In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding dat betrekking heeft op een executiegeschil. De eiser, die sinds 9 januari 2023 een woning huurt, heeft de voorzieningenrechter verzocht om de tenuitvoerlegging van een eerder verstekvonnis te schorsen. Dit verstekvonnis, dat op 3 juli 2024 is gewezen, heeft geleid tot de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling van de eiser tot ontruiming van het gehuurde. De ontruiming was gepland voor 31 juli 2024, wat de spoedeisendheid van de zaak verklaart.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eiser belang heeft bij schorsing van de executie totdat er een beslissing is genomen in de verzetprocedure die hij heeft ingesteld. De voorzieningenrechter heeft daarbij de belangen van de eiser, waaronder de mogelijkheid om op straat te komen staan en zijn psychische problemen, afgewogen tegen de belangen van de gedaagde, die heeft aangevoerd dat er sprake is van overlast en een huurachterstand.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de belangen van de eiser zwaarder wegen dan die van de gedaagde. De voorzieningenrechter heeft de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis geschorst totdat er een einduitspraak is gedaan in de verzetprocedure. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn begroot op € 765,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en bevat de motivering van de beslissing.