ECLI:NL:RBGEL:2024:5091

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
11069409
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding en re-integratiegeschil

In deze zaak verzoekt [verzoeker] de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden, primair op basis van een verstoorde arbeidsverhouding en subsidiair op andere redelijke gronden. De verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan door een discussie over de re-integratie van [verweerder] en zijn aanspraak op aandelen volgens een intentieovereenkomst. [verweerder] verzet zich tegen het ontbindingsverzoek en stelt dat hij herplaatst kan worden in zijn functie als assistent makelaar, en dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door hem niet te laten re-integreren. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van een ernstig verstoorde arbeidsverhouding en dat de omstandigheden die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag liggen niet in verband staan met arbeidsongeschiktheid. De rechter concludeert dat de arbeidsovereenkomst niet ontbonden kan worden en wijst het verzoek van [verzoeker] af. Tevens wordt [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: 11069409 \ HA VERZ 24-72
Beschikking van 1 augustus 2024
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. H.I. van den Heuvel-Boonstra,
tegen
[verweerder],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. S.J.W.C. Lipman

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 24 april 2024 met producties 1 tot en met 58;
- het verweerschrift, met een voorwaardelijk tegenverzoek met producties 1 tot en met 39.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad op 6 juni 2024, waarbij door de gemachtigde van [verzoeker] een pleitnotitie is overgelegd.
1.3.
[verzoeker] heeft nadien op 19 juni 2024 een akte met productie 59 ingediend en [verweerder] heeft op 2 juli 2024 een antwoordakte.
1.4.
Ten slotte is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] is in 2008 eigenaar geworden van het familiebedrijf makelaarskantoor [bedrijf 2] De aandelen van deze vennootschap houdt [verweerder] via zijn vennootschap [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ).
2.2.
In 2017 is de onderneming van [bedrijf 2] (portefeuille en netwerk van het makelaarskantoor) verkocht aan [verzoeker] en daar ingebracht.
2.3.
In de koopovereenkomst is overeengekomen dat [verweerder] vanaf 13 november 2017 voor 40 uur per week in dienst treedt bij [verzoeker] in de functie van Assistent Makelaar op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tegen een salaris van € 6.000,00 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.4.
In het kader van de verkoop hebben [verzoeker] en [bedrijf 3] een intentieovereenkomst gesloten met daarin het volgende:
“A. Partijen zullen onder de voorwaarden zoals overeengekomen in de onderhavige
intentieovereenkomst gezamenlijk de mogelijkheden nader onderzoeken om tot
overeenstemming te komen over het reeds door Partijen besproken en beoogde
dienstverband per 6 november 2017 én de mogelijke inkoop per 31 december 2018 van
[verweerder] als middellijk aandeelhouder (via [bedrijf 3] ) bij [verzoeker]
;(…)
[verweerder] overlegt met [naam 1] over een participatie in [verzoeker]
[verzoeker] per 31 december 2018.
[naam 1] biedt namens [bedrijf 1] per 31 december 2018 aan
[verweerder] 5% van de gewone aandelen aan van [verzoeker]
.
Dit aandeel van 5% geeft winstrecht over hel gehele boekjaar 2018;
h. Bij gebleken geschiktheid biedt [naam 1] namens [bedrijf 1]
aan [verweerder] per 31 december 2019 extra 5% van dé gewone aandelen aan van
[verzoeker] .
Dit extra aandeel van 5% geeft totaal 10% winstrecht over het gehele boekjaar 2019;
i. Bij gebleken geschiktheid zal [verweerder] per 31 december 2019 totaal 10% van de
gewone aandelen van [verzoeker] hebben verkregen.
De gedachte hierbij is dat [naam 1] via [bedrijf 1] maximaal
30% van de aandelen van [verzoeker] wil vervreemden
aan één of meerdere andere aandeelhouders dan [naam 1] zelf.
[naam 1] is in 2017 tevens in gesprek met een medewerker van [verzoeker]
en biedt deze medewerker dezelfde mogelijkheid om eind 2018 en
2019 tranches van 5% van de aandelen van [verzoeker] te
verkrijgen.
De visie van [naam 1] is dat hij eind 2020 de laatste 10% van de gewone aandelen
nader kan verdelen in overleg met Partijen;
2.5.
Op 4 februari 2019 vindt een beoordelingsgesprek plaats. In het door partijen ondertekende beoordelingsformulier is het volgende opgenomen:
2 Kwaliteit van werk(…)
2.3
Realiseert hoge productiviteit Chronisch te weinig tijd. Vervanging [naam 2] moet snel worden geregeld om sneller offerte te kunnen maken. Werkdruk is te hoog – 24/7 (…)
3 Persoonlijke inzet / houding
3.1
Komt gemaakte afspraken na Ja, te beperkt qua tijd. Door afwezigheid [naam 2] te vaak achter de feiten.
(…)
3.4
Is bereid tot het volgen van Cursustoets – gewoon examens doen. Rekening
scholing houden met 5 & 3 jarige geldigheid. Inplannen iedere
maand een toets met vooraf een oefentoets. De scholing is een essentieel punt bij de aandelentransactie.
[initiaal 1] gaan de toetsen in overleg met [verweerder] inplannen.”
2.6.
