ECLI:NL:RBGEL:2024:5228

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
05-188321-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in Nijmegen met letsel en verzet tegen de politie

Op 6 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige vrouw, een 22-jarige vrouw en een 26-jarige man, die betrokken waren bij een geweldsincident in Nijmegen op 18 juni 2023. De rechtbank heeft de 26-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken, terwijl de 47-jarige vrouw en de 22-jarige vrouw taakstraffen van respectievelijk 60 en 100 uur opgelegd kregen. Het incident vond plaats in een drukke uitgaansgelegenheid, waar de 22-jarige vrouw en haar vriendin betrokken raakten bij een conflict met het latere slachtoffer. Dit leidde tot openlijke geweldpleging, waarbij het slachtoffer fors letsel opliep. De rechtbank achtte de openlijke geweldpleging bewezen, maar sprak de man vrij van poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij het slachtoffer had geschopt of geslagen terwijl zij op de grond lag. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan het slachtoffer, die in totaal €6.505,79 bedraagt, inclusief materiële schade en smartengeld. De rechtbank benadrukte de impact van het geweld op het slachtoffer en de bredere gevolgen voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.188321.23
Datum uitspraak : 6 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. T.S.S. Overes, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 juni 2023 te Nijmegen , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- ( meermaals) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 18 juni 2023 te Nijmegen , openlijk, te weten, bij [bedrijf] (gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1]
door die [slachtoffer 1]
- ( meermaals) aan de haren te trekken,
- ( meermaals) te krabben,
- ( meermaals) (met gebalde vuist) tegen het hoofd en/of (boven)lichaam te slaan en/of te stompen,
- ( met kracht) op de grond te duwen en/of te trekken en/of naar de grond toe te brengen en/of
- ( meermaals) tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag;
3.
hij op of omstreeks 18 juni 2023 te Nijmegen , zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen ambtenaar, [slachtoffer 2] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, te weten ter aanhouding van verdachte en/of overbrenging van verdachte door
- in tegengestelde richting te bewegen dan waarin die [slachtoffer 2] verdachte trachtte te bewegen en/of
- die [slachtoffer 2] tegen zijn been, althans tegen het lichaam te schoppen en/of trappen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 18 juni 2023 heeft een incident plaatsgevonden in [bedrijf] , een uitgaansgelegenheid gelegen aan de [adres 2] in Nijmegen . Daarbij is aangeefster [slachtoffer 1] gewond geraakt. [2]
Op de huisartsenpost zijn de volgende verwondingen gezien:
  • een zwelling en puntbloedingen op het achterhoofd;
  • puntbloedingen achter het linkeroor;
  • hematomen en zwellingen op de linkeroorschelp;
  • een lichte zwelling en drukpijn temporaal links;
  • een schaaf/schram, een zwelling en puntbloedingen op de rug;
  • een zwelling en hematoom op de linker bovenarm;
  • een hematoom op de binnenkant van het bovenbeen rechts;
  • hematomen en krassen in verschillende dieptes en lengtes op de rechterschouder, de rechterborst en de binnenkant van de bovenarm.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2 en 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft voor feit 1 vrijspraak bepleit. Zij heeft betoogd dat er geen bewijs is voor het schoppen tegen het hoofd. Het letsel dat [slachtoffer 1] heeft opgelopen past ook niet bij het schoppen met een geschoeide voet. Voor zover moet worden aangenomen dat verdachte [slachtoffer 1] tegen haar onderlichaam heeft geschopt, meent de raadsvrouw dat niet kan worden gezegd dat hij de kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Volgens de raadsvrouw kan het handelen van verdachte alleen worden gekwalificeerd als openlijke geweldpleging.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank zal de feiten 1 en 2, gelet op de onderlinge samenhang, tegelijk beoordelen, waarbij elk bewijsmiddel wordt gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud ziet.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze in [bedrijf] ter hoogte van het afstapje in de kroeg stond. Er kwam een groepje van drie meisjes en twee jongens die erlangs wilden. Ze bleven heel dicht bij staan. [slachtoffer 1] vroeg aan een van de meisjes of ze iets verder weg kon gaan staan omdat ze erg dicht op haar stond. Op dat moment werd ze direct in haar gezicht geslagen. Ze voelde dat ze aan haar haren werd getrokken en viel van het trapje af op de grond. Toen ze op de grond lag kreeg ze meerdere klappen en trappen tegen haar hele lichaam. [4]
