ECLI:NL:RBGEL:2024:5173

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
05/305445-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en het wegmaken van een lichaam in Borculo

Op 2 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van het opzettelijk om het leven brengen van een slachtoffer en het wegmaken van diens lichaam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op of omstreeks 17 mei 2022 in Borculo, samen met anderen, het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft beroofd door hem met een mes in de hals te steken en hem vervolgens de trap af te duwen. Na de fatale gebeurtenis heeft de verdachte geprobeerd het lichaam van het slachtoffer te verbergen door het in plastic te wikkelen en te verplaatsen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar, waarbij de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor moord met voorbedachten rade, maar wel voor doodslag. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en heeft geprobeerd de schuld af te schuiven op een medeverdachte die inmiddels was overleden. De rechtbank heeft de impact van de daden van de verdachte op de nabestaanden van het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat. De benadeelde partijen, waaronder de ouders en kinderen van het slachtoffer, hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/305445-22
Datum uitspraak : 2 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [pi] .
raadslieden: mrs. Y.A. Samseij en E.G.S. Roethof, advocaten in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 juni 2023, 25 augustus 2023, 8 september 2023, 15 september 2023, 17 november 2023, 9 februari 2024, 1 maart 2024, 15 maart 2024, 15 april 2024 en 5 juli 2024, na onderbreking gevolgd door sluiting op heden.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2022, in elk geval in of omstreeks de periode van 17 mei
2022 tot en met 22 juli 2022 te Borculo, in ieder geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven
heeft beroofd, door
- die [slachtoffer] van de trap te duwen/gooien en/of te slaan en/of
- met een mes de keel van die [slachtoffer] door te snijden, althans meermalen, dan
wel eenmaal, met een mes in de hals/keel, althans het lichaam van die [slachtoffer]
te steken en/of te snijden en/of
- een of meer (andere) geweldshandelingen toe te passen op het lichaam van die [slachtoffer]
;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 mei 2022, in elk geval in of omstreeks de periode 17 mei 2022
tot en met 22 juli 2022 te Borculo, in ieder geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere (diepe) snijwonden
en/of steekwonden in de hals/keel, althans in het lichaam van die [slachtoffer] , heeft
toegebracht, door
- die [slachtoffer] van de trap te duwen/gooien en/of te slaan en/of
- met een mes de keel van die [slachtoffer] door te snijden, althans meermalen, dan
wel eenmaal, met een mes in de hals/keel, althans het lichaam van die [slachtoffer]
te steken en/of te snijden en/of
- een of meer (andere) geweldshandelingen toe te passen op het lichaam van die [slachtoffer]
, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
(artikel 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht, artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 mei 2022, in elk geval in of omstreeks de periode 17 mei 2022
tot en met 22 juli 2022 te Borculo, in ieder geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft
mishandeld door
- die [slachtoffer] van de trap te duwen/gooien en/of te slaan en/of
- met een mes de keel van die [slachtoffer] door te snijden, althans meermalen, dan
wel eenmaal, met een mes in de hals/keel, althans het lichaam van die [slachtoffer]
te steken en/of te snijden en/of
- een of meer (andere) geweldshandelingen toe te passen op het lichaam van die [slachtoffer]
, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2022 tot en met 22 juli 2022 te Borculo, in
ieder geval Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer]
te verhelen, het lijk, te weten het stoffelijk overschot van die [slachtoffer]
, in plastic heeft gewikkeld en/of verpakt en/of uit de woning aan de
[adres 1] heeft verplaatst en/of (vervolgens) het stoffelijk overschot van
die [slachtoffer] heeft begraven en/of verbrand en/of vernietigd en/of verborgen
en/of weggevoerd en/of weggemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of een of meer andere(n) in of omstreeks de periode van 17 mei
2022 tot en met 22 juli 2022 te Borculo, in ieder geval in Nederland, met elkaar,
althans alleen, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van
[slachtoffer] te verhelen, het lijk, te weten het stoffelijk overschot van die [slachtoffer]
heeft/hebben begraven en/of verbrand en/of vernietigd en/of verborgen
en/of weggevoerd en/of weggemaakt,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 17
mei 2022 tot en met 22 juli 2022 te Borculo, in ieder geval in Nederland, (telkens)
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest, door tezamen en in vereniging met een of meer
andere(n), althans alleen
- plastic te pakken en/of
- ( te helpen bij) het lichaam van [slachtoffer] in dat plastic te wikkelen/verpakken
en/of
- een kruiwagen te pakken en/of
- ( te helpen bij) het lichaam van [slachtoffer] in die kruiwagen te leggen en/of
- ( vervolgens) het lichaam van [slachtoffer] met die kruiwagen uit de woning aan de
[adres 1] te verplaatsen en/of
- op de uitkijk te staan ten behoeve van het (ongezien) kunnen wegvoeren/vervoeren
van het lichaam van [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak van de impliciet primair ten laste gelegde moord gevorderd en heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gevorderd dat het primair tenlastegelegde bewezen wordt verklaard. Ten aanzien van beide feiten heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben – op gronden zoals verwoord in de deels voorgedragen pleitnota – integrale vrijspraak bepleit ter zake het levensdelict vanwege gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Daarbij is in het bijzonder naar voren gebracht dat de verklaring van [getuige 3] niet als betrouwbaar kan worden aangemerkt en daarom niet voor het bewijs kan worden gebezigd. Ten aanzien van feit 2 primair (wegmaken van lijk) heeft de raadsman vrijspraak bepleit, voor de medeplichtigheid daaraan (feit 2 subsidiair) heeft de verdediging zich gerefereerd.
Beoordeling door de rechtbank
Op 22 juli 2022 werd [slachtoffer] door zijn bewindvoerder als vermist opgegeven. De politie is naar aanleiding van deze melding een onderzoek gestart. Tijdens dat onderzoek bleek dat sinds 17 mei 2022 niets meer van hem was vernomen. Ondanks de vele inspanningen van de politie heeft het onderzoek na ongeveer 2 jaar niet geleid tot het vinden van [slachtoffer] of zijn lichaam.