In de periode van 10 februari 2020 tot en met 24 april 2020 sturen [verweerder] en [naam 1] (hierna: [naam 1] ), de directeur van [verzoeker] , diverse WhatsApp-berichten naar elkaar met daarin het volgende:
“ 10-02-2020 19:24 – [verweerder] : Mijn taken worden (zonder interne aankondiging/positionering) uitgebreid naar het leiden van de bestaande bouw, waaronder de aankoop en verkoop, het leiden van de ochtendvergaderingen en de cross selling, ons thema dit jaar. Dat pak ik graag op, maar dat doe ik als er overbezetting is en geen onderbezetting. We werken ons nu al over de kop. Dus kom tijd te kort in plaats van dat ik over heb (…)
10-02-2020 19:41 – [naam 1] : Prima rest zal ik doen. Tot dat we invulling hebben. (…)
24-04-2020 22:20 – [verweerder] : (…) Als er een vervanger van [naam 2] bijkomt dan ontstaat er eindelijk ruimte om examens te doen.
24-04-2020 22:29 – [naam 1] : ”
2.7.
Op 23 april 2021 meldt [verweerder] zich ziek.
2.8.
In de probleemanalyse van 9 juni 2021 van arts [arts] (hierna: [arts] ) onder supervisie van bedrijfsarts [bedrijfsarts] (hierna: bedrijfsarts) staat het volgende:
“6 beperkingen en mogelijkheden (…) Persoonlijk functioneren, Dynamische handelingen:
Betrokkene is ten gevolge van een medisch geobjectiveerde ziekte aangewezen op een lagere energetische belasting. Alle krachtfuncties zijn beperkt en met name qua zware belastingen en qua piekbelastingen.
Betrokkene dient ontzien te worden in sterke stress en tempodruk.
Aangewezen op werken in prikkelarme omgeving (geluid, verwerken van veel informatie tegelijk).
Aangewezen op werk met weinig afleidingen.
Concentratievermogen significant verminderd.(…)
10 Advies stappenplan re-integratie-activiteiten (…) Momenteel is medewerker op eigen initiatief gestart met enkele taken: klanten bellen, bezichtigingen etc; rond 4-5 uur/week
Mijn advies:
Uren langzaam opbouwen, bijvoorbeeld 1-2 wekelijks met 1-2 uur/week of meer, passende taken. Naar mate werktijden langer worden is het kunnen nemen van (micro)pauzes van grote belang.
Regelmatig evalueren hoe belastbaarheid zich ontwikkelt en uren zo nodig aanpassen. Niet over bepaalde grenzen heen gaan. (…)
Werkgever en werknemer dienen bij actieve re-integratie samen afspraken te maken ten aanzien van de inhoud en uren rekening houdend met aangegeven beperkingen.
Advies aan de werkgever: Regelmatig met werknemer evalueren hoe de mogelijkheden/beperkingen zich ontwikkelen en zo nodig het plan van aanpak bijstellen.
Advies aan de werknemer: Regelmatig met werkgever evalueren hoe de mogelijkheden/beperkingen zich ontwikkelen en zo nodig het plan van aanpak bijstellen.
Voorgenomen actie(s) arbodienst: Procesbegeleiding conform wet verbetering poortwachter.”
2.9.
Op 15 april 2022 start [verweerder] met een multidisciplinair revalidatietraject bij Klimmendaal.
2.10.
In het arbeidsdeskundig onderzoek van [naam 3] (hierna: [naam 3] ) van 27 april 2022 staat het volgende:
2.7 Gesprek met de werkgever
(…) De werkgever geeft aan zich wat zorgen te maken gelet op het tijdspad van het begin dat betrokkene begonnen is met zijn opleiding (medio 1996) tot makelaar tot nu en de vorderingen daarin. De vraag is of dit allemaal niet wat te veel is voor betrokkene en of hij misschien de lat niet veel te hoog legt voor zichzelf. De werkzaamheden in de praktijk, het verkopen, gaat overigens prima, In april 2021 is hij uitgevallen met beperkingen in persoonlijk functioneren en dynamisch handelen. Hij doet nu aangepast eigen werk voor 5 x 5 uur per week. Inhoudelijk houdt hij zich bezig met verkoopgesprekken/eerste contact met bekende mensen/klanten (warme acquisitie) uit zijn eigen woonomgeving. Hij staat op de wachtlijst voor een maatwerktraject dat ergens in april-mei van start zal gaan. (…)
2.8
Gesprek met betrokkene
(…) Hij vertelt dat hij in april 2021 is uitgevallen. Medio november is hij weer begonnen met zijn re-integratie. Op dit moment werkt hij voor 5 x 5 uur. Hij doet verkoopopnames, wat wil zeggen dat hij met potentiële kopers in gesprek gaat en vervolgens een collega introduceert die het proces verder gaat begeleiden. De gesprekken die hij nu voert zijn voornamelijk met potentiële kopers die bekend zijn bij hem vanuit zijn netwerk, dit betreft mensen uit zijn woonomgeving die hem kennen en mensen die al bekend zijn met het kantoor en met hem. Daarnaast zit hij 4 van de 5 de ochtendvergaderingen voor en enthousiasmeert het team verkoop en aankoop, hij monitort en onderhoudt prospects, netwerken daar waar mogelijk bij lagere school, sportverenigingen en Rotary. En hij verricht Management Team werkzaamheden. Hij ervaart vooral nog energetische beperkingen en een beperkte concentratie. (…)
Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat op basis van de huidige belastbaarheid het eigen werk als assistent makelaar niet passend is en ook niet passend te maken is. Betrokkene gaat echter nog een revalidatietraject starten op korte termijn, op basis waarvan de verwachting is dat de belastbaarheid verder zal gaan toenemen. (…)
De bedrijfsarts geeft aan dat er geen sprake is van een blijvende beperking in werktijden. De verwachting is dat afhankelijk van het effect van de behandeling de belastbaarheid op andere aspecten ook nog zal kunnen toenemen. (…)
Betrokkene gaat echter op korte termijn starten met een revalidatietraject. Dit traject zal waarschijnlijk bestaan uit een programma van 2 dagen per week. Hoelang dit traject gaat duren is nog onbekend. Op de dagen dat hij therapie heeft is hij niet belastbaar met werk en/of re-integratie activiteiten. De bedrijfsarts adviseert om de eerste weken van het revalidatietraject niet verder op te bouwen in het eigen werk en/of te belasten met andere re-integratie activiteiten.”