[getuige] heeft eveneens verklaard dat er een groepje voorbij kwam lopen, bestaande uit drie meisjes en twee jongens. Een van de jongens had niets met het incident te maken. Toen het groepje langs kwam lopen, zag hij dat er over en weer werd geduwd tussen [slachtoffer 1] en de drie meiden uit het groepje. Hij zag dat [slachtoffer 1] daarna aan haar haren en aan haar kleren werd getrokken. Doordat [slachtoffer 1] naar beneden werd getrokken, belandde ze op de grond. [getuige] zag dat het groepje op [slachtoffer 1] begon in te slaan en te trappen. Alle vier personen deden daaraan mee, waarbij [slachtoffer 1] werd geraakt tegen het gezicht, het lichaam en het oor. De klappen die de vier personen gaven waren met open en met gesloten hand. De drie meiden gingen ook met hun nagels over het lichaam van [slachtoffer 1] . [5]
Op camerabeelden is te zien dat het incident begint op 18 juni 2023 om 00.52 uur. [slachtoffer 1] staat op dat moment met haar rug tegen de muur. Voor haar staat een blanke vrouw gekleed in een lichtkleurig strak hemd. Zij heeft lichtkleurig haar dat in vlechtjes wordt gedragen. De vrouw staat met de rug in de richting van [slachtoffer 1] . Door de drukte lijkt de vrouw met de vlechtjes een lichte onopzettelijke duw te krijgen van een ander waardoor zij met haar rug tegen de voorzijde van het lichaam van [slachtoffer 1] aan komt. [slachtoffer 1] brengt hierna haar linker onderarm tussen haar lichaam en het lichaam van de vrouw met de vlechtjes. De vrouw met de vlechtjes beweegt dan naar voren en keert haar gezicht in de richting van [slachtoffer 1] . Er lijkt een kort gesprek tussen hen te volgen. Dan mengt zich een tweede vrouw in het gesprek. Zij staat links achter de vrouw met de vlechtjes. Deze tweede vrouw is kleiner dan de vrouw met de vlechtjes en lijkt met betrekking tot de huidskleur iets donkerder te zijn. Ook deze tweede vrouw draagt het haar in vlechtjes. Deze tweede vrouw stapt richting [slachtoffer 1] , strekt haar rechter arm en geeft met de platte hand een tik op de linker onderkaak van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] lijkt geraakt te worden door de vier vingers van deze vrouw. Zij reageert hierop door vooruit te stappen en haar linker arm te bewegen in de richting van de vrouw die de slaande beweging maakte in de richting van haar gezicht. [slachtoffer 1] wordt vervolgens krachtig achterwaarts geduwd door de vrouw met de vlechtjes en de lichte kleding. Dan volgt er een duwen en trekken tussen [slachtoffer 1] , de dame met de vlechtjes en de witte kleding, de dame met de vlechtjes die de tik in het gezicht gaf en nog een derde dame met vlechtjes. Ook dit lijkt een dame te zijn met een iets donkere huidskleur. De vlechten die zij draagt zijn donker van kleur en zij draagt zwarte bovenkleding. Bij dit duwen en trekken mengt zich nog een man met donker naar achteren gekamd haar die gekleed is in lichtkleurige kleding. Hij draagt een tasje met draagband. De man maakt met zijn rechter hand een slaande beweging in de richting van het gezicht van [slachtoffer 1] . Dit lijkt met gebalde vuist te gebeuren. Tijdens het duw- en trekwerk valt [slachtoffer 1] op de grond. Daarna is te zien dat de man met het tasje en het donkere haar zeker drie trappende bewegingen maakt in de richting van de grond en de plek waar [slachtoffer 1] op de grond ligt.
Op foto’s van de verdachten zag verbalisant dat:
  • de persoon op de foto van [medeverdachte 1] grote gelijkenis vertoonde met de vrouw die op de beelden zichtbaar is en die aan het begin van het incident voor [slachtoffer 1] staat;
  • de vrouw op de foto van [medeverdachte 2] grote gelijkenis vertoonde met de vrouw die op de beelden zichtbaar is en [slachtoffer 1] een klap in het gezicht geeft aan het begin van het incident;
  • de vrouw op de foto van [medeverdachte 3] grote gelijkenis vertoonde met de vrouw die op de beelden zichtbaar is en zich mengt in het duw- en trekwerk en die gekleed is in donkerkleurige bovenkleding;
  • de man op de foto van [verdachte] (verdachte) grote gelijkenis vertoonde met de man die op de beelden zichtbaar is als de man die een slaande beweging maakt in de richting van het gezicht van [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] tegen het onderlichaam heeft geschopt. [7]
De rechtbank overweegt dat niet wordt betwist dat verdachte de man is, die op de beelden een slaande beweging maakt in de richting van het gezicht van [slachtoffer 1] .