De politie heeft tijdens het onderzoek naar de verdwijning van [slachtoffer] verschillende scenario’s onderzocht. De rechtbank zal ingaan op de volgende deelvragen:
Is [slachtoffer] overleden?
Zo ja, is [slachtoffer] door geweld om het leven gekomen en is verdachte daarbij en/of daarna betrokken?
Welke strafbare feiten levert dit op?
Is [slachtoffer] overleden?
De eerste vraag die voorligt is of vastgesteld kan worden dat [slachtoffer] is overleden. Nu er geen stoffelijk overschot is gevonden, zal de rechtbank deze vraag op basis van andere feiten en omstandigheden moeten beantwoorden.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij [slachtoffer] op 17 mei 2022 voor het laatst heeft gezien en dat [slachtoffer] die dag haar telefoon heeft gebruikt. [slachtoffer] sprak met een dealer af aan de [adres 1] . Nadat [slachtoffer] vertrok, heeft [getuige 1] hem niet meer gezien. [2]
Op 17 mei 2022 om 15.35.36 uur (UTC+O, werkelijke tijd 17.35.36 uur) werd vanaf het nummer van [getuige 1] een bericht gestuurd met de inhoud: “ [adres 1] 27 zie je zo”. [3]
Getuige [getuige 2] , bewindvoerder van [slachtoffer] , heeft op 17 augustus 2022 verklaard dat zij [slachtoffer] voor het laatst heeft gesproken op 11 mei 2022. Vóór die tijd was er regelmatig contact. [getuige 2] verklaarde dat [slachtoffer] wekelijks leefgeld krijgt. Normaal gesproken neemt hij dat de dag van storting of de dag erna op. [4] Van de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [slachtoffer] werd voor de laatste keer op 16 mei 2022 om 15.07 uur geld opgenomen. [5] [slachtoffer] heeft dus na zijn verdwijning geen gebruik meer gemaakt van zijn bankrekening, wat heel ongebruikelijk voor hem was, aldus de bewindvoerder.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de laatste activiteit van het laatst bekende nummer van [slachtoffer] , [nummer 4] . De laatste activiteit vond plaats op 12 mei 2022 om 22.11 uur. [6] Verder is het laatste inlogmoment met DigiD op 12 mei 2022 om 00.06 uur. [7] Verbalisant heeft gerelateerd dat het laatste openbare bericht op de Facebookpagina van [slachtoffer] op 10 mei 2022 was geplaatst. [8]
Uit verklaringen van naaste familieleden van [slachtoffer] volgt dat het laatste contact met hem dateert van begin mei 2022. [9]
Alle gebruikelijke contacten en activiteiten van [slachtoffer] zijn na 17 mei 2022 abrupt gestopt. [slachtoffer] heeft na 17 mei 2022 geen contact meer opgenomen met zijn familie. Ten slotte hebben de vele zoekacties door de politie niet geleid tot het vinden van of contact krijgen met [slachtoffer] . Onderzoek in het buitenland via Europol heeft evenmin iets opgeleverd, terwijl hij al sinds augustus 2022 internationaal gesignaleerd staat. Oproepen via televisieprogramma’s als Opsporing Verzocht en aandacht in diverse media hebben ook niet geleid tot enig aanknopingspunt voor het verblijf of het nog in leven zijn van [slachtoffer] . De politie heeft tevens onderzocht of [slachtoffer] vrijwillig kan zijn vertrokken naar het buitenland, maar daarvan is niet gebleken. Voorts zijn er geen aanwijzingen voor een natuurlijk overlijden en evenmin voor een overlijden door een ongeval of suïcide. [10]
Verdachte zelf heeft verklaard dat [slachtoffer] dood is. Zo verklaarde hij op 30 maart 2023 ter gelegenheid van zijn vijfde politieverhoor:
“Ik kan het maar beter gelijk vertellen dat [slachtoffer] dood is. Dat hij dood in de woning lag.”. [11]
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen de conclusie dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] is overleden. Hij is tot op heden, inmiddels ruim twee jaren na het laatste teken van leven op 17 mei 2022, niet meer gezien en zijn lichaam is niet gevonden, terwijl het dossier geen aanknopingspunten bevat dat hij vrijwillig is vertrokken. De rechtbank ziet, mede in het licht van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, geen reden voor twijfel aan de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] dood is. Daarbij zijn ook betrokken de hierna te bespreken resultaten van het sporenonderzoek in de woning, waaruit volgt dat bloed van [slachtoffer] door de (gesloten) traptreden naar de kelder is gevloeid. Dat bloedspoor is indicatief voor door letsel ontstaan fors bloedverlies.
Is [slachtoffer] door geweld om het leven gekomen en is verdachte daarbij en/of daarna betrokken?
De tweede vraag die voorligt is of [slachtoffer] door geweld om het leven is gekomen en de daarmee samenhangende vraag, of verdachte daarbij betrokken is. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Verblijfplaats [slachtoffer]
Getuige [getuige 3] , de ex-partner van verdachte, heeft verklaard dat verdachte tijdens haar detentie in haar woning aan de [adres 1] in [plaats] woonde. [getuige 3] denkt dat ze tussen 17 maart 2022 en 17 oktober 2022 gedetineerd was. [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte haar vertelde dat [slachtoffer] tijdens haar detentie bij hem in woonde. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij met [getuige 3] had afgesproken dat hij tijdens haar detentie op haar huis zou passen. [13] Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 2 november 2022 verklaard dat [slachtoffer] begin januari (de rechtbank begrijpt: januari 2022) bij verdachte in kwam wonen. [14]
De rechtbank concludeert op basis van deze bewijsmiddelen dat de [adres 1] in [plaats] de verblijfplaats van verdachte en [slachtoffer] was, dat [slachtoffer] daar een afspraak had op 17 mei 2022 na 17.35 uur met een dealer, en dat [slachtoffer] dus ook na het verzenden van het laatste bericht op dat tijdstip daarheen is gegaan. Vanaf dat moment ontbreekt van [slachtoffer] ieder spoor.