2.11.
Op 5 juli 2022 vindt een gesprek plaats tussen [verweerder] en de bedrijfsarts. In het spreekuurverslag staat het volgende:
“Het intensieve maatwerktraject is gestart. (…) Ik heb een tussentijds advies gegeven (…) Echter de disbalans in belasting en belastbaarheid is dusdanig verstoord dat ik mijn advies (…) verder aanpas.
Geconcludeerd kan worden dat Werknemer fors wordt overvraagd op inhoud en flexibiliteit voor nieuwe taken. Werknemer blijkt forse beperkingen te hebben bij switchen van taken. Het intensieve maatwerktraject is juist gericht op behandeling van deze beperking. De brief uit de curatieve sector geeft aan dat om herstel te bevorderen geadviseerd wordt om werk tijdelijk te staken.
Gezien bovenstaande adviseer ik om de volgende activiteiten tijdelijk in hold te zetten:
- Spoor 1 activiteiten tijdelijk on hold
- Spoor 2 activiteiten tijdelijk on hold
- Contacten tussen werknemer en werkgever tijdelijk on hold (…)
Prognose Er is sprake van langer bestaande beperkingen. Prognose afhankelijk van het resultaat van het intensieve maatwerktraject wat binnenkort opgestart gaat worden.”
2.12.
Op 14 november 2022 vindt een gesprek plaats tussen [verweerder] en de bedrijfsarts. In het spreekuurverslag staat het volgende:
“Na de verlenging van het huidige specialistische traject is er een vervolg advies voor een regulier traject. Gezien deze adviezen is het nog niet wenselijk om spoor 1 activiteiten op te starten. Spoor 2 activiteiten kunnen opgestart worden”
2.13.
Op 1 februari 2023 neemt [naam 4] namens [verweerder] contact op met [verzoeker] over de invulling van de intentieovereenkomst uit 2017.
2.14.
Op 15 februari 2023 vindt een gesprek plaats tussen [verweerder] en de bedrijfsarts. In het spreekuurverslag staat het volgende:
“Er is recent sprake van (gedeeltelijk) herstel van medische klachten. (…) Er is langdurig sprake geweest van forse beperkingen, gezien het recente (gedeeltelijk) herstel, kan ik nog niet beoordelen of het herstel een duurzaam karakter heeft. Indien herstel van beperkingen een duurzaam karakter krijgt dan dient spoor 1 in heroverweging genomen te worden.”
2.15.
Op 29 maart 2023 vindt een gesprek plaats tussen [verweerder] en [naam 5] (hierna: [naam 5] ), werkzaam als chef de bureau en procesbegeleider bij [verzoeker] , waarbij [verweerder] aangeeft dat hij volledig hersteld is. Bij e-mailbericht van 30 maart 2023 bevestigt hij het voorgaande ook schriftelijk aan [naam 1] en [naam 5] .
2.16.
[naam 1] reageert bij WhatsApp-bericht van 30 maart 2023 op voormelde betermelding, waarbij hij onder meer aangeeft dat [verzoeker] [verweerder] nog niet beter meldt en wacht met het opstarten van de re-integratieverplichtingen totdat [verweerder] de bedrijfsarts heeft gezien.
2.17.
Op 4 april 2023 vindt een gesprek plaats tussen [verweerder] en de bedrijfsarts. In het spreekuurverslag staat het volgende:
“Er is recent sprake van (gedeeltelijk) herstel van medische klachten. Betrokkene is gedurende de huidige looptijd van verzuim (meer dan 700 dagen), niet blootgesteld geweest aan de belasting van eigen werk in volle omvang, hierdoor kan ik gezien de aard, de ernst en de duur van de medische beperkingen nu niet beoordelen of betrokkene duurzaam hersteld is voor eigen werk in volle omvang. Hierdoor adviseer ik mede op preventieve grond een opbouwadvies in uren. (…) Mocht u of uw medewerker het niet eens zijn met bovenstaande, dan wijs ik u of uw medewerker op de mogelijkheid van een deskundigenoordeel bij UWV. (…) Mijn advies is om stapsgewijs in eigen werk op te bouwen naar 75% (…) Zo niet, dan adviseer ik eerst op te bouwen naar eigen werkzaamheden in 75% van de uren, inclusief piekbelasting behorende bij eigen werk. (…)
Opbouwen met halve dagen per week
Week 1; 4 uur per week
Week 2: 8 uur per week
Week 3: 12 uur per week
Week 4. 16 uur per week
Week 5. 20 uur per week
Aansluitend verder de uren op ma, di, do en vrij verder opbouwen met wekelijks met 1 uur erbij.
Week 6. 24 uur per week
Week 7. 28 uur per week
Week 8. 30 uur per week (75% van de uren)
Nadat betrokkene 75% van eigen uren, volledig is opgebouwd in eigen taken in volle omvang. kan er vorder stapsgewijs worden opgebouwd naar volledige uren in 4 weken naar eigen uren in volle omvang. Hierna adviseer ik enkele weken de duurzaamheid te testen voordat er een herstelmelding wordt overwogen.”
