ECLI:NL:RBGEL:2024:5125

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
065767-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in aanrandingszaak door gebrek aan bewijs en onvoldoende steunbewijs

Op 2 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van aanranding van een slachtoffer op 1 maart 2022. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank oordeelde dat de geringe hoeveelheid Y-chromosomaal DNA die op de legging van het slachtoffer was aangetroffen, niet voldoende steun bood voor de aangifte van aanranding. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat het DNA op andere wijze op de legging terecht kon zijn gekomen, bijvoorbeeld door secundaire overdracht.

De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken het bewijs niet uitsluitend kan steunen op de verklaring van één getuige, zoals vastgelegd in artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank concludeerde dat de aangifte van het slachtoffer onvoldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, zoals het DNA-onderzoek en een chatgesprek met het Centrum Seksueel Geweld. De rechtbank oordeelde dat de aangifte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte vrij.

Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de kosten van de verdediging voor de verdachte op nihil werden begroot, aangezien er geen schadevergoeding werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/065767-23
Datum uitspraak : 2 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. W. Vahl, advocaat in Barneveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting op 19 juli 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 maart 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] , in haar eigen woning, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten
het meerdere malen, althans eenmaal, over de kleding, wrijven over en/of vastpakken van, althans het betasten van de borst(en) en/of het kruis, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
het door die [slachtoffer] , over de kleding, laten betasten van zijn, verdachtes kruis en/of geslachtsdeel,
waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte zich samen met die [slachtoffer] in een (hele) kleine badkamer bevond en/of
- toen die [slachtoffer] die badkamer had verlaten- hij, verdachte die [slachtoffer] bij de schouder(s) heeft vastgepakt en/of haar (vervolgens) in die badkamer heeft getrokken en/of die [slachtoffer] heeft gevraagd weer in voornoemde badkamer te komen en/of
- die [slachtoffer] in een hoek heeft gedreven en/of haar heeft belet die badkamer te verlaten en/of
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Je bent een mooie vrouw, je hebt mooie ogen” en/of “Hoe oud ben je?” en/of “Je hoeft niet bang te zijn”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] bij haar pols heeft vastgepakt en/of vervolgens de hand van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes kruis/geslachtsdeel heeft gelegd en/of (vervolgens) daarmee wrijvende bewegingen over zijn kruis/geslachtsdeel heeft gemaakt en/of
- voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft verricht.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding van [slachtoffer] , zoals ten laste gelegd. Volgens de officier van justitie is er naast de betrouwbare aangifte van [slachtoffer] voldoende steunbewijs om een bewezenverklaring te kunnen dragen. Dat steunbewijs bestaat uit het DNA-spoor van verdachte dat is aangetroffen op de legging van aangeefster ter hoogte van haar kruis en uit de weergave van het chatgesprek van aangeefster met het Centrum Seksueel Geweld op de pleegdatum.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Er ligt weliswaar een aangifte, maar verdachte ontkent haar te hebben aangerand en er is geen steunbewijs dat het zo is gegaan als aangeefster verklaart. Het aangetroffen DNA-spoor kan ook op de legging terecht zijn gekomen door secundaire overdracht. De chatberichten tussen aangeefster en het Centrum Seksueel Geweld komen uit dezelfde bron als de aangifte en kunnen daarom niet als steunbewijs dienen.
Beoordeling door de rechtbank
Beoordelingskader bewijs in zedenzaken
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342 lid 2 Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Kenmerkend voor veel zedenzaken is dat het vaak gaat om zaken waarin de feiten zich in het verborgene afspelen en het in de kern gaat om het woord van de aangever tegen dat van verdachte. Volgens de Hoge Raad is niet vereist dat het misbruik of de betrokkenheid van verdachte daarbij, steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar kan het op bepaalde punten bevestigd zien van de verklaring van de aangever in andere bewijsmiddelen, mits afkomstig van een andere bron, eveneens afdoende zijn. Er mag geen te ver verwijderd verband bestaan tussen de aangifte en het overige gebezigde bewijsmateriaal.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] aangifte heeft gedaan van aanranding, gepleegd door verdachte. Zij heeft verklaard dat verdachte op 1 maart 2022 naar haar woning kwam voor het opmaken van een offerte voor reparaties van haar badkamer. In de badkamer heeft verdachte met zijn hand haar meermalen bij haar kruis betast. Ook heeft hij haar bij haar borsten betast en haar hand gepakt en deze naar zijn eigen kruis gebracht.
Verdachte heeft deze gang van zaken ontkend. Hij heeft verklaard dat aangeefster voorstelde om een te hoge offerte op te maken, deze in te dienen bij de verzekeraar, waarna ze het uit te keren bedrag zouden delen. Verdachte wilde hier niet aan meewerken, waarna aangeefster gepikeerd was. Om een eventuele aangifte van fraude door verdachte voor te zijn heeft aangeefster kennelijk aangifte gedaan tegen verdachte.
De kleding van aangeefster is op drie plaatsen bemonsterd, ter hoogte van haar hals, borst en kruis. In de monsters ter hoogte van haar borst en kruis is naast het DNA van aangeefster een gering aantal, zwak aanwezige, additionele DNA-kenmerken aangetoond, die niet geschikt waren voor vergelijkend regulier (autosomaal) DNA-onderzoek. Wel is er in de bemonstering van de legging ter hoogte van het kruis Y-chromosomaal DNA aangetroffen dat vervolgens gebruikt is voor vergelijkend Y-chromosomaal DNA-onderzoek. Uit het rapport van The Maastricht Forensic Institute (TMFI) blijkt dat in de bemonstering van de legging ter hoogte van het kruis een DNA-profiel is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte of een andere man in de mannelijke lijn van verdachte. Naar het oordeel van TMFI is het ongeveer negenentwintig duizend keer waarschijnlijker dat dit DNA afkomstig is van de verdachte, dan van een willekeurige niet aan verdachte verwante man.
In het dossier bevindt zich een chatgesprek tussen aangeefster en het Centrum Seksueel Geweld dat heeft plaatsgevonden in het begin van de avond op de pleegdatum. Aangeefster vertelt in dit gesprek aan een medewerker over wat haar die ochtend is overkomen. De inhoud van dit gesprek komt overeen met hetgeen aangeefster tegenover de politie heeft verklaard.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de aangifte van aangeefster onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Hoewel het Y-chromosomale DNA van verdachte overeenkomt met het DNA op de legging van aangeefster en het waarschijnlijk is dat dit spoor van verdachte afkomstig is, is er slechts een kleine hoeveelheid DNA aangetroffen. De rechtbank kan, mede gelet op wat zowel verdachte als aangeefster hebben verklaard over het verloop van het contact tussen hen beiden die ochtend, niet uitsluiten dat deze geringe hoeveelheid DNA op andere wijze op de legging van aangeefster terecht is gekomen, dan door aanranding (secundaire overdracht). Ook het chatgesprek tussen aangeefster en het Centrum Seksueel Geweld biedt onvoldoende steun, nu de inhoud van het chatgesprek uit dezelfde bron komt als de aangifte.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem dan ook van dit feit vrijspreken.

3.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de door de raadsman bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de ter onderbouwing van de vordering aangehaalde strafzaak verschillen vertoont met de onderhavige zaak. De aangehaalde strafzaak ging over een ernstigere vorm van aanranding. De raadsman heeft daarom aandacht gevraagd voor de hoogte van de toe te wijzen schadevergoeding in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt.
Overweging van de rechtbank
Verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

4.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.H. Steenweg (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. F.J.H. Hovens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 augustus 2024.
mr. A.J.H. Steenweg en mr. W. Braaksma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.