Toedracht en betrokkenheid verdachte
[getuige 3] heeft in de nacht van 29 op 30 oktober 2022 spontaan aan de politie verklaard dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft vermoord. Zij verklaarde dat verdachte haar vertelde dat hij en [slachtoffer] een meningsverschil hadden en dat verdachte hem, [slachtoffer] , de strot had doorgesneden. Verdachte zei dat hij [slachtoffer] in Duitsland had gecremeerd. [15]
Op 31 oktober 2022 heeft [getuige 3] verklaard dat verdachte aan haar had verteld dat [slachtoffer] dood was en hij een paar dagen onder aan de trap had gelegen, waarna verdachte hem had weggemaakt. Verdachte vertelde haar dat hij alleen thuis was met [slachtoffer] , dat [slachtoffer] in het bed van [getuige 3] lag, dat verdachte niet wilde dat [slachtoffer] de slaapkamer opeiste en dat verdachte hem toen uit bed had gesleurd. Bij de trap zou verdachte [slachtoffer] hebben geslagen, waarop [slachtoffer] van de trap zou zijn gevallen. Met een groot vat uit de schuur heeft verdachte [slachtoffer] op de fietskar gezet en is hij richting Duitsland gefietst naar een verbrandingsoven. [slachtoffer] zou twee dagen dood onderaan de trap hebben gelegen. Verdachte zou alle deuren op slot hebben gedaan, de WIFI uit hebben gezet en ‘kattenstaarten’ hebben gekocht zodat niemand via de achterdeur naar binnen kon kijken. [getuige 3] verklaarde verder dat verdachte haar vertelde dat er veel bloed op de trap was en dat dat bloed naar de kelder druppelde. [16] Verdachte heeft toen de houten plaat in de kelder weggehaald en het hout van de trap gedeeltelijk vervangen en geschilderd. Toen [getuige 3] terugkwam uit detentie was de trap geschilderd. [17] [medeverdachte] stond in de twee dagen dat [slachtoffer] er lag, steeds voor de deur maar verdachte deed niet open. Verdachte zei tegen [getuige 3] dat hij het niet aan [medeverdachte] of [naam 1] had verteld. [18]
Op 11 januari 2023 heeft [getuige 3] herhaald dat verdachte aan haar had verteld dat hij [slachtoffer] uit bed had getrokken, dat hij [slachtoffer] een klap had gegeven waarna [slachtoffer] van de trap viel en dat hij de keel van [slachtoffer] had doorgesneden. Toen [medeverdachte] was overleden, zei verdachte: “mooi, weer een getuige minder.” [19]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verklaringen van [getuige 3] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en voor het bewijs kunnen worden gebruikt. [getuige 3] heeft diverse verklaringen bij de politie afgelegd, te weten in de nacht van 29 op 30 oktober 2022, twee verklaringen op 31 oktober 2022, op 7 december 2022, 11 januari 2023, 1 februari 2023, 2 februari 2023 en 7 februari 2023. Verder is zij door de rechter-commissaris op 11 januari 2024 gehoord. De rechtbank is anders dan de raadslieden van oordeel dat de verklaringen van [getuige 3] gedetailleerd en consistent zijn en daarbij steeds zulke details bevatten, dat de rechtbank deze verklaringen als betrouwbaar aanmerkt. Aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen draagt onder meer bij dat zij gedetailleerd heeft verklaard over specifieke gebeurtenissen en details, nog voordat het dossier en de onderzoeksresultaten bekend waren. Daarbij gaat het onder meer over de plek waar het geweld heeft plaatsgevonden en de bloedsporen onder aan de trap, doorlopend tot in de kelder. Bovendien worden deze verklaringen op wezenlijke onderdelen ondersteund door andere, deels objectieve bewijsmiddelen, zoals hierna zal blijken.
Sporenonderzoek en DNA-onderzoek
De politie heeft op 2 november 2022 forensisch onderzoek in de woning aan de [adres 1] in Borculo verricht. Op de diverse locaties zijn sporen aangetroffen die positief testten op bloed. Een aantal van deze sporen is veiliggesteld. Het bord boven de trapkast, de voeg voor de trap (links voor kelderdeur) en de muur onder aan de trap in de kelder zijn bemonsterd. Uit deze bemonsteringen afzonderlijk is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen van een man, dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer] . Alle drie de DNA-profielen zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonsteringen afkomstig is van [slachtoffer] , dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige (niet aan [slachtoffer] verwante) persoon. [20]
Vervolgens is aanvullend sporenonderzoek gedaan waarbij de op de achterste rand van traptrede 2 (de zijde die tegen het stootbord aan zit) aanwezige bloedsporen zijn onderzocht. Op de achterzijde van deze traptrede zijn een bloedspoor links van het midden en een deel van een bloedspoor aan de rechterzijde bemonsterd. Uit deze bemonsteringen afzonderlijk is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen van een man, dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer] . Beide DNA-profielen zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonsteringen afkomstig is van [slachtoffer] , dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige (niet aan [slachtoffer] verwante) persoon. [21]
De rechtbank stelt op basis van de uitslagen van het DNA-onderzoek, de berekende zeldzaamheidswaarden, en het feit dat [slachtoffer] in die periode in die woning verbleef, vast dat [slachtoffer] de donor is van het celmateriaal in de bemonsteringen. Het gaat bij de bemonsteringen bovendien om bloed. Kort samengevat: het is het bloed van [slachtoffer] .