2.18.
Uit verklaringen van 6 en 7 april 2023 van respectievelijk de huisarts van [verweerder] en een van de behandelaars van het revalidatietraject blijkt dat [verweerder] het revalidatietraject succesvol heeft afgesloten en volledig hersteld is van zijn ziekte.
2.19.
In de periode van 5 april 2023 tot en met 24 april 2023 corresponderen (de gemachtigden van) partijen over het de bijstelling van het plan van aanpak WIA (hierna: plan van aanpak). Op 1 mei 2023 stuurt [verweerder] een door hem getekend exemplaar van het plan van aanpak naar [naam 5] .
2.20.
[verweerder] krijgt sinds 21 april 2023 een WIA-uitkering van het UWV.
2.21.
Op 1 mei 2023 vindt een gesprek plaats tussen de bedrijfsarts en [verweerder] . In zijn spreekuurverslag neemt de bedrijfsarts op dat recent sprake is van (gedeeltelijk) herstel van klachten. Zijn conclusie is dat sprake is van langdurig verzuim, waarvoor hij een re-integratieadvies heeft gegeven. Daarnaast geeft hij aan dat sprake is van een arbeidsconflict.
2.22.
Op 19 mei 2023 stuurt [naam 5] een e-mailbericht naar [verweerder] met daarin het volgende:
“Hierbij het door beide partijen getekende stuk voor 104 weken verzuim. (…) Het bijgestelde Plan van Aanpak is door jou bij ons ingediend maar is door ons niet ondertekend zoals blijkt uit de ingediende bijlagen. De redenen hiervoor is je bekend.”
2.23.
Op 24 mei 2023 stuurt [naam 5] een e-mailbericht naar [verweerder] met daarin het volgende:
“Even een terugkoppeling op jouw mail:
- [naam 6] heeft de een lange tijd gewacht op enige communicatie van jouw zijde daar wij - op advies van de bedrijfsarts - dit niet konden doen daar dit mogelijk jouw herstel zou benadelen. Het eerste contact na hele lange tijd vanuit jouw kant was het schrijven van jouw advocaat op 1 feb. Niet een rechtstreeks contact vanuit jou met [naam 6] of mij. Hierin werd ons meegedeeld dat jij een financiële afwikkeling wilde. Er is daarop een aanbod gedaan (15 feb). Hierop is niet gereageerd door jouw advocaat. Dit is totaal verkeerd gevallen. Het vertrouwen in jou is hierdoor enorm beschadigd bij [naam 6] . Via de bedrijfsarts vernamen wij op 15 feb dat jij (gedeeltelijk) hersteld was. Ook vreemd dat jij dat niet bij [naam 6] of mij hebt gemeld. Vervolgens kwam jij niet om te praten over de re-integratiemogelijkheden. (…) Je hebt ons niet op de hoogte gehouden van het verloop van jouw herstel; (…)
- In mijn app heb ik duidelijk aangegeven welke punten besproken gaan worden en wil hieraan
vasthouden;
- Jouw toevoeging van de ondertekening van het bijgestelde plan van aanpak, wil ik
bespreekbaar maken en wordt alleen ondertekend als het advies van de bedrijfsarts hierin wordt
meegenomen (te weten het bespreken van het arbeidsgeschil);”
2.24.
In een door [naam 5] opgesteld gesprekverslag van het gesprek van 24 mei 2023 staat het volgende:
“1. [verweerder] was zich niet bewust dat er sprake van een conflict was. Vreemd staat in het
spreekuurverslag van de bedrijfsarts met de definitie. Bewustwording is pas ontstaan na ontvangst van de mailen app om 12:34 uur. [initiaal 1] heeft zijn verbazing uitgesproken zeker nadat het relaas van feiten in zekere zin werd ontkend door [initiaal 2] , De feiten waren (gedeeltelijk) onjuist weergegeven; (…)
3. [initiaal 2] blijft het terecht vinden dat het eerste contact een schrijven van [naam 4] is geweest. [initiaal 3] moet gewoon de afspraken nakomen en 5% van de aandelen leveren. Daarmee is de zaak opgelost. [initiaal 2] geconfronteerd dat [initiaal 3] op dit moment een totaal ander stand punt heeft en er geen aandelen worden overgedragen aan een werknemer die bijna 50% van zijn 5 jaar dienstverband afwezig/ziek is geweest Sterker nog: Op 1 februari was [initiaal 2] nog zieken was er geen sprake van enig herstel zoals [naam 4] in zijn brief beschrijft. Citaat [initiaal 1] : "Hoe krijg je het bedacht om de nakoming van levering aandelen op te eisen terwijl je nog ziek bent en geen enkele communicatie hebt geuit naar [initiaal 3] sedert lange tijd." [initiaal 2] snapt ons probleem niet. Afspraak is afspraak en wanneer je dit naar voren brengt-ook al ben je nog ziek - maakt niet uit. [initiaal 1] heeft aangegeven dat [initiaal 3] hier volledig tegenovergesteld over denkt De vraag ook gesteld wie er eigenlijk de afspraken niet nagekomen is. [initiaal 2] ziet geen enkele tekortkoming van zijn kant;(…)
6. [initiaal 1] "Kun je voorstellen dat het vertrouwen bij [naam 6] ontzettend beschadigd is - en hoe ga je
werken om dit vertrouwen weer terug te krijgen?" [initiaal 2] : "Laat mij gewoon aan het werk gaan,
dan komt het wel weer goed en kan ik weer laten zien wat ik kan. Dit schrijft ook de bedrijfsarts in zijn spreekuurverslag."
