Vast staat dat de bedrijfsarts reeds op 4 april 2023 aangegeven heeft dat sprake is van (gedeeltelijk) herstel van medische klachten en adviseert hij [gedaagde] en [eiser] om stapsgewijs op te bouwen naar 75% in het eigen werk van [eiser] . Op 21 december 2023 meldt de bedrijfsarts dat het plausibel is dat er op dat moment geen sprake is meer van een urenbeperking per dag of per week en op 4 maart 2024 concludeert de bedrijfsarts dat [eiser] volledig arbeidsgeschikt is voor maatgevende arbeid.
Dat betekent dat [eiser] op dit moment geschikt is om zijn eigen werkzaamheden uit te voeren. Op grond van het bepaalde in artikel 7:658a lid 2 BW heeft [gedaagde] de verplichting, ook na afloop van twee jaar ziekte, maatregelen te treffen, opdat de werknemer, die in verband met arbeidsongeschiktheid verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen of passende arbeid te verrichten. De bedrijfsarts heeft meerdere malen aangegeven dat [eiser] in staat is om (stapsgewijs op te bouwen) in zijn eigen werk. [gedaagde] heeft, ondanks voornoemde adviezen en diverse verzoeken van [eiser] , nagelaten om [eiser] toe te laten tot het werk en hem (stapsgewijs) op te laten bouwen in zijn eigen werk. Dat [gedaagde] dat heeft nagelaten kan zij niet aan [eiser] tegenwerpen. Daarbij betrekt de kantontrechter ook dat [gedaagde] er zelf voor gekozen heeft om (nog) geen deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV.
Gelet op de onderbouwde stellingen van [eiser] , dat hij geschikt is voor zijn eigen werk, ligt het op de weg van [gedaagde] haar verweer daartegen (voldoende) te onderbouwen. [gedaagde] heeft haar verweer, dat het gelet op haar bedrijfsvoering onmogelijk is, althans in redelijkheid niet van haar gevergd kan worden, onvoldoende onderbouwd. De enkele stelling dat [eiser] niet onder [naam 2] zou kunnen werken is daarvoor onvoldoende. Bovendien, ook al zou [eiser] niet onder [naam 2] kunnen werken, valt, zonder nadere onderbouwde toelichting die ontbreekt, niet in te zien waarom [eiser] als assistent makelaar niet onder toezicht van een andere makelaar (K-MRT) zijn werkzaamheden zou kunnen uitvoeren. Dit klemt naar het oordeel van de kantonrechter te meer daar [naam 2] en [naam 1] ter mondelinge behandeling hebben verklaard dat er veel nieuwe medewerkers bij [gedaagde] zijn gestart tijdens de arbeidsongeschiktheid van [eiser] . Deze medewerkers hebben geen (voor)geschiedenis met [eiser] . Tot slot is het verweer van [gedaagde] , dat [eiser] niet zou voldoen aan de eisen om als assistent makelaar aan de slag te gaan, op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
Voorshands is de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [eiser] zijn werkzaamheden als assistent makelaar niet kan oppakken. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter moet de wedertewerkstelling derhalve worden toegewezen, zij het niet binnen de gevorderde 24 uur maar binnen zeven werkdagen na betekening van dit vonnis. Aan deze veroordeling zal, zoals gevorderd een dwangsom van € 250,00 per dag worden verbonden met een maximum van € 25.000,00.