De verklaringen van [getuige 3] vinden dus steun in de uitslagen van dit later uitgevoerde forensisch sporen- en DNA-onderzoek, nu bloed van [slachtoffer] is aangetroffen op de plekken waarover verdachte haar heeft verteld dat [slachtoffer] daar hevig bloedend lag. De resultaten van het sporenonderzoek, met bloed dat door de trap naar de kelder is gelekt, geven bovendien steun aan de verklaring van [getuige 3] dat [slachtoffer] door in de woning bij de trap uitgeoefend geweld ernstig gewond is geraakt. Nu ieder spoor van [slachtoffer] sindsdien ontbreekt (zie de overwegingen hiervoor), kan het niet anders dan dat [slachtoffer] als gevolg van dat geweld is overleden.
Kluswerkzaamheden in de [adres 1]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat ze een rekening bij ABN-AMRO heeft met het volgende nummer [rekeningnummer 2] . Zij heeft verder verklaard dat zij haar bankpas en pincode aan verdachte had gegeven, zodat verdachte betalingen kon doen tijdens haar detentie. [22]
Uit politieonderzoek is aan de hand van verkregen kassabonnen gebleken dat er met rekeningnummer [rekeningnummer 2] de volgende betalingen bij HUBO Borculo zijn gedaan:
19 mei 2022 (werkelijke tijd 12:30:07 uur):
  • Histor PF traplak 9010 0,751, 39,49 euro;
  • SAM schuurpapier op rol P40, 11,19 euro;
  • SAM grlakset schuim 10cm 2+1, 4,69 euro;
  • Verfbak klein grijs 15 x 30 cm, 0,89 euro;
20 mei 2022 werkelijke tijd 10:56:03 uur:
  • Proli schuurblok hoek P220, 5,29 euro;
  • Proli schuurblok XL Pl 201220, 6,59 euro;
  • Alab houtvuller wit 0,33KG, 11,09 euro;
  • SAM plamuurmes economic 8 cm, 3,29 euro;
  • SAM plamuurmes economic 6 cm, 2,89 euro;
20 mei 2022 (werkelijke tijd 14:25:50 uur):
  • Hout plaatmateriaal overig, 10 euro;
  • Talen werkhandschoenen aktie maat 10, 2,49 euro;
  • Histor PF grondverf wit 0,75L, 25,49 euro;
7 juni 2022 (werkelijke tijd 15:23:50 uur):
- Kattenstaart antr/zw 90x220cm, 45,95 euro. [23]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij tijdens de detentie van [getuige 3] ( [getuige 3] ) in haar huis geweest was en dat verdachte de trap toen aan het schilderen/renoveren was. [24] Uit onderzoek door het NFI blijkt dat de scheidingsmuur tussen de trapkast en de gang voorzien was van een nieuwe strijklaag van grijs mortelachtig materiaal (afbeelding 5). [25] Uit een gesprek dat de politie op 21 februari 2023 voerde met de vader van verdachte volgt dat vader heeft gezien dat verdachte de muren in de kelderkast heeft aangesmeerd. [26]
Verbalisanten hebben onderzoek gedaan naar de telefoon die onder verdachte in beslag is genomen op 12 oktober 2022 aan de [adres 1] ter hoogte van perceel [nummer 3] . De gebruiker van het account op Whatsapp [nummer 1] heeft als contactnaam: [naam 2] . De gebruikersnaam van het telefoonnummer [nummer 5] is: [naam 6] . Op 19 mei 2022 om 10:20:24 uur (UTC+O) verstuurt de gebruiker [nummer 1] [naam 2] (owner) naar [nummer 2] Baby You Want To Come?: “Varven is rot wark”. [27]
De rechtbank concludeert op basis van bovenstaande bewijsmiddelen dat verdachte op 19 en 20 mei 2022 hout en verfmaterialen heeft gekocht bij een doe-het-zelf zaak en dat hij op 19 mei 2022 in elk geval aan het verven was, gelet op het bericht dat werd verstuurd met de telefoon die onder hem in beslag is genomen. Daarnaast volgt uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen dat verdachte ook werkzaamheden heeft uitgevoerd aan de binnenzijde (kelderkant) van de trap.
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij de gordijnen aan de voorkant van de woning dicht heeft gedaan en de voordeur op slot heeft gedaan, omdat [slachtoffer] dood in zijn huis lag. Op de tweede dag heeft verdachte plastic uit de schuur gehaald en [slachtoffer] daarin gerold. Verdachte heeft het plastic om [slachtoffer] gedaan met wat plakband. [28]
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte meerdere handelingen heeft uitgevoerd om sporen van het misdrijf te wissen.
Overige gegevens
Uit onderzoek door de politie blijkt dat in de tuin van de woning aan de [adres 1] een fietskar staat en in de schuur een bromfiets waaraan de fietskar bevestigd kan worden. [29] Bovendien heeft [slachtoffer] een foto op Facebook geplaatst die volgens verbalisanten in die achtertuin van de [adres 1] is genomen, waarbij een groot blauw vat te zien is. [30]
Tussenconclusie
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] in de woning in Borculo door geweld om het leven is gebracht, dat verdachte [slachtoffer] de keel heeft doorgesneden met een mes en dat verdachte vervolgens de sporen van dit misdrijf heeft proberen te wissen, waaronder het wegmaken van het lijk. Voordat de rechtbank tot een eindconclusie kan komen, zal zij toetsen of een alternatief scenario aannemelijk is geworden.
Alternatief scenario aannemelijk?
Verdachte heeft namelijk een alternatieve lezing naar voren gebracht. De door verdachte geschetste alternatieve lezing houdt samengevat het volgende in. [slachtoffer] is dood. Hij is doodgestoken in de woning aan de [adres 1] te Borculo. Verdachte was wel in de woning, maar zijn neef, [medeverdachte] , heeft [slachtoffer] om het leven gebracht.
Over de beweerdelijke toedracht heeft verdachte het volgende verklaard.