[initiaal 1] heeft duidelijk aangegeven dat de bedrijfsarts aangeeft dat re-integratie parallel kan lopen naast op lossen van het conflict. Dat gaat [initiaal 3] niet doen. Eerst moet het conflict de wereld uit voordat überhaupt aan re-integratie gedacht kan worden en wel zoals de bedrijfsarts het bedoeld heeft. Opbouwen in 4 dagen van 1 uur met een uitbreiding van 4 uur per week - geen 4 uur aaneengesloten zoals [initiaal 2] dit geëist heeft. (…)
8. Gaat het je alleen om geld? [initiaal 2] : 'Nee, alleen over nakoming van afspraken en daarna kunnen
wij lekker aan de slag en kan Ik laten zien hoe waardevol ik voor de organisatie kan zijn." [initiaal 1]
geeft aan dat [initiaal 3] & [initiaal 4] lijnrecht tegenover elkaar staan: (…)
12. [initiaal 1] geeft dat [initiaal 3] alléén invulling geeft aan het verzoek van [naam 4] en meteen voorstel komt.
Alle andere activiteiten worden bevroren.
Daarnaast wordt nogmaals kenbaar gemaakt dat [initiaal 1] namens [initiaal 3] handelt en [naam 6] [naam 1] hierbij vooralsnog (niet meer) direct betrokken is.”
2.25.
In reactie op het gesprekverslag stuurt [verweerder] op 23 juni 2023 een e-mailbericht naar [naam 5] en [naam 1] met daarin het volgende:
“Drie weken nadat ik op 24 mei 2023 met [naam 7] heb gesproken, ontvang ik ineens een eenzijdig en onjuist “gespreksverslag". Ook staan er verschillende punten in die helemaal niet zijn besproken. Ik heb getwijfeld of ik hierop moest reageren, omdat de kans bestaat dat wat ik schrijf vervolgens door jullie wordt gebruikt om te bevestigen dat wat jullie betreft sprake is van een arbeidsconflict Ik wil dit voorkomen.
De afweging om te reageren was met andere woorden voor mij lastig, omdat ik juist dergelijke discussies (zeker via de mail) wil voorkomen Aan de andere kant is het natuurlijk wel zo dat als ik geen reactie geef, dat dan ineens gesteld zou kunnen worden dat alle 12 punten uit het verslag van [naam 7] Ineens waarheid zouden zijn, terwijl dit niet zo is. Ik zal hieronder daarom toch kort reageren op verschillende zaken die onjuist in het verslag zijn opgenomen. (…) Voordat ik dit doe spreek ik nogmaals uit dat ik graag met [naam 6] om de tafel ga om de bestaande misverstanden uit te spreken. (…) Voor [verweerder] was op dat moment niet helder dat de werkgever stelde dat sprake was van een arbeidsconflict. [verweerder] heeft daarom vragen daarover gesteld aan Bedrijfsarts, maar sinds 23 mei jl. heeft [verweerder] daar helaas in het geheel geen antwoord op gekregen. Dat de werkgever stelt dat er sprake is van een arbeidsconflict werd kort voor dit gesprek helder door communicatie vanuit [naam 7] . Dat het inzetten van een advocaat zonder aankondiging de reden is voor [naam 7] en [naam 6] (lees: werkgever) om te stellen dat sprake is van een arbeidsconflict waardoor [verweerder] volgens werkgever geen werkzaamheden mag verrichten, staat haaks op de voortgang van [naam 7] en [verweerder] bij de afronding 'bijstelling plan van aanpak WIA', welke kennelijk nog steeds niet goed gekeurd is door [naam 6] . Tijdens dit gesprek zijn Immers concrete afspraken over werkhervatting met elkaar gemaakt en er was absoluut geen sprake van een arbeidsconflict Inmiddels is de uren-opbouw in de ‘bijstelling plan van aanpak' achterhaald door de visie van het UWV, [verweerder] betreurt het dat werkgever geen
inspanningen verricht om de door de werkgever ervaren oorzaken van hei arbeidsconflict weg te nemen zodat [verweerder] kan starten met werken. [verweerder] heeft er vertrouwen in dat als hij mag komen, werken, dit de beste remedie is om het ervaren conflict daadwerkelijk op te lossen.(…)
3. De frustratie van [naam 6] en [naam 7] , dat [verweerder] geen contact heeft opgenomen voor ontvangst van de brief van de heer [naam 4] kan [verweerder] zich voorstellen. [verweerder] betreurt het dat zij dit zo opvatten en dit is nooit zijn bedoeling geweest Met de wetenschap van nu had hij dit anders aangepakt. Echter, op dat moment mocht er van de bedrijfsarts nog geen rechtstreeks contact plaatsvinden tussen werkgever en werknemer en wist [verweerder] ook niet wat hij moest doen. Vandaar dat De heer [naam 4] een mail heeft gestuurd. Los daarvan betreurt [verweerder] het dat [naam 6] tot op de dag van vandaag niets van zich heeft laten horen sinds de betermelding door [verweerder] en hij niet met [verweerder] in gesprek wilt. [verweerder] heeft uitdrukkelijk niet gesproken over 5% van de aandelen, zoals dat nu in het verslag staat. [verweerder] heeft ook niet gezegd dat bij levering van 5% van de aandelen de zaak opgelost is. [verweerder] heeft er moeite mee dat werkgever dit op papier, terwijl dit niet besproken is.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat uit het verslag blijkt dat de reden dat [initiaal 3] de afspraken uit de overeen komst over het overdragen van de aandelen niet na wilt komen, is omdat zij dat niet willen doen aan een werknemer die zolang ziek is. Anders geformuleerd: dat afgesproken is dat de aandelen zouden worden overgedragen wordt niet ontkend. [initiaal 3] wil uitsluitend geen uitvoering meer geven aan de gemaakte afspraken vanwege de langdurige ziekte van [verweerder] .