Uit de genoemde bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 1] in de verdrukking kwam en aan [medeverdachte 1] om wat ruimte vroeg. Daarop bemoeide [medeverdachte 2] zich ermee en gaf [slachtoffer 1] met de vlakke hand een klap. Vervolgens ontstond er duw- en trekwerk tussen [slachtoffer 1] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , waarin ook verdachte en [medeverdachte 3] zich mengden. Uit de camerabeelden volgt dat verdachte twee keer met zijn vuist in de richting van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Verder volgt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige] en uit de beschrijving van het letsel door de dienstdoende huisarts op de huisartsenpost dat [slachtoffer 1] is gekrabd, aan haar haren is getrokken en naar de grond is gewerkt, waarbij zij van een trapje viel. Terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag is zij door verdachte en de medeverdachten geschopt/getrapt en geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte [slachtoffer 1] , terwijl zij op de grond lag, bij het schoppen/trappen en slaan/stompen tegen het hoofd en/of het bovenlichaam heeft geraakt. Op de beelden is dit niet te zien en [getuige] is hierover onvoldoende specifiek, nu hij heeft verklaard dat [slachtoffer 1] door alle vier personen is getrapt en geslagen en zij daarbij werd geraakt tegen het gezicht, het lichaam en het oor. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] tegen haar benen heeft geschopt. De rechtbank overweegt dat het door [slachtoffer 1] opgelopen letsel aan haar gezicht en hoofd ook door één van de andere verdachten kan zijn veroorzaakt dan wel kan zijn ontstaan door het slaan/stompen tegen haar gezicht/hoofd op het moment dat verdachte zich met het incident ging bemoeien en twee keer met zijn vuist naar [slachtoffer 1] uithaalde. In de tenlastelegging van feit 1 gaat het echter uitsluitend over de fase waarin het slachtoffer al op de grond lag. Het voorgaande betekent dat de rechtbank de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling niet bewezen acht. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank de onder feit 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging bewezen. Dit inclusief het schoppen terwijl het slachtoffer al op de grond lag, evenwel niet tegen het hoofd en/of bovenlichaam.
Feit 3
Verbalisant [slachtoffer 2] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland, en zijn collega’s kregen op 18 juni 2023 omstreeks 01.25 uur het verzoek om de horeca-eenheden in het centrum van Nijmegen te ondersteunen met de aanhouding van vier verdachten. Ter plaatse zagen ze dat het om een man en drie vrouwen ging. De man bleek te zijn [verdachte] (verdachte). Verdachte probeerde iets op zijn telefoon te doen, wat de politie wilde beletten. Er ontstond toen een worsteling. Verdachte bood weerstand tegen zijn aanhouding. Hem is gezegd dat hij naar de grond moest gaan. Hij werkte niet mee en bewoog in een andere richting dan verbalisant [slachtoffer 2] hem trachtte te brengen. Toen verdachte in de auto was gezet, draaide hij op zijn stoel en richtte hij zijn voeten naar verbalisant [slachtoffer 2] . Die voelde dat verdachte hem een trap tegen zijn been gaf. [8]
De rechtbank acht gelet op het voorgaande feit 3 bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
of omstreeks18 juni 2023 te Nijmegen , openlijk, te weten, bij [bedrijf] (gelegen aan de [adres 2] ),
in elk geval opeen voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1]
-
(meermaals)aan de haren te trekken,
-
(meermaals)te krabben,
-
(meermaals
) (met gebalde vuist)tegen het hoofd en/of (boven)lichaam te slaan en/of te stompen,
- ( met kracht) op de grond te duwen en/of te trekken en/of naar de grond toe te brengen en
/of
- ( meermaals) tegen
het hoofd en/ofhet
(boven)lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te stompen terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag;
3.