Verdachte kwam op 17 mei 2022 thuis uit werk. Dit kan 5, 6 uur of half 7 zijn geweest. [slachtoffer] was toen thuis. Verdachte is meteen doorgelopen naar boven om op de computer zijn mail te checken. Via de camera’s zag hij dat [medeverdachte] bij de woning kwam. Op zolder hoorde hij een doffe klap. Hij liep de trap af, zag [slachtoffer] op de trap liggen, met [medeverdachte] met een mes erachter. Verdachte wist zeker dat [slachtoffer] dood was: er lag zoveel bloed en hij was lijkwit. Het bloed spoot er bij de hals uit. Behalve de doffe klap heeft verdachte niets gehoord, geen stemmen, geschreeuw of ruzie. [medeverdachte] zei dat [slachtoffer] naar boven wilde naar verdachte om geld en dat het was om 500 euro die [medeverdachte] nog van [slachtoffer] kreeg.
[medeverdachte] zou het lijk komen ophalen en daarvoor een auto regelen. De tweede nacht kort voor 12 uur kwam [medeverdachte] pas terug. Verdachte heeft in die 2 dagen niet geprobeerd [medeverdachte] te bereiken, was zelf niet bereikbaar en had de stroom eraf gehaald, zodat niemand aan kon bellen. Wat [getuige 3] ( [getuige 3] ) verklaard heeft, heeft hij wel aan [getuige 3] verteld, maar dat deed hij om [medeverdachte] te beschermen, omdat [getuige 3] [medeverdachte] anders zou neersteken (dossier p. 1152-1199).
Deze verklaring voor het gegeven dat hij ten opzichte van [getuige 3] de schuld op zich heeft genomen, alleen om [medeverdachte] uit de wind te houden, komt de rechtbank vreemd voor, gezien het volgende.
[getuige 3] heeft op 11 januari 2023 in haar woning gesprekken opgenomen tussen haar en verdachte. Deze zijn woordelijk uitgewerkt door de politie. [31] In dit gesprek spreekt [getuige 3] haar zorg uit dat zij misschien wel medeplichtig wordt gehouden als verdachte ooit wordt gearresteerd, en dan antwoordt verdachte:
M: “hoe kan dat dan? Jij zat daar in de gevangenis.
E:... en jij zou zeggen van: “eh ja, ik heb het haar verteld toen zij vrij was”. Volgens mij ben ik dan medeplichtig. Min of meer. Ik wist ervan en ik heb niks gezegd. Volgens mij is dat strafbaar.
M: Nee, je bent...
E: Dus eigenlijk, je trekt mij gewoon net zo hard mee in deze sores van jou. Volgens mij is het strafbaar.
M: Ik zal de zorg wel op me nemen. Als de tijd daar is.
E: Wanneer is de tijd daar dan? Pas als je gearresteerd wordt. [p. 617-618]
(…)
E: (…) Maar tegelijkertijd ben ik zeven maand vast, ja, is kut voor jou, maar je vermoordt wel iemand in mijn huis. En ik heb wel alle gezeik eromheen. En ik zie mijn kind niet.
M: En dat is ook wel... dat is dan ook mijn schuld? [p. 618]
(…)
E: .... het is [getuige 3] he. Ik krijg meteen zo'n kutverhaal, op dag een (1) dat ik vrij ben, ik krijg weer zo'n kutverhaal van "oh ja, enneh, die persoon, waar een maand geleden pas een bericht van is geweest in het nieuws, die heb ik vermoord in je huis". En stukje bij beetje. Nee, fijn van dag een (1) dat je vrij bent. Geweldig.
M: Dat was helemaal niet van dag een (1) van dat je vrij bent.
E: Nee, in de bus vertelde je mij al wel dingen. (…)
M: Toen jij vastzat. Want jij had het al gezien op televisie.
E: Dat hij vermist was en zo ja.
M: Jaaaah. [p.618]
In dit gesprek confronteert [getuige 3] verdachte dus meerdere keren met zijn eigen verklaring dat hij [slachtoffer] in haar huis zou hebben vermoord, dat hij haar dat heeft verteld op de eerste dag na haar vrijlating en dat zij zich zorgen maakt over haar positie als dit ooit naar buiten komt. Op geen enkel moment ontkent verdachte dergelijke uitlatingen tegenover haar te hebben gedaan en hij ontkent in dit gesprek ook niet iemand te hebben gedood in haar woning. Als hij deze ‘schuldbekentenis’ zou willen handhaven alleen om [medeverdachte] in bescherming te nemen tegen [getuige 3] , is dat ongeloofwaardig omdat [medeverdachte] reeds op 17 november 2022, dus ruim voor deze opnames, is overleden. [32] Ook dit ondersteunt de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 3] .
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte wisselend heeft verklaard.
Tijdens het contact tussen verbalisanten en verdachte op 10 november 2022 heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] mogelijk om het leven zou zijn gebracht wegens betrokkenheid bij een
ripdeal, en dat de politie de verdachte moet zoeken binnen Syrische kringen. Vervolgens heeft verdachte in de verhoren daarop volgend voornamelijk gezwegen. Pas op 30 maart 2023, bij zijn vijfde politieverhoor, heeft verdachte de alternatieve lezing over [medeverdachte] naar voren gebracht. Deze verklaring is afgelegd op een moment dat het dossier al compleet was en ter beschikking van verdachte stond; dit heeft hem de gelegenheid gegeven om de verklaring op de inhoud van het dossier af te stemmen. Ook komt hij pas met deze verklaring na het overlijden van [medeverdachte] , die hiermee niet meer geconfronteerd kan worden en het dus ook niet kan weerleggen. Verdachtes verklaring dat hij van zolder de trap af kwam en [slachtoffer] daar dood zag liggen, met [medeverdachte] met een mes erachter (verhoor 30 maart 2023, p. 1152 e.v.), staat bovendien haaks op verdachtes uitlating tegenover zijn ouders dat [slachtoffer] er al lag toen hij van werk thuis kwam (OVC 17 maart 2023, p. 2295).
De rechtbank overweegt verder dat verdachte het alternatieve scenario niet nader heeft willen onderbouwen, bijvoorbeeld door de naam te noemen van de derde persoon met wie hij zegt te hebben samengewerkt om het lichaam weg te maken. Verdachtes verklaring is dus niet verifieerbaar.