4. [naam 7] en [naam 6] zien de communicatie vanuit advocaat en werkhervatting als 1 geheel. [verweerder] ziet
werkhervatting en het nakomen van reeds gedeeltelijk uitgevoerde afspraken uit de getekende overeenkomsten als 2 verschillende zaken. Dan is het logisch dat er verwarring ontstaat als [naam 7] een uitnodiging stuurt aan [verweerder] waarmee bedoeld wordt dat dit enkel voor het arbeidsrechtelijke gedeelte is. Daar kan nog lang over gesproken worden maar de afspraak is door gegaan en er heeft uiteindelijk een goed gesprek plaatsgevonden waarin afspraken zijn gemaakt voor de toekomst Dit heeft geresulteerd in een 'bijstelling plan van aanpak" door [naam 7] en [verweerder] .”
2.26.
Op 21 december 2023 vindt een gesprek plaats tussen de bedrijfsarts en [verweerder] . In zijn spreekuurverslag geeft de bedrijfsarts aan dat het plausibel is dat er op dit moment geen sprake is meer van een urenbeperking per dag of per week. Voorts geeft de bedrijfsarts aan om mediation in te schakelen en de re-integratie te starten conform zijn vorige advies,
2.27.
Op 4 maart 2024 vindt een gesprek plaats tussen de bedrijfsarts en [verweerder] . In zijn spreekuurverslag concludeert de bedrijfsarts dat [verweerder] arbeidsgeschikt is voor de maatgevende arbeid. Bedrijfsarts geeft aan dat medisch gezien geen bezwaar bestaat tegen een hersteldmelding.
2.28.
In de periode van 1 maart 2024 tot en met 8 maart 2024 corresponderen de gemachtigden van partijen over het toelaten van [verweerder] tot zijn werkzaamheden.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter bij beschikking de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Dit verzoek wordt primair gebaseerd op een verstoorde arbeidsverhouding ex artikel 7:669 lid 3 sub g Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), subsidiair wegens een andere redelijke grond in de zin van artikel 7:669 lid 3 BW, waaronder begrepen de cumulatiegrond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub i BW met de veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2.
[verzoeker] legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag. Volgens haar is sprake van een ernstig verstoorde arbeidsverhouding, waardoor van haar niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst met [verweerder] voort te zetten. De aanleiding van de verstoorde arbeidsrelatie is de discussie omtrent de re-integratie en de aanspraak van [verweerder] op de aandelen (intentieovereenkomst).
3.3.
[verweerder] voert gemotiveerd verweer en verzoekt het ontbindingsverzoek af te wijzen. Bij wege van voorwaardelijk (subsidiair) tegenverzoek verzoekt [verweerder] :
1. rekening te houden met de wettelijke opzegtermijn van één maand;
2. [verzoeker] te veroordelen tot betaling van de wettelijke transitievergoeding, en, indien aan de orde, de vergoeding ex artikel 7:671b lid 8 BW;
3. [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding;
4. dat de kantonrechter een verklaring voor recht uitspreekt dat [verzoeker] , nu het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verzoeker] , geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding;
5. [verzoeker] te veroordelen in het verschuldigde salaris in de periode van 4 april 2023 tot en met april 2024 van € 77.288,13 bruto, onder overlegging van deugdelijke bruto-/netto-specificaties, alsmede de wettelijke rente en wettelijke verhoging;
6. [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten.
3.4.
[verweerder] voert – kort gezegd – aan dat hij herplaatst kan worden in zijn eigen functie als assistent makelaar. Hij voldoet aan alle eisen en herplaatsing kan ook redelijkerwijs verwacht worden. Het is volgens [verweerder] ook nooit een issue geweest. Ook heeft [verzoeker] alle adviezen van de bedrijfsarts in de wind geslagen. De bedrijfsarts heeft op 4 april 2023 aangegeven dat [verweerder] kan opbouwen in eigen werk en per 4 maart 2024 is hij volledig arbeidsgeschikt verklaard. Volgens [verweerder] heeft [verzoeker] , nu zij heeft nagelaten hem te laten re-integreren, ernstig verwijtbaar gehandeld. Hij maakt daarom aanspraak op een transitievergoeding, billijke vergoeding en een aanvullende vergoeding ex artikel 7:671b lid 8 BW. Voorts verzoekt [verweerder] om het concurrentie- en relatiebeding te vernietigen en vordert hij, voor het geval in het kort geding geoordeeld wordt dat er geen spoedeisend belang is, het achterstallig loon voor de periode 4 april 2023 tot en met april 2024 van € 77.288,13 bruto onder overlegging en een deugdelijke bruto-/netto-specificatie, alsmede de wettelijke verhoging en wettelijke rente.

4.De beoordeling

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.1.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. In geval van ontbinding moet ook worden beoordeeld of aan [verweerder] een transitievergoeding, billijke vergoeding en aanvullende vergoeding moet worden toegekend.
4.2.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat uit het bepaalde in artikel 7:671b BW in samenhang met het bepaalde in artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen ontbonden kan worden, indien daar een redelijk grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijk termijn niet mogelijk is of in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijk grond wordt verstaan.