hij op
of omstreeks18 juni 2023 te Nijmegen , zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen ambtenaar, [slachtoffer 2] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn
/haarbediening, te weten ter aanhouding van verdachte en/of overbrenging van verdachte door
- in tegengestelde richting te bewegen dan waarin die [slachtoffer 2] verdachte trachtte te bewegen en
/of
- die [slachtoffer 2] tegen zijn been,
althans tegen het lichaamte
schoppen en/oftrappen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
feit 3:
Wederspannigheid.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte probeert zijn leven te beteren en staat open voor begeleiding door de reclassering.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Toen hij zag dat er een conflict was tussen zijn vriendin [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] heeft hij zich daarin gemengd en fors geweld gebruikt. Hij heeft geduwd en getrokken en meerdere keren met zijn vuist uitgehaald naar [slachtoffer 1] . De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij [slachtoffer 1] nadat zij op de grond was gevallen en weerloos was, meerdere keren heeft geschopt of getrapt en geslagen. Het geweld heeft geleid tot behoorlijk letsel. Bovendien heeft het geweld veel impact gehad op [slachtoffer 1] , zoals ook bleek uit haar verklaring ter terechtzitting. Zij is slechthorend. Bij het geweld is haar gehoorapparaat kapot gegaan en heeft zij onder meer letsel aan haar linkeroor opgelopen. In de periode dat het letsel bij haar linkeroor herstelde en haar gehoorapparaat werd gerepareerd, voelde zij zich geïsoleerd omdat ze niet dan wel moeizaam met anderen kon communiceren. Ook kon ze niet normaal functioneren. [slachtoffer 1] is door het zinloze geweld haar gevoel voor veiligheid kwijtgeraakt en wordt door de littekens nog steeds herinnerd aan het incident. Het geweld dient gelet op de plaats waar het zich heeft afgespeeld aangemerkt te worden als uitgaansgeweld. Dit soort geweld roept ook gevoelens van onveiligheid en angst op in de samenleving. Verdachte en zijn medeverdachten hebben bijgedragen aan die gevoelens van angst en onveiligheid. Verdachte heeft zich vervolgens schuldig gemaakt aan wederspannigheid. Toen de politie hem wilde aanhouden heeft hij zich daartegen verzet en bij het overbrengen naar het bureau heeft hij een agent tegen diens been getrapt. Bijzonder kwalijk is dat verdachte daarbij de schuld buiten zichzelf, te weten bij de politie, legt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de justitiële documentatie van verdachte in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft verder het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport in aanmerking genomen. Daaruit komt naar voren dat de reclassering risico’s ziet op het gebied van houding, huisvesting en het psychosociaal functioneren. Een eerder reclasseringstoezicht is moeizaam verlopen door het beperkte zelfinzicht en de houding van verdachte. Verdachte heeft geen hulpvraag, maar gezien de houding van verdachte ten opzichte van het slachtoffer is er volgens de reclassering een risico op schade. De reclassering acht daarom bijzondere voorwaarden ter voorkoming van recidive wenselijk. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en een gedragsinterventie.
De rechtbank overweegt dat verdachte heeft gezorgd voor escalatie van het incident en bij de geweldpleging een grote rol heeft gehad. De rechtbank acht een taakstraf van 200 uur daarom passend en geboden. De rechtbank zal daarnaast een gevangenisstraf van drie weken voorwaardelijk opleggen als stok achter de deur en om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank zal daaraan de voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd omdat de rechtbank feit 1 niet bewezen acht.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.315,24 aan materiële schade en € 8.250,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente.
De materiële schade is als volgt opgebouwd:
  • € 105,37 eigen risico voor behandelingen;
  • € 138,41 kosten van het gehoorapparaat;
  • € 11,25 medicatie van de Huisartsenpost;
  • € 81,88 producten voor wond- en littekenverzorging;
  • € 125,17 kleding en tasje;
  • € 34,95 screenprotector;
  • € 241,10 concerttickets van een gemist concert;
  • € 70,00 ticket van een gemist evenement van de studievereniging;
  • € 117,50 herstel van piercings;
  • € 174,00 bekeuring voor te hard rijden;
  • € 187,40 gemiste vergaderingen van de [onderwijs] ;
  • € 969,60 gederfd inkomen van [café] ;
  • € 58,61 diverse reiskosten.
Subsidiair is verzocht de reiskosten naar de rechtbank en naar het Openbaar Ministerie, in totaal een bedrag van € 48,83, aan te merken als proceskosten.
Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met uitzondering van de bekeuring voor te hard rijden. De vordering dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de kosten voor het ziekenhuis, de producten voor wondgenezing, de kleding, het ticket voor het evenement van de studievereniging en de reiskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor de screenprotector onvoldoende zijn onderbouwd nu uit het dossier niet blijkt dat de telefoon kapot is gegaan bij het incident. Ook de post voor de concertkaartjes kan volgens de raadsvrouw niet worden toegewezen nu [slachtoffer 1] de tickets online via Ticketswap had kunnen doorverkopen. Ook is er volgens de raadsvrouw in onvoldoende mate sprake van een causaal verband. De bekeuring kan ook niet worden toegewezen vanwege het ontbreken van een causaal verband. Daarbij geldt bovendien dat deze schade niet is geleden door [slachtoffer 1] . De posten voor gederfde inkomsten door gemiste vergaderingen en gemiste werkuren dienen te worden afgewezen. De gederfde inkomsten zijn onvoldoende onderbouwd. De raadsvrouw suggereert dat het slachtoffer wellicht had kunnen worden ziekgemeld. Ook blijkt niet wat haar nettoloon was.
Ten aanzien van het smartengeld heeft de raadsvrouw matiging van de vordering bepleit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat jurisprudentie is overgelegd waarvan de casussen niet te vergelijken zijn met de onderhavige casus. Door de bedragen uit die casussen te middelen is een bedrag berekend dat al aan de hoge kant is. Onbegrijpelijk is waarom dat bedrag nog eens met de factor 1,5 wordt vermenigvuldigd.
Overweging van de rechtbank
Verdachte wordt vrijgesproken van feit 1. Daarom zal de benadeelde partij ten aanzien van dit feit niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Dat laat onverlet dat de schade ook is gevorderd ten aanzien van feit 2.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de medeverdachten rechtstreeks schade heeft geleden.
De kosten voor het gehoorapparaat, de medicatie van de Huisartsenpost, de producten voor wond/littekenverzorging, het ticket voor een gemist evenement van de studievereniging en de kleding/tas zijn niet inhoudelijk betwist, voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. De rechtbank zal de vordering in zoverre toewijzen.
Ten aanzien van de eigen bijdrage voor behandelingen overweegt de rechtbank dat er kosten op het overzicht staan die zijn gemaakt op 6 januari 2023 en 7 juni 2023. Deze kosten hebben geen rechtstreeks verband met het feit en kunnen dan ook niet worden toegewezen. De rechtbank zal voor het eigen risico toewijzen een bedrag van € 78,79. Het meergevorderde wordt afgewezen.
Ten aanzien van de screenprotector overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 1] ter terechtzitting heeft toegelicht dat de telefoon in haar tasje zat. Haar tasje en de screenprotector van haar telefoon zijn bij het incident beschadigd geraakt. De rechtbank is van oordeel dat de kosten een rechtstreeks gevolg van het incident zijn en wijst de vordering in zoverre toe.
Wat betreft de tickets voor een gemist concert overweegt de rechtbank dat uit de bij de vordering gevoegde stukken blijkt dat het gaat om een concert op 24 juni 2023. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat gelet op de korte tijd tussen het incident en de datum van het concert niet van [slachtoffer 1] kon worden verwacht dat zij de tickets zou verkopen. De rechtbank kan zich indenken dat [slachtoffer 1] haar hoofd niet daarnaar had staan. De rechtbank acht de kosten voor deze tickets daarom toewijsbaar.
Over het herstel van piercings heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij pas nieuwe piercings had laten zetten. Door het letsel aan haar hoofd, waarvoor een verband om haar hoofd is aangebracht, moesten de piercings eruit. De gaatjes zijn toen dichtgegroeid. De rechtbank acht ook de kosten voor het opnieuw aanbrengen van de piercings toewijsbaar.
De kosten voor de bekeuring zal de rechtbank afwijzen. Er is geen sprake van verplaatste schade en ook een relevant causaal verband met het incident ontbreekt.
Ten aanzien van de post gederfde inkomsten heeft de advocate van [slachtoffer 1] ter terechtzitting een stuk overgelegd van [café] . Daaruit komt naar voren dat [slachtoffer 1] tijdens de Vierdaagse feesten in totaal 80 uur had zullen werken. Volgens de advocate was het aanvragen van een ziekte-uitkering niet mogelijk omdat [slachtoffer 1] voor die uren geen contract had.