Bij het alternatieve scenario blijft het bovendien een raadsel, waarom verdachte zo bezig is geweest met het wissen van sporen van een misdrijf waar hij naar eigen zeggen niets mee te maken had. Op verdiepingsvragen op dit punt heeft verdachte niet of nauwelijks een antwoord gegeven. Evenmin is duidelijk geworden waarom verdachte geen hulp heeft geregeld toen hij van zolder naar beneden kwam en [slachtoffer] bloedend onder aan de trap zag liggen. Naar zijn zeggen had verdachte daar immers geen schuld aan. Over het niet inroepen van de hulptroepen heeft hij zelf verklaard “ik moet die mensen niet”. Dat verklaart nog niet waarom een gewonde [slachtoffer] geen hulp zou willen of nodig zou hebben. In plaats daarvan heeft verdachte alles in het werk gesteld om – naar eigen zeggen – pottenkijkers te voorkomen. Onnavolgbaar is verder verdachtes verklaring dat hij een handvol slaaptabletten heeft gepakt en op het bed aan de voorkant van de woning is gaan liggen zodat hij alles in de gaten kon houden.
Ook is het bij het alternatieve scenario niet aannemelijk dat verdachte vervolgens zo’n twee dagen heeft gewacht tot [medeverdachte] een auto had geregeld om [slachtoffer] weg te halen, zonder te proberen [medeverdachte] te bereiken of zelf bereikbaar te zijn, terwijl [slachtoffer] al die tijd dood onderaan zijn trap zou liggen. Onjuist is in elk geval verdachtes verklaring dat hij er na de dood van [slachtoffer] en tot de terugkomst van [medeverdachte] op de tweede dag er niet meer uit zou zijn geweest, gelet op de aankopen bij de Hubo.
Tot slot: verdachte heeft niet willen uitleggen waarom hij wel diverse handelingen verricht om ontdekking van het misdrijf te voorkomen, maar het wegmaken van het lijk overlaat aan twee anderen en daarvan dan niets weet, terwijl verdachte die twee in de woning steeds aanstuurt omdat het naar zijn zeggen “Gallo’s” zijn (volgens de politie: mongolen).
De rechtbank acht het alternatieve scenario dat verdachte heeft geschetst dus niet aannemelijk.
Overige dossierinformatie
De rechtbank stelt vast dat het dossier ook informatie uit andere bronnen bevat, waaruit mogelijke betrokkenheid van [medeverdachte] bij de dood van [slachtoffer] dan wel het wegmaken van zijn lichaam volgt. Uit telefoon/berichtenverkeer uit de telefoon van [medeverdachte] zelf volgt samengevat dat [medeverdachte] aan anderen kenbaar maakt dat verdachte hem er in luist.
De verklaringen van Ribbens worden weerlegd door onderzoek in de woning van [medeverdachte] : in die woning aan de Pagendijk zijn geen sporen van een misdrijf aangetroffen. De door [naam 3] genoemde foto van een dode [slachtoffer] is niet aangetroffen in de telefoon van Ribbens, die verklaart een dergelijke foto niet gezien of ontvangen te hebben. De verklaring Van Halm dat “ze” (verdachte en [medeverdachte] ) op de bovenverdieping [slachtoffer] in de vloer van de slaapkamer hadden verstopt, met beton eroverheen, vindt geen enkele steun in het dossier. Volgens Halsema kwam [medeverdachte] terug van zijn eerdere verklaring dat hij [slachtoffer] had geschoten; dat was stoer gedrag; verdachte had het gedaan in de woning van [medeverdachte] .
Overige verklaringen zoals van [naam 4] en [naam 3] berusten deels op informatie “van horen zeggen”; de betrouwbaarheid daarvan kan dus niet vastgesteld worden. Andere verklaringen zoals van [naam 5] zijn vaag of niet consistent over handelingen van [medeverdachte] .
Uit onderzoek naar de locatiegegevens van de telefoon van [medeverdachte] via Google Takeout volgt dat er geen registraties zijn op de [adres 1] op 17 mei 2022, twee registraties op dat adres op 18 mei 2022 om 17.36 uur en twee registraties op dat adres op 19 mei 2022 om 10.09 en 10.20 uur. De telefoons van verdachte en [medeverdachte] zijn op 17 mei 2022 tussen 20.06 en 20.38 uur op of rond de Pagendijk. De telefoon van verdachte had toen contact met de PI waar [getuige 3] gedetineerd zat. De telefoon van [medeverdachte] is op 17 mei 2022 rond 21 uur op de [adres 2] . Op 17 mei 2022 om 21.41 uur belt verdachte [medeverdachte] , waarna [medeverdachte] verdachte om 22.08 uur terugbelt. Deze gegevens zijn naar het oordeel van de rechtbank zonder nadere uitleg die ontbreekt, niet verenigbaar met verdachtes verklaringen over de gebeurtenissen.
Bij die stand van zaken en gelet op de verklaringen van verdachte over [medeverdachte] tegenover [getuige 3] alsmede gelet op de telefoongegevens van [medeverdachte] is niet aannemelijk geworden dat [medeverdachte] in strafrechtelijke zin verantwoordelijk is voor de gewelddadige dood van [slachtoffer] .
Eindoordeel
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een alternatief scenario, dat er op neerkomt dat een ander verantwoordelijk is voor het doden van [slachtoffer] , niet aannemelijk is geworden. Wat meer of anders door of namens verdachte is aangevoerd, is onvoldoende concreet of specifieke en leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Dit betekent dat de rechtbank tot de conclusie komt dat [slachtoffer] door geweld om het leven is gekomen en dat verdachte daarvoor verantwoordelijk is door [slachtoffer] de trap af te slaan en hem vervolgens de keel door te snijden. Door toedoen van verdachte is het lichaam van [slachtoffer] (nog) niet gevonden.