4.3.
Bij een ontbindingsverzoek door de werkgever rust op de rechter de plicht zich te vergewissen dat het verzoek geen verband houdt met arbeidsongeschiktheid wegens ziekte. Is dat wel het geval dan kan de kantonrechter, mede gelet op het bepaalde in artikel 7671b lid 2 jo lid 6 BW, in beginsel niet ontbinden.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met de omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft. De bedrijfsarts heeft immers op 4 april 2024 [verweerder] arbeidsgeschikt bevonden. Overigens is de kantonrechter van oordeel dat zelfs als zou moeten worden uitgegaan van arbeidsongeschikt op dit moment, wat [verweerder] nadrukkelijk betwist, de omstandigheden die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag zijn gelegd zich laten abstraheren van de omstandigheid waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft. [verzoeker] heeft namelijk gesteld dat de verstoring van de arbeidsverhouding zijn oorsprong vindt in de discussie tussen partijen omtrent de re-integratie en de aandelen.
g-grond
4.5.
Nu van een opzegverbod geen sprake is, komt de kantonrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. [verzoeker] heeft primair aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding.
4.6.
Voor ontbinding wegens verstoorde arbeidsverhoudingen ex artikel 7:669 lid 3 sub g BW is nodig dat de arbeidsrelatie zodanig verstoord is dat in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In de praktijk komt dat erop neer dat sprake moet zijn van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat dat herstel van de relatie niet meer mogelijk is. Aangenomen moet worden dat deze redelijk grond beperkt moet worden uitgelegd en dat deze ontslaggrond niet door de werkgever zelf behoort te worden veroorzaakt.
4.7.
[verzoeker] stelt dat de verstoorde arbeidsverhouding eruit bestaat dat het geschil tussen partijen naar aanleiding van de opleiding van [verweerder] tot makelaar, zijn re-integratie en de discussie omtrent de aandelen steeds verder is opgelopen. Volgens [verzoeker] zijn niet alleen de spanningen tussen [naam 1] en [verweerder] , maar ook met [naam 5] steeds hoger opgelopen. Partijen hebben door middel van mediation getracht de verhoudingen te normaliseren, maar dat is volgens [verzoeker] niet gelukt. Inmiddels is de arbeidsrelatie tussen partijen zo verstoord geraakt dat duurzaam en structureel herstel van die relatie niet te verwachten is, aldus [verzoeker] .
4.8.
[verweerder] betwist dat sprake is van een ernstig verstoorde arbeidsverhouding. Volgens hem zijn de problemen ontstaan op het moment dat zijn gemachtigde een brief heeft gestuurd omtrent de aandelen/intentieovereenkomst en is hij vervolgens niet toegelaten om zijn werkzaamheden te verrichten in het kader van zijn re-integratie. Er is volgens hem geen sprake van zodanig oplopende spanningen dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van de g-grond aan de orde is. [verweerder] heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat partijen nog met elkaar verder kunnen.
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat de discussie tussen partijen grotendeels voortvloeit uit het verschil van inzicht over de intentieovereenkomst (aandelen). Dat er spanningen tussen partijen zijn over de intentieovereenkomst en de aandelen, maakt echter nog niet dat sprake is van een ernstig verstoorde arbeidsverhouding en dat een kans op een vruchtbare samenwerking in de toekomst in het geheel niet meer reëel te achten is. De discussie over de intentieovereenkomst (aandelen) is, zoals terecht door [verweerder] is aangevoerd, een geschil tussen twee vennootschappen en is in beginsel niet relevant bij de beoordeling of sprake is van een arbeidsconflict. Dit volgt ook uit de tussen [verzoeker] en [bedrijf 3] gesloten intentieovereenkomst (zie randnummer 2.4). Van [verzoeker] en [verweerder] mag ook verwacht worden dit te kunnen scheiden, desnoods door met elkaar af te spreken dit geschil door een onafhankelijke partij te laten beoordelen. Hoewel [verzoeker] [verweerder] kwalijk neemt tijdens zijn arbeidsongeschiktheid de discussie over de mogelijke verkrijging van aandelen op te hebben gezocht, is de kantonrechter van oordeel dat dat in ieder geval deels te begrijpen is. Gelet op de aard van zijn ziekte, de lange tijd dat [verweerder] arbeidsongeschikt was en [verweerder] bang was om alles te verliezen, had [verzoeker] daar oog voor moeten hebben en deze discussie in het belang van partijen en de re-integratie van [verweerder] moeten parkeren. Dit heeft [verzoeker] ten onrechte nagelaten. Dit klemt naar het oordeel van de kantonrechter te meer daar [verweerder] ter mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij zijn re-integratie niet wenste te frustreren en daarom de discussie over de intentieovereenkomst geparkeerd had en dat het hem pas later duidelijk is geworden dat [verzoeker] de ontstane situatie anders ziet.
4.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan, mede gelet op al het voorgaande, niet worden uitgesloten dat partijen bij het eerste mediationtraject van verschillende standpunten en uitgangspunten zijn uitgegaan. Dat kan niet alleen aan [verweerder] worden tegengeworpen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan er derhalve nog niet gesproken worden van een duurzame verstoring van de arbeidsverhoudingen.
4.11.
