deze (naakt)foto's en/of filmpjes enkel wilde verwijderen ter betaling van het voornoemde geldbedrag;
2.
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te Aalten, althans in Nederland, van een persoon, [slachtoffer] , een afbeelding van seksuele aard, te weten een of meerdere (naakt)foto's en/of filmpjes, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair en het onder feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde en heeft daartoe aangevoerd dat het materiaal al gedeeld was en het geheim dus reeds openbaar was gemaakt en de ten laste gelegde gedragingen onder feit 1 primair daarom niet kunnen worden bewezen. De raadsman heeft ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de nauwe samenhang tussen de ten laste gelegde feiten zal de rechtbank deze gezamenlijk bespreken.
Aangeefster (hierna te noemen: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat ze verdachte via Instagram heeft leren kennen, en dat ze vervolgens via Snapchat contact onderhielden. Dit contact bestond onder meer uit het uitwisselen van seksuele filmpjes. Nadat ze op 6 januari 2024 ruzie kregen, heeft verdachte op 7 januari 2024 aan haar gestuurd dat hij een seksfilmpje van haar online zou plaatsen. Verdachte heeft vervolgens 17 filmpjes van haar geplaatst in de [yubo-chat 1] en de [yubo-chat 2] met daarbij haar Snapchat-accountnaam en haar telefoonnummer. Het waren filmpjes dat ze zichzelf aan het vingeren is, met haar gezicht erbij. Verdachte haalde de filmpjes kort offline toen [slachtoffer] , op zijn instigatie, had gezegd dat het haar speet, maar na een kwartier heeft verdachte de filmpjes opnieuw op de chat gezet. Verdachte vroeg haar 10 euro per filmpje dat ze verwijderd wilde hebben. Toen ze uiteindelijk 120 euro had overgemaakt via een Tikkie dat verdachte haar had gestuurd, heeft hij bewijs gestuurd dat hij de filmpjes eraf had gehaald. [2] [slachtoffer] heeft screenshots ter beschikking gesteld aan de politie van haar contact met [verdachte] (verdachte) en van de verspreide beelden. [3]
De politie heeft onderzoek verricht naar de screenshots die door [slachtoffer] ter beschikking zijn gesteld. Deze screenshots zijn gemaakt van ‘ [yubo-chat 2] ’ met op dat moment 880 leden (van wie 2 online) en ‘ [yubo-chat 1] ’ met 5518 leden (van wie 33 online). Op een aantal van deze screenshots (6, 7, 8 en 9) is naaktmateriaal te zien. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij beelden van [slachtoffer] in de chatgroepen ‘ [yubo-chat 1] ’ en ‘ [yubo-chat 2] ’ heeft gezet waarop ze zichzelf aan het vingeren is. Ze heeft hem 120 euro overgemaakt. [5] Hij heeft dat geld gevraagd om de beelden eraf te halen, hij heeft daar een Tikkie voor gestuurd. Het was voor hem een soort wraakactie, [6] zij had eerder een filmpje van hem in een chatgroep gezet.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte meerdere naaktfilmpjes van seksuele aard van [slachtoffer] in de chatgroepen ‘ [yubo-chat 1] ’ en ‘ [yubo-chat 2] ’ heeft gestuurd. Hij heeft haar vervolgens gevraagd een geldbedrag te betalen, dan zou hij de filmpjes verwijderen. Hij heeft haar daartoe een tikkie gestuurd van € 120. [slachtoffer] heeft dit geldbedrag ook daadwerkelijk betaald. Dat verdachte de filmpjes enkel zou hebben geplaatst omdat [slachtoffer] eerst een naaktfilmpje van hem in de chatgroep zou hebben gezet, maakt het handelen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet minder laak- of strafbaar. [slachtoffer] ontkent dit overigens, verdachte heeft deze bewering niet kunnen onderbouwen en het dossier biedt daar ook geen steun voor.
De rechtbank overweegt dat de strafbaarstelling voor de bedreiging met de ‘openbaring van een geheim’ ook ziet op de
verdereopenbaring van dat geheim. Naarmate de duur toenam dat de filmpjes in de chatgroepen stonden, nam de hoeveelheid mensen die hiervan kennis kon nemen toe. Door de filmpjes offline te halen, kon verdere openbaring worden voorkomen. Verdachte vroeg daarvoor een vergoeding. De rechtbank is van oordeel dat daarom voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de onder feit 1 primair ten laste gelegde afdreiging. Daarnaast komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het onder feit 2 tenlastegelegde. Verdachte heeft de filmpjes naar eigen zeggen openbaar gemaakt uit wraak en wist dus dat deze openbaarmaking voor [slachtoffer] nadelig kon zijn. Sterker nog, dat was ook zijn bedoeling.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde en het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks7 januari 2024 te Aalten, althans in Nederland, met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met
smaad, smaadschrift en/ofopenbaring van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten 120 euro
, althans enig geldbedrag,dat geheel
of ten deleaan die [slachtoffer] toebehoorde, door
een of meer al dan nietintieme
(naakt
)foto’s en/offilmpjes van die [slachtoffer] op Yubo
, althans op (een) internetsite(s) of op andere wijzeopenbaar heeft gemaakt en dat hij, verdachte, deze
(naakt
)foto’s en/offilmpjes enkel wilde verwijderen tegen betaling van het voornoemde geldbedrag;
2.
