ECLI:NL:RBGEL:2024:5075

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
029231-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen voor openlijke geweldpleging in Apeldoorn met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 1 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen die beschuldigd werden van openlijke geweldpleging in Apeldoorn. De verdachten werden ervan beschuldigd op 26 augustus 2023 in vereniging geweld te hebben gepleegd tegen een persoon, hierna aangeduid als [slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten de aangever meerdere keren in het gezicht en tegen zijn lichaam hebben geslagen, wat resulteerde in lichamelijk letsel, waaronder een afgebroken tand. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen in overweging genomen, evenals camerabeelden die het geweld bevestigden. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de schuld van de verdachten, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak wegens onvoldoende bewijs.

De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het geweld en de impact op de aangever, die door de mishandeling veel pijn had ervaren en tandheelkundige ingrepen moest ondergaan. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachten in overweging genomen, waaronder hun jeugdige leeftijd.

Daarnaast heeft de rechtbank een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [slachtoffer], beoordeeld. De rechtbank heeft een deel van de vordering toegewezen, maar verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor schade die niet direct aan de verdachten kon worden toegerekend. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 8.710,61, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.029231.24
Datum uitspraak : 1 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] , wonende aan [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. D.A.J. Spierings, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2023 in de gemeente Apeldoorn openlijk, te weten, op/aan de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 augustus 2023 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit verdachte integraal vrij te spreken wegens onvoldoende bewijs. Uit het dossier blijkt niet hoe het letsel van aangever is veroorzaakt. Verdachte ontkent aangever te hebben geslagen. Aangever heeft verklaard dat hij na het vermeende geweldsincident over een hek klom, viel en zijn enkel brak. Het valt niet uit te sluiten dat behalve de gebroken enkel, ook het andere letsel van aangever is veroorzaakt door deze val.
Ook is er geen bewijs dat er überhaupt iets strafbaars in de [adres 2] heeft plaatsgevonden.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 26 augustus 2023 bij café [naam café] in Apeldoorn was. Zijn ex-vriendin [naam] was daar ook met een groepje van vier, vijf jongens om zich heen. Omstreeks 01.45 uur kwam een van de jongens naar aangever toe om te zeggen dat hij bij [naam] uit de buurt moest blijven en dat hij anders al zijn tanden uit zijn bek zou slaan. Aangever ging toen weg. Op de hoek van de [adres 3] en de [adres 4] werd hij aangesproken door drie jongens van het groepje. Daarna liep aangever de [adres 3] in. Toen hij rechtsaf de [adres 2] in liep, kwamen vrijwel direct daarna dezelfde drie jongens weer terug.
Na ongeveer tien meter haalde de groep hem in en begonnen ze alle drie heel hard op hem in te slaan. Hij denkt dat hij tien of twintig klappen heeft gehad. Hij kreeg meerdere keren een vuist met veel kracht in zijn gezicht. Hij zag zijn tanden op de grond vallen. Aangever is toen gevlucht en kort daarna kwam de politie.