Voor zover [verzoeker] in het kader van de verstoorde arbeidsverhoudingen heeft willen betogen dat [verweerder] niet voldoende aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan en daarom sprake is van verstoorde arbeidsverhoudingen, merkt de kantonrechter op dat [verzoeker] dit niet (nader) heeft onderbouwd. Voorts geldt hierbij dat de werkgever in het kader van de re-integratie en het toetsingskader van het UWV uitdrukkelijk verplicht is om sancties (waarschuwing of een loonsanctie) te treffen tegen een onvoldoende aan de re-integratie meewerkende werknemer, dan wel dat zij een deskundigenoordeel dient aan te vragen bij het UWV. Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] dit heeft gedaan. Dat er wellicht discussie is over de re-integratie en de re-integratie niet soepel verloopt, maakt nog niet dat sprake is van verstoorde arbeidsverhoudingen. Daarbij betrekt de kantonrechter ook dat [verzoeker] niet eenduidig communiceert. Immers, [naam 5] en [verweerder] hebben een bijgesteld plan van aanpak opgesteld, wat [naam 1] weigert te ondertekenen. Dat [verweerder] blijft aandringen om de re-integratie op te pakken, kan hem derhalve niet worden verweten en leidt ook niet tot een verstoorde arbeidsverhouding die door [verweerder] veroorzaakt is. Dit geldt eveneens voor het feit dat [verweerder] geen contact heeft opgenomen met [verzoeker] omtrent de intentieovereenkomst en zijn arbeidsgeschiktheid. De bedrijfsarts heeft partijen in het kader van de re-integratie van [verweerder] op 5 juli 2022 immers juist opgedragen om de contacten “
on hold te zetten”(randnummer 2.11).
4.12.
De conclusie is dan ook dat geen sprake is van een voldragen g-grond. De situatie tussen partijen zal, gelet op al het voorgaande, wel verbeterd moeten worden en daar zullen zowel [verzoeker] als [verweerder] zich voor in moeten spannen. De bedrijfsarts heeft daar, ook na het eerste mediationtraject, meerdere malen op aangedrongen. Van beide partijen mag worden verwacht dat zij zich serieus inzetten om, naast de reeds eerder gevoerde mediationgesprekken, andermaal een serieuze poging doen om de verhoudingen te normaliseren, waarbij het verschil in hoe partijen de situatie rond de intentieovereenkomst zien moet worden betrokken.
h- en i-grond
4.13.
De kantonrechter stelt in dit kader vast dat, voor zover [verzoeker] een beroep op de h-grond heeft willen doen, zij dit niet (nader) heeft onderbouwd. Zij heeft enkel gesteld dat [verweerder] niet zou voldoen aan de K-RMT-registratie. Naar het oordeel van de kantonrechter is, nog los van de vraag of [verweerder] op basis van voormelde intentieovereenkomst gehouden was om zijn diploma’s te halen als makelaar (K-RMT), wat [verweerder] nadrukkelijk betwist, hem niet (voldoende) mogelijkheid is geboden om die diploma’s te behalen. Immers, uit de overgelegde stukken, en dan met name het beoordelingsformulier (randnummer 2.5), volgt dat [verweerder] al in 2019 bij [naam 1] aangegeven heeft dat hij het te druk had en daarom de examens niet kon doen. Ook uit de nadien tussen [verweerder] en [naam 1] gestuurde WhatsApp-berichten (randnummer 2.6) volgt dit. [naam 1] is daarbij akkoord gegaan dat [verweerder] pas examens gaat doen als er vervanging komt. Gesteld noch gebleken is dat er, voordat [verweerder] op 23 april 2021 ziek is uitgevallen, voldoende vervanging was. Dit betekent dat hem niet kan worden verweten dat [verweerder] de diploma’s nog niet heeft. Ook het verwijt van [verzoeker] dat [verweerder] geen leiding meer kan geven, is op geen enkele wijze (nader) onderbouwd en staat ook haaks op zijn werkzaamheden voordat hij arbeidsongeschikt werd. Ook toen was hij assistent makelaar en was hij kennelijk in staat leiding te geven. Ook het standpunt van [verzoeker] , dat [verweerder] niet voldoet aan de eisen voor zijn werkzaamheden als assistent makelaar, is op geen enkele wijze (nader) onderbouwd. Door [verzoeker] is niet (gemotiveerd) weersproken dat [verweerder] voldaan heeft aan de eisen die gesteld worden om als assistent makelaar te mogen werken.
Voor toepassing van de i-grond is, gelet op al het voorgaande en nu geen sprake is van een enigszins voldragen ontslaggrond, evenmin aanleiding.
De (voorwaardelijk) tegenverzoeken
4.14.
[verweerder] heeft bij wijze van (voorwaardelijk) tegenverzoek de kantonrechter verzocht om, indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, een transitievergoeding, billijke vergoeding en aanvullende vergoeding toe wijzen, alsmede concurrentie- en relatiebeding te vernietigen, het achterstallig loon voor de periode 4 april 2023 tot en met april 2024 en de wettelijke rente en wettelijke verhoging toe te wijzen.
4.15.
Nu reeds is geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden en in het kort geding zal worden geoordeeld dat sprake is van spoedeisend belang, is de voorwaarde waaronder [verweerder] de verzoeken heeft ingediend, niet vervuld en zullen deze niet worden behandeld.
De proceskosten
4.16.
[verzoeker] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De proceskosten worden dan ook op basis van de Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz nader vastgesteld op € 814,00 aan salaris voor de gemachtigde. De nakosten worden toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris met een maximum van € 135,00, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijstde verzoeken van [verzoeker] af,
5.2.
veroordeelt[verzoeker] in de proceskosten tot deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 949,00 (814,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 135,00 aan kosten die na deze beschikking zullen ontstaan), te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.3.
wijsthet meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2024.
53854\415