Welke strafbare feiten levert dit op?
De laatste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is welke strafbare feiten de gedragingen van verdachte opleveren, namelijk of hij zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van moord of doodslag en aan het wegmaken van een lichaam, al dan niet met anderen.
Feit 1
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen zoals hiervoor weergegeven, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk om het leven heeft gebracht door hem de trap af te slaan en hem met een mes de keel door te snijden.
De vraag is of sprake is van moord of van doodslag.
In geval van moord moet sprake zijn van ‘voorbedachte raad’. Daarbij moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij moet dan dus de gelegenheid hebben gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Aan het dossier zijn onvoldoende aanknopingspunten te ontlenen voor het verwijt dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. De verdachte zal daarom van de impliciet primair ten laste gelegde moord worden vrijgesproken.
Verdachte heeft zich wel schuldig gemaakt aan doodslag. Het opzet op het doden van [slachtoffer] ligt immers besloten in het met een mes doorsnijden van de keel.
De rechtbank gaat er op grond van de bewijsmiddelen van uit dat [slachtoffer] om het leven is gebracht op 17 mei 2022, dan wel in de nacht van 17 op 18 mei 2022.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de levensberoving van [slachtoffer] in nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen heeft begaan. Verdachte zal daarom van het medeplegen bij feit 1 worden vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank acht verder bewezen dat verdachte in de periode van 17 mei 2022 tot en met 22 mei 2022 met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] te verhelen, het lichaam van [slachtoffer] in plastic heeft gewikkeld, uit de woning heeft verplaatst en vervolgens het lijk heeft verbrand en weggemaakt.
Het dossier bevat aanwijzingen, anders dan volgend uit verdachtes verklaringen, dat een of meer personen waaronder [medeverdachte] op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het wegmaken van het lijk van [slachtoffer] . Die aanwijzingen zijn echter onvoldoende concreet en specifiek om in strafrechtelijke zin te kunnen spreken van medeplegen of medeplichtigheid. Het is ook niet van invloed op de vaststelling dat verdachte in elk geval als pleger van dit concrete misdrijf is aan te merken, daargelaten het aandeel dat een of meer anderen daarbij mogelijk hebben gehad.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2022,
in elk geval in of omstreeks de periode van 17 mei
2022 tot en met 22 juli 2022te Borculo,
in ieder geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] opzettelijk
en (al dan niet) met voorbedachten radevan het leven
heeft beroofd, door
- die [slachtoffer] van de trap
te duwen/gooien en/ofte slaan en
/of
- met een mes de keel van die [slachtoffer] door te snijden,
althans meermalen, dan
wel eenmaal, met een mes in de hals/keel, althans het lichaam van die [slachtoffer]
te steken en/of te snijden en/of
- een of meer (andere) geweldshandelingen toe te passen op het lichaam van die [slachtoffer]

;

2.
hij in
of omstreeksde periode van 17 mei 2022 tot en met 22 juli 2022 te Borculo, in
ieder geval Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,met het oogmerk om het feit en
/ofde oorzaak van het overlijden van [slachtoffer]
te verhelen, het lijk, te weten het stoffelijk overschot van die [slachtoffer]
, in plastic heeft gewikkeld en
/ofverpakt en
/ofuit de woning aan de
[adres 1] heeft verplaatst en
/of (vervolgens
)het stoffelijk overschot van
die [slachtoffer] heeft
begraven en/ofverbrand en
/of vernietigd en/of verborgen
en/of weggevoerd en/ofweggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
doodslag;
feit 2:
een lijk verbranden en wegmaken met het oogmerk om het feit en de oorzaak van het overlijden te verhelen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben bepleit de eventueel op te leggen gevangenisstraf te matigen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de doodslag op [slachtoffer] , door met een mes zijn keel door te snijden nadat verdachte hem de trap had afgeslagen. Vervolgens heeft verdachte zich ontdaan van het lichaam van [slachtoffer] om dat misdrijf te verhelen. Zijn lichaam is tot nu toe niet gevonden.
Verdachte heeft met het plegen van deze feiten blijk gegeven van een stuitend gebrek aan respect voor het leven van een ander. Hij heeft [slachtoffer] beroofd van zijn meest kostbare bezit. Daarmee heeft hij ook de familie van [slachtoffer] , en met name zijn ouders en zijn kinderen waarvan één nog minderjarig, ernstig en onherstelbaar leed en verdriet toegebracht. Dat is op de zitting tijdens het spreekrecht indringend naar voren gebracht. Zij moeten leven met het gemis van [slachtoffer] . Bovendien verkeren zij al ruim 2 jaar in onzekerheid over de vraag waar zijn lichaam is. Daardoor wordt de verwerking van het verlies voor de nabestaanden bemoeilijkt.
Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. In plaats daarvan heeft hij geprobeerd de schuld in de schoenen van [medeverdachte] te schuiven, wat hij pas deed toen die [medeverdachte] al was overleden.
De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het strafblad van 17 mei 2024, waaruit blijkt dat hij meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. Het gaat dan om verkeersdelicten, vernielingen, inbraak en bedreiging. Daaruit blijkt echter ook dat verdachte niet eerder voor ernstige geweldsdelicten met justitie in aanraking is gekomen.
Uit de Pro-Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum blijkt dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek.
Beschreven is dat verdachte sinds 2013 verslaafd is aan alcohol en harddrugs en daardoor onhandelbaar werd. Sinds 2018 zijn er meerdere politiecontacten waarbij verdachte verward, somber en onpeilbaar overkwam. Zijn netwerk zou bang voor hem zijn.
Tijdens zijn verblijf in het PBC gedroeg verdachte zich onbeschoft, had hij een afwerende houding en kwam hij egocentrisch en rigide over. Hij staarde onnatuurlijk, lachte raar, maakte venijnige en devaluerende opmerkingen. Zijn houding was wantrouwend en onverschillig; hij trok zich weinig aan van anderen. Onduidelijk is of autisme het gedrag kan verklaren.