Een verbalisant zag dat aangever in zijn hals, net onder zijn oor, een rode plek had met een doorsnede van ongeveer tien centimeter. De huid van zijn linkerwang en linkeroog was blauw verkleurd en gezwollen. Aan zijn lippen had hij bloed, zijn linker voortand was afgebroken en de snijtand links naast de voortand was helemaal weg. [2]
[getuige] heeft verklaard dat zij aangever had ontmoet in de stad en dat zij via social media contact hadden. Zij gaf aan dat zij geen relatie met hem wilde. In de avond van 26 augustus 2023 viel het haar op dat aangever telkens verscheen op plaatsen waar zij ook was. Haar neef, [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: verdachte), sprak aangever toen aan. Enige tijd later kwam [verdachte] terug en zei tegen haar “Het is opgelost, het is klaar”. [3]
Op camerabeelden gericht op de [adres 4] in Apeldoorn is te zien dat op 26 augustus 2023 vanaf 01.58 uur aangever blijft staan ter hoogte van de kruising [adres 4] met de [adres 3] . Verdachte 1 praat tegen aangever. Op de beelden is te zien dat verdachte 1 vervolgens een arm om aangevers nek heen slaat en hem meevoert, verder de [adres 3] in. Verdachte 2, die een wit T-shirt draagt, en verdachte 3, met een blauwe trui, lopen er achteraan en blijven op dichte afstand van verdachte 1 en aangever staan. Verdachte 1 en aangever zijn in gesprek. Verdachte 1 loopt vervolgens terug richting [adres 4] . Aangever draait zich om en loopt verder de [adres 3] in. Verdachte 1, 2 en 3 lopen terug richting de kruising [adres 4] en [adres 3] en praten met elkaar. Vervolgens is te zien dat verdachten 1, 2 en 3 weer achter aangever aanlopen de [adres 3] in. Te zien is dat aangever rechtsaf de [adres 2] in gaat. Na enige seconden is te zien dat verdachten 2 en 3 ook deze richting op gaan. Enkele seconden daarna gaat verdachte 1 dezelfde straat in. [4] Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij degene was die wordt genoemd als verdachte 1. [5]
Twee verbalisanten fietsten op 26 augustus 2023 om omstreeks 02.00 uur de [adres 3] in, waarna zij één persoon vanuit de [adres 3] de [adres 2] in zagen lopen. De verbalisanten fietsten direct naar de [adres 2] . Zij zagen in die straat drie jongens lopen. Er waren geen andere personen. Een van deze jongens schudde zijn hand hard heen en weer, alsof hij pijn had. Op het moment dat de verbalisanten de jongens staande wilden houden renden twee jongens weg. De derde jongen droeg een grijs vest. Verdachte heeft verklaard dat hij de persoon op de beelden met het grijze vest is.
Diezelfde nacht werden de verbalisanten aangesproken door een beveiliger van café [naam café] . De beveiliger gaf aan dat er twee jongens bij hen binnen waren die eerder die nacht van de verbalisanten wegrenden. De verbalisant herkende verdachte. [6]
De rechtbank stelt op basis van voornoemde bewijsmiddelen vast dat drie jongens, waaronder verdachte, aangever naar de [adres 2] zijn gevolgd. Uit de aangifte blijkt dat aangever in de [adres 2] door deze drie jongens meerdere keren is geslagen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks26 augustus 2023 in de gemeente Apeldoorn openlijk, te weten, op
/aande [adres 2] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal, (met kracht
)in/op/tegen het gezicht en
/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd, omdat zij vrijspraak heeft bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte is samen met twee anderen, na een akkefietje tussen aangever en verdachte bij een café, aangever achterna gegaan. Twee straten verderop hebben zij hem meerdere keren in het gezicht geslagen, waardoor zij onder andere een tand en een deel van een tand uit de mond van het slachtoffer hebben geslagen. Aangever ondervond hierdoor veel pijn en moest naderhand meerdere tandheelkundige ingrepen ondergaan.
Verdachte heeft met zijn handelen grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Dergelijke ervaringen kunnen nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid bij slachtoffers veroorzaken. Dat geldt in dit geval nog meer, omdat aangever door drie man tegelijk is aangevallen. Daarnaast roept dit soort geweld gevoelens van onveiligheid in de samenleving op.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 7 juni 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Uit het advies van de reclassering van 16 mei 2024 blijkt dat de reclassering verdachte niet heeft gesproken, waardoor zij geen risico-inschatting kan maken en geen advies kan uitbrengen.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van langere duur opleggen.
Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. De rechtbank houdt daarnaast rekening met het feit dat het een jeugdige verdachte betreft. Om herhaling in de nabije toekomst te voorkomen zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Alles overwegend acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 150 uren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het bewezenverklaarde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij en zijn advocaat hebben ter zitting de vordering toegelicht. De benadeelde partij vordert € 18.797,75 aan materiële schade en € 12.000,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de reiskosten, verblijfskosten ziekenhuis, medische kosten, kosten rijschool en kosten verzorging kunnen worden toegewezen. De rechtbank kan over het verlies van arbeidsvermogen en de immateriële schade gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid. Dit alles met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, primair vanwege de bepleite vrijspraak, subsidiair vanwege het ontbreken van causaal verband en meer subsidiair wegens onvoldoende onderbouwing van de geleden schade.