De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat sprake is van gederfde inkomsten nu [slachtoffer 1] tijdens de Vierdaagse feesten niet heeft kunnen werken. Uit de stukken komt naar voren dat haar uurloon € 12,12 bruto was. Nu niet duidelijk is wat het nettoloon bedroeg, zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. Zij stelt de schade vast op een bedrag van € 600,-.
De gederfde inkomsten door het niet kunnen bezoeken van vergaderingen van de [onderwijs] zijn onvoldoende onderbouwd. Niet blijkt om welke data het gaat en op grond waarvan [slachtoffer 1] voor de vergaderingen zou worden betaald. De rechtbank zal [slachtoffer 1] daarom niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van deze kostenpost.
De reiskosten voor bezoeken aan de huisartsenpost en het ziekenhuis, in totaal € 6,74, acht de rechtbank toewijsbaar.
De reiskosten voor bezoek aan de advocate, de politie, het Openbaar Ministerie en de rechtbank zijn niet aan te merken als rechtstreekse materiële schade. Deze kosten zijn ook niet aan te merken als proceskosten nu [slachtoffer 1] ter terechtzitting werd vertegenwoordigd door een advocate. [slachtoffer 1] moet voor deze kosten in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
Samenvattend acht de rechtbank de volgende kosten toewijsbaar:
  • € 78,79 eigen risico voor behandelingen;
  • € 138,41 kosten gehoorapparaat;
  • € 11,25 medicatie Huisartsenpost;
  • € 81,88 producten wond- en littekenverzorging;
  • € 125,17 kleding en tasje;
  • € 34,95 screenprotector;
  • € 241,10 concerttickets gemist concert;
  • € 70,00 ticket gemist evenement studievereniging;
  • € 117,50 herstel piercings;
  • € 600,00 gederfd inkomen [café] ;
  • € 6,74 reiskosten.
Totaal
€ 1.505,79
De rechtbank zal afwijzen het meergevorderde van de kosten voor medische behandelingen en de kosten voor de bekeuring.
Ten aanzien van:
  • de meergevorderde reiskosten (de reiskosten voor bezoek aan de advocate, de politie, het Openbaar Ministerie en de rechtbank);
  • het meergevorderde van de gederfde inkomsten betreffende [café] ;
  • de vergaderingen van de [onderwijs] ,
zal de rechtbank [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 BW valt.
De benadeelde heeft immers zowel lichamelijk als psychisch letsel opgelopen. Het psychische letsel is onderbouwd met onder meer een verwijzing door de huisarts naar een psycholoog en geldt als een aantasting in de persoon op andere wijze. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van
€ 5.000,-vaststellen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van [slachtoffer 1] .
De rechtbank zal [slachtoffer 1] voor het meergevorderde niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De rechtbank wijst in totaal dus € 1.505,79 aan materiële schade toe en € 5.000,- aan smartengeld. Deze schade ziet op het onder 2 bewezenverklaarde feit. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Verdachte is vanaf 18 juni 2023 wettelijke rente hierover verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en haar medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover haar medeverdachten de schade hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 141 en 180 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich uiterlijk
binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonniszal melden bij Reclassering Nederland op het adres Slachthuisstraat 31, 6041 CB in Roermond of via het telefoonnummer 088 8041501en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- verdachte zich onder behandeling zal stellen van een door de reclassering te bepalen zorgverlener, wanneer dit tijdens het toezicht wordt geïndiceerd. De behandeling start wanneer de reclassering dit nodig acht en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig acht;
- verdachte actief zal deelnemen aan een nader te bepalen gedragsinterventie. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling zullen worden gegeven;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een taakstraf van 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] ten aanzien van feit 1 niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 1.505,79 aan materiële schade en € 5.000,- aan smartengeld,
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst af de vordering tot materiële schade voor zover dit betreft het meergevorderde voor medische behandelingen en de kosten voor de bekeuring;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 6.505,79 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 67 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 augustus 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023273833, gesloten op 16 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 10.
3.Contactdetails, opgemaakt op de Huisartsenpost in Nijmegen op 18 juni 2023, p. 31.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 10.
5.Proces-verbaal van verhoor van [getuige] , p. 16-17.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 68-69.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 54.