Ten tijde van het tenlastegelegde was sprake van matig ernstige stoornissen in alcohol- en cocaïnegebruik. Er is geen zicht verkregen op een eventuele doorwerking daarvan in de ten laste gelegde feiten. Er zijn aanwijzingen voor een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Gedacht wordt aan schizoïde persoonlijkheidsproblematiek, neurologische ontwikkelingsproblematiek (zoals autisme), een antisociale persoonlijkheidsstoornis en agressieproblematiek. De onderliggende psychopathologie (is sprake van een psychische ziekte of handicap?) blijft door verdachtes opstelling echter onduidelijk. Daardoor kan het Pieter Baan Centrum niet adviseren over de toerekeningsvatbaarheid, over de kans op herhaling en evenmin over de noodzaak van behandeling.
De rechtbank concludeert dat deze opstelling een bewuste keuze is van verdachte, zodat de gevolgen daarvan voor zijn rekening komen. De feiten kunnen verdachte dan ook volledig worden toegerekend.
Verdachte heeft contact met de reclassering geweigerd. De kans op herhaling wordt als gemiddeld ingeschat. Er is sprake van een berekenende pro-criminele houding. Er is instabiliteit op veel leefgebieden, aldus de reclassering.
De rechtbank overweegt verder als volgt.
Ter beveiliging van de maatschappij en vanuit oogpunt van vergelding, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur de enige passende straf. Voor de bewezenverklaarde feiten zou in totaal maximaal 17 jaar kunnen worden opgelegd. Gelet op het feit dat verdachte geen ernstige geweldsdocumentatie heeft, zal de rechtbank niet die maximaal mogelijke straf opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 15 jaar, met aftrek van het voorarrest, passend.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[nabestaande 1] , [nabestaande 2] , [nabestaande 3] en [nabestaande 4]
De benadeelde partijen [nabestaande 1] , [nabestaande 2] , [nabestaande 3] en [nabestaande 4] hebben in verband met de tenlastegelegde feiten vorderingen tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partijen vorderen elk € 17.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[nabestaande 5]
Namens de minderjarige benadeelde partij [nabestaande 5] is door diens wettelijk vertegenwoordiger in verband met de tenlastegelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 20.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partijen hebben ieder smartengeld in de zin van affectieschade gevorderd in verband met de doodslag op [slachtoffer] .
Het onder 1 bewezen verklaarde feit is gepleegd na 1 januari 2019. Het slachtoffer is als gevolg van het bewezen verklaarde misdrijf overleden. De benadeelde partijen zijn de kinderen en de ouders van het slachtoffer. Daarmee is de affectieschade in beginsel een gegeven. Verdachte is voor deze schade naar burgerlijk recht aansprakelijk (artt. 6:107 lid 1 sub b en 6:108 lid 3 BW). De vorderingen zijn voldoende onderbouwd. De benadeelde partijen hebben dan ook recht op:
[nabestaande 1] € 17.500,00
[nabestaande 2] € 17.500,00
[nabestaande 3] € 17.500,00
[nabestaande 4] € 17.500,00
[nabestaande 5] € 20.000,00.
Deze bedragen worden toegewezen. Verdachte is vanaf 17 mei 2022 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Gijzeling wordt bij niet betaling bepaald op het aantal dagen zoals in het dictum vermeld.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave van de inbeslaggenomen telefoon(s) (Apple) aan de rechthebbende gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 57, 151 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vijftien (15) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [nabestaande 1] € 17.500,00mei 2022
2. [nabestaande 2] € 17.500,00mei 2022
3. [nabestaande 3] € 17.500,0017 mei 2022
4. [nabestaande 4] € 17.500,0017 mei 2022
5. [nabestaande 5] € 20.000,0017 mei 2022
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan immateriële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [nabestaande 1] € 17.500,00dagen
2. [nabestaande 2] € 17.500,00dagen
3. [nabestaande 3] € 17.500,0073 dagen
4. [nabestaande 4] € 17.500,0073 dagen
5. [nabestaande 5] € 20.000,0073 dagen
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De beslissing op het beslag
 gelast de teruggave van de telefoon(s) (waaronder Apple) aan de rechthebbende/verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en
mr. W.H.S. Duinkerke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 augustus 2024.
Mr. Hovens en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door R.B.A. Klein Gunnewiek en L. Koelma van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022338877, gesloten op 20 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 169.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 893-894.
4.Processen-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 1-2 en 6.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 701-702 en bijlagen, p. 703-709.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 763.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 710-711.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 695-697.
9.Processen-verbaal van verhoor vader [slachtoffer] , p. 99, moeder [slachtoffer] , p. 1328 en dochter [slachtoffer] , p. 1344.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2053 e.v.; aanvullend relaas proces-verbaal d.d. 3 juli 2024, met de volgende bijlagen (p. 1-22): NFI-rapport d.d. 27 maart 2024, proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2024, proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2024, proces-verbaal onderwaterzoeking d.d. 12 december 2023 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2024.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1153.
12.Processen-verbaal verklaring getuige E.C.M. [getuige 3] , p. 177 en 179.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 520.
14.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] , p. 87-88.
15.Proces-verbaal, p. 80-81.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige E.C.M. [getuige 3] , p. 177-178.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige E.C.M. [getuige 3] , p. 182.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige E.C.M. [getuige 3] , p. 183.
19.Proces-verbaal, p. 211.
20.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 431, 433-434; rapport NFI, p. 443-445; rapport NFI, p. 448-449.
21.Rapport NFI, p. 771-473.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 207-208.
23.Processen-verbaal van bevindingen, p. 215-216 en 409-410.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 415.
25.Rapport NFI van 18 april 2023, p. 1108.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 551.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 220-221 en 229.
28.Processen-verbaal van verhoor verdachte, p. 1154, 1168, 1183-1184 en 1269.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 483.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 475.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 614.
32.Relaas proces-verbaal, p. 58.