Overwegingen van de rechtbank
Hiervoor heeft de rechtbank in dit vonnis bewezen verklaard dat verdachte en zijn medeverdachten geweld hebben gepleegd tegen aangever door tegen zijn hoofd en lichaam te slaan en stompen. De gevorderde schade heeft voor een groot deel betrekking op medische kosten in verband met de gebroken enkel van aangever. Vast staat dat aangever dat letsel heeft opgelopen, toen hij op de vlucht sloeg voor zijn aanvallers. Hij is over een hek geklommen, waarna hij ongelukkig is terechtgekomen. Ook schade die is geleden als gevolg van handelingen, die niet in de tenlastelegging zijn opgenomen, komt in beginsel voor vergoeding in aanmerking. Maar het moet dan wel gaan om schade die in zodanig verband staat met de mishandeling, dat die schade aan de verdachten als een gevolg van deze mishandeling kan worden toegerekend (art. 361, lid 2 onder b, Wetboek van Strafvordering en art. 6:98, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek).
De rechtbank is van oordeel dat het breken van de enkel op de vlucht in een te ver verwijderd verband van de mishandeling staat om aan de verdachten toe te rekenen. De benadeelde partij is daarom niet-ontvankelijk in zijn vordering, voor zover het om de gebroken enkel gaat. Tegen die achtergrond zullen de onderdelen van de vordering worden beoordeeld.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Reiskosten (€ 52,93), facturen tandartsen en premie aanvullende tandartsverzekering(€ 6.140,14) en eigen risico zorgverzekering (€ 385,00)
Deze schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Eigen risico zorgverzekering 2024 (€ 385,00)
Deze schadepost is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering tot een bedrag van € 32,54 toewijzen, omdat uit de overgelegde stukken blijkt, dat op dit moment enkel dit deel is verbruikt. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een hoogte van € 6.610,61 kan worden toegewezen.
Verblijf ziekenhuis, kosten verzorging en extra kosten rijschool
Deze schadeposten zijn het gevolg van de enkelbreuk van de benadeelde partij. Zoals hiervoor overwogen kan de benadeelde partij voor dit onderdeel van de vordering in deze strafprocedure niet worden ontvangen. De rechtbank verklaart de benadeelde partij in deze delen van de vordering niet ontvankelijk.
Begroting implantoloog en begroting kroon op implantaat
Deze kosten zijn nog niet gemaakt en leveren daarom nog geen schade op. De rechtbank verklaart de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet ontvankelijk.
Verlies arbeidsvermogen
Uit de onderbouwing van de vordering en de toelichting ter zitting blijkt dat dit gaat om de verlate toetreding tot de arbeidsmarkt voor een periode van vijf maanden. Ook deze schade is uitsluitend het gevolg van de enkelbreuk. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom ook in dit deel van de vordering niet ontvankelijk.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het bewezenverklaarde feit heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van een rode plek in de hals met een doorsnede van ongeveer tien centimeter, een blauw(e) wang en oog, een afgebroken voortand en een missende tand. Dit is mede aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.100,- vaststellen.
Het psychisch letsel in de vorm van nachtmerries, herbelevingen en het feit dat de benadeelde partij waarschijnlijk niet meer in dienst kan treden bij defensie is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 26 augustus 2023 wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toe te wijzen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder
‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 weken;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstrafvan
150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld en bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan indienen;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 8.710,61 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 39 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bril (voorzitter), mr. L.J. Saarloos en mr. Y.M.J.I. Baauw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. Schoen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 augustus 2024.
Mr. Bril is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023391271, gesloten op 19 december 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 34 en 35; het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 38.
3.Het proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 30.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 53.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juli 2024.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 22 en 23; de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juli 2024.