hij op
of omstreeks7 januari 2024
te Aalten, althansin Nederland, van een persoon, [slachtoffer] , een afbeelding van seksuele aard, te weten
een ofmeerdere
(naakt
)foto's en/offilmpjes, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
afdreiging;
feit 2:
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van 2 jaren onder de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van strafrecht gevorderd, bestaande uit een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van 5 jaren met vaststelling van de duur van de hechtenis per overtreding op 1 week.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat kan worden volstaan met een (deels) voorwaardelijke werkstraf onder de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden en de reclasseringsrapportage.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het openbaar maken van filmpjes van seksuele aard van het slachtoffer in groepsgesprekken met in totaal ruim 6000 leden. Vervolgens heeft hij het slachtoffer om geld gevraagd om de filmpjes weer uit de chatgroepen te verwijderen. Het slachtoffer is hierdoor ernstig geschaad in haar lichamelijke en persoonlijke integriteit. Daar komt bij dat ook haar Snapchataccount met haar naam geplaatst zijn. Zij kan nog lange tijd achtervolgd worden door de eventuele gevolgen van de (verdere) verspreiding van de beelden en er zal sprake zijn van blijvende onzekerheid ten aanzien van de vraag of deze beelden op enig later moment nog opduiken. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Verdachte heeft haar doelbewust willen raken met het plaatsen van deze privébeelden en daarmee haar vertrouwen ernstig geschonden. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat zij van het handelen van verdachte veel last heeft gehad.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 18 juli 2024. De reclassering acht de kans op herhaling gemiddeld en ziet een aantal zorgelijke factoren in het leven van verdachte. Op diverse leefgebieden is sprake van enige instabiliteit, omdat verdachte nog in tijdelijke huisvesting is ondergebracht, verdachte geen vervolgopleiding heeft afgerond en tot dusverre niet in staat is gebleken een baan voor langere tijd vast te houden. Hij heeft momenteel geen zinvolle dagbesteding. De aard van de huidige strafzaak en een eerder vergelijkbaar politiecontact maken dat de reclassering zorgen heeft over het psychosociaal functioneren van verdachte, met name als het gaat om zelfbeheersing en inlevingsvermogen. Daarnaast heeft de reclassering enige zorgen over de ogenschijnlijk instabiele partnerrelaties van verdachte. De reclassering heeft geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling. Verdachte zelf is bereid zich aan de bijzondere voorwaarden te houden en is gemotiveerd voor het ondergaan van een behandeling.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. De rechtbank zal daarom aan verdachte een taakstraf van 180 uren opleggen, en zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Aan die voorwaardelijke gevangenisstraf verbindt de rechtbank de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.
Maatregel 38v Sr
Het dossier bevat aanwijzingen dat verdachte al dan niet direct contact heeft gezocht met het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een maatregel ex artikel 38v Sr ter voorkoming van strafbare feiten door verdachte passend en geboden is. De maatregel bestaat uit een contactverbod, inhoudende dat verdachte voor de duur van 2 jaar op geen enkele wijze direct of indirect contact zal hebben met slachtoffer [slachtoffer] . De rechtbank zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet. Deze hechtenis bedraagt 3 dagen per overtreding, met een totale duur van maximaal zes maanden, en heft de verplichtingen op grond van de maatregel niet op.

8.De beoordeling van de civiele vordering

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 2.120,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 120,00 aan materiële schade die bestaat uit het door de benadeelde partij aan verdachte betaalde bedrag om de filmpjes uit de chats te verwijderen en € 2.000,00 smartengeld. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft het materiële deel kan worden toegewezen en ten aanzien van het immateriële deel aanzienlijk dient te worden gematigd.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadepost van € 120,00 is niet betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt de rechtbank redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de materiële vordering kan worden toegewezen tot een hoogte van € 120,00.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afdreiging en het openbaar maken van afbeeldingen van seksuele aard van [slachtoffer] . De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de nadelige gevolgen van de normschending voor [slachtoffer] zo voor de hand liggen dat wordt aangenomen dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Zij is ernstig geschaad in haar persoonlijke en lichamelijke integriteit, terwijl zij in de angst moet leven dat het door verdachte gedeelde seksuele materiaal op enig moment in de toekomst opnieuw opduikt. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.000,00 vaststellen.
Verdachte is vanaf 7 januari 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 139h en 318 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijdvan
twee jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
o stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o stelt als bijzondere voorwaarden dat:
­ verdachte zich uiterlijk op
binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonniszal melden bij
Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293 in Lelystaden zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
­ verdachte zijn medewerking verleent aan diagnostiek en behandeling door De Waag of en soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra de proeftijd ingaat of zodra er een plaats beschikbaar is voor verdachte. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en aanwijzingen die in dat kader worden gegeven. Ook het innemen van de medicijnen kan hier onderdeel van uitmaken;
o stelt als overige voorwaarden dat:
­ verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
­ verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • legt op een
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van twee (2) jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2003 te [geboorteplaats 2] ;
 beveelt dat vervangende hechtenis van 3 dagen wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij
 veroordeelt verdachte in verband met bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 120,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 2.120,00 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 31 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Vogel (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 augustus 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024016114, gesloten op 24 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 7 t/m 9 en bijlage foto 3, p. 22.
3.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 25 en bijlage foto’s 6, 7, 8, 9, 10, 11, p. 30 t/m 33.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 41.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 73-74.
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 juli 2024.