ECLI:NL:RBGEL:2024:5249

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
120201.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor poging tot overval met nepvuurwapen

Op 7 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 december 2023 in Arnhem een poging tot overval heeft gepleegd op een cafetaria met een nepvuurwapen. De verdachte, geboren in 1986 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het dwingen van een of meerdere personen tot de afgifte van geld en/of goederen door bedreiging met een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het wapen alleen op de aangever heeft gericht en heeft hem vrijgesproken van de zinsnede 'of meerdere personen' in de tenlastelegging. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot afpersing en het voorhanden hebben van een nepvuurwapen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht, ambulante behandeling en een locatieverbod. De rechtbank heeft ook beslist dat het in beslag genomen nepvuurwapen wordt onttrokken aan het verkeer en dat de muts die bij de overval is gebruikt, verbeurd wordt verklaard. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is afgewezen, omdat toewijzing geen redelijk doel dient.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/120201.24
Datum uitspraak : 7 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
24 juli 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 december 2023 te Arnhem, in elk geval in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om
zich wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer] , in elk geval een of meerdere
personen, heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of andere goederen, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [cafetaria]
en/of een derde toebehoorde(n), door:
- met een vuurwapen gelijkend voorwerp en gezichts- en/of hoofdbedekking op, te
weten een bivakmuts en/of een zwarte sjaal, de cafetaria binnen te zijn gegaan
en/of
- met een vuurwapen gelijkend voorwerp op een of meerdere personen te richten
en/of
- ( daarbij) de woorden "Money, Money" en/of woorden van gelijke afpersende
en/of bedreigende strekking te hebben gezegd en/of geroepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 december 2023 te Arnhem, in elk geval in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] en/of [cafetaria] en/of een derde,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke
poging diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of van
bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] en/of een of meerdere andere
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiken en/of
gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de
vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door;
- met een vuurwapen gelijkend voorwerp en gezichts- en/of hoofdbedekking op, te
weten een bivakmuts en/of een zwarte sjaal, de cafetaria binnen te zijn gegaan
en/of
- met een vuurwapen gelijkend voorwerp op een of meerdere personen te richten
en/of
- ( daarbij) de woorden "Money, Money" en/of woorden van gelijke afpersende
en/of bedreigende strekking te hebben gezegd en/of geroepen;
2.
hij op 22 december 2023 te Arnhem, in elk geval in Nederland, een wapen van
categorie I onder 7°, te weten een (nagebootst) pistool (gelijkend op een vuurwapen
van het merk Heckler & Koch model USP), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft
zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen,
voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de zinsnede “of meerdere personen” in het onder 1 primair tenlastegelegde en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Er is geen bewijs dat verdachte op meer dan één persoon het wapen heeft gericht.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 25-27;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 125-126;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 juli 2024.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de zinsnede “of meerdere personen” van het onder 1 primair tenlastegelegde, nu aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte het wapen alleen op hem heeft gericht en het dossier geen bewijs bevat dat verdachte het wapen ook op anderen heeft gericht.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks22 december 2023 te Arnhem
, in elk geval in Nederland,ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om
zich wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer]
, in elk geval een of meerdere
personen,heeft gedwongen tot de afgifte van geld
en/of andere goederen, in elk
geval enig goed,dat
/diegeheel of ten dele aan
[slachtoffer] en/of[cafetaria]
en/of een derdetoebehoorde
(n), door:
- met een vuurwapen gelijkend voorwerp en gezichts- en
/ofhoofdbedekking op, te
weten een bivakmuts en
/ofeen zwarte sjaal, de cafetaria binnen te zijn gegaan
en
/of
- met een vuurwapen gelijkend voorwerp op een
of meerdereperso
on
ente richten
en
/of
-
(daarbij
)de woorden "Money, Money"
en/of woorden van gelijke afpersende
en/of bedreigende strekking te hebben gezegd en
/ofgeroepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 22 december 2023 te Arnhem
, in elk geval in Nederland,een wapen van
categorie I onder 7°, te weten een
(nagebootst
)pistool (gelijkend op een vuurwapen
van het merk Heckler & Koch model USP), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft
zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
poging tot afpersing;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 22 maanden gevangenisstraf waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van voorarrest met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), meewerken aan middelencontrole en een locatieverbod voor [cafetaria] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), meewerken aan middelencontrole en een locatieverbod voor [cafetaria] dient te worden opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft geprobeerd een cafetaria te overvallen onder bedreiging van een nepvuurwapen. Twee personeelsleden en een klant waren op dat moment in de cafetaria aanwezig. Verdachte heeft een bedreigende situatie geschapen en gevoelens van angst en onveiligheid bij aangevers teweeggebracht. De ervaring leert dat de medewerkers van een onderneming, die ten tijde van een overval aanwezig zijn in die onderneming, lange tijd psychische gevolgen van een overval kunnen ondervinden. Bovendien dragen feiten als deze bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Hierop kan niet anders worden gereageerd dan met een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 juni 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld vermogensdelicten, maar niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De reclassering heeft in haar rapport d.d. 5 juli 2024 een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), meewerken aan middelencontrole. Verdachte heeft problemen ten aanzien van middelengebruik, psychosociaal functioneren, financiën en dagbesteding. Verdachte heeft een stabiele partnerrelatie die een steunende factor is. Daarnaast is sprake van stabiele huisvesting, nu de bewindvoerder de huur van de woning van verdachte doorbetaalt nu hij gedetineerd is. Verdachte heeft erkend verslavingsproblemen te hebben en heeft op de zitting verklaard open te staan voor behandeling binnen een nieuw reclasseringstraject.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, omdat zij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een locatieverbod voor [cafetaria] noodzakelijk acht. Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden opleggen, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en een locatieverbod voor [cafetaria] , met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal beslissen dat het in beslag genomen wapen met betrekking tot welke feit 1 primair en feit 2 zijn begaan wordt onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De rechtbank zal de muts met behulp waarvan feit 1 primair is begaan verbeurd verklaren.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 96-249210-20)

De politierechter heeft verdachte op 28 november 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf en dat de gevangenisstraf wordt omgezet naar een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De raadsman heeft bepleit dat de gevangenisstraf wordt omgezet naar een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
afwijzen
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, omdat toewijzing geen redelijk doel dient vanwege de in de onderhavige strafzaak opgelegde straf.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 45, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering IrisZorg op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door Verslavingszorg IrisZorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in of binnen 20 meter van [cafetaria] , [adres 2] , [plaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van het wapen;
 verklaart verbeurd de muts;
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 28 november 2022 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf af (parketnummer 96-249210-20).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Goossens (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. L.F. Bögemann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. G.C. van de Fliert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 augustus 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024159033, gesloten op 11 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.