ECLI:NL:RBGEL:2024:5043

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
AWB 24_342 en AWB 24_344
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van informatie op grond van de Wet open overheid (Woo) en bescherming van persoonsgegevens

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 31 juli 2024, wordt een beroep behandeld van eiseres tegen een besluit van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Het betreft een verzoek om informatie openbaar te maken op basis van de Wet open overheid (Woo), ingediend door een derde-partij. Eiseres is het niet eens met de gedeeltelijke openbaarmaking van haar gegevens en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de minister te veel persoonsgegevens van eiseres openbaar wil maken en dat het beroep gegrond is. De voorzieningenrechter legt uit dat de minister de persoonsgegevens in de bijlagen 1, 3 en 12 moet anonimiseren voordat deze documenten openbaar worden gemaakt. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van persoonsgegevens en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de openbaarmaking van informatie die derden betreft. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de minister de proceskosten van eiseres moet vergoeden, evenals het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 24/342 en 24/344

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

eiseres [1] ,
(gemachtigde: mr. J. Biemond),
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur [2]
(gemachtigde: M.J.H. van der Burgt).

Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [derde-partij], uit [plaats].

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van de minister om informatie over eiseres openbaar te maken naar aanleiding van een verzoek van de derde-partij op grond van de Wet open overheid (Woo). Eiseres is het niet eens met dat besluit. Zij voert daar een aantal gronden tegen aan. Aan de hand van deze gronden beoordeelt de voorzieningenrechter de beslissing om informatie over eiseres.
1.1.
De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister met het bestreden besluit te veel delen van stukken openbaar wil maken. Het beroep is daarom gegrond. Hieronder legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke delen alsnog niet openbaar gemaakt mogen worden.

Procesverloop

2. De derde-partij heeft de minister op grond van de Woo verzocht om dossiers uit 2022 openbaar te maken, waarin sprake is van een gegrond bezwaar tegen een last onder dwangsom of bestuursdwang met betrekking tot de wet- en regelgeving op het houden van dieren (het Woo-verzoek).
2.1.
De minister heeft eiseres met een brief van 21 maart 2023 geïnformeerd dat de gegevens over haar binnen de reikwijdte van het Woo-verzoek vallen en haar vervolgens in de gelegenheid gesteld om te reageren. Met haar bericht van 31 maart 2023 heeft eiseres gereageerd.
2.2.
Op 4 augustus 2023 heeft de minister besloten om de in het Woo-verzoek gevraagde informatie gedeeltelijk openbaar te maken. Met het bestreden besluit van 3 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de gedeeltelijke openbaarmaking van de gevraagde informatie gebleven.
2.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan.
2.4.
De minister heeft de stukken waarop de voorgenomen openbaarmaking ziet aan de rechtbank gezonden. Op grond van artikel 8:29, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht neemt uitsluitend de bestuursrechter kennis van de stukken waarvan op grond van de Woo om openbaarmaking of verstrekking is verzocht. De toestemming van partijen om op grondslag van deze stukken uitspraak te doen is van rechtswege verleend.
2.5.
Eiseres heeft de rechtbank verzocht dat haar naam niet wordt bekendgemaakt aan de derde-partij. Bij beslissing van 28 maart 2024 heeft een andere kamer van deze rechtbank dit verzoek ingewilligd.
2.6.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde (beiden door middel van een beeldverbinding), de gemachtigde van de minister en de derde-partij. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat eiseres niet beschikte over de meest recente versie van de gelakte stukken die de minister openbaar wil maken. De minister heeft toegezegd deze stukken alsnog aan eiseres toe te sturen, waarna eiseres in de gelegenheid is gesteld op de stukken te reageren.
2.7.
Eiseres heeft op 24 mei 2024 gereageerd op de stukken en verzocht om een nadere zitting. De minister heeft op 30 mei 2024 een verweerschrift toegestuurd.
2.8.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek vervolgens op 24 juli 2024 verder behandeld op zitting. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde (beiden door middel van een beeldverbinding) en de gemachtigde van de minister. De derde-partij was zonder kennisgeving afwezig.
2.9.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit. [3]

Beoordeling van het beroep door de voorzieningenrechter

Worden in de stukken persoonsgegevens vermeld?
3. Eiseres stelt dat haar bezwaar ongemotiveerd en niet onderbouwd is afgedaan. De minister is niet ingegaan op het gegeven dat gegevens zoals geslacht, woonplaats, huisnummer en datum van inschrijving niet zijn verwijderd. In de bijlagen 1 en 3 worden de naam, het adres en woonplaats genoemd. Verder heeft de minister de foto’s van de hond van eiseres ten onrechte niet verwijderd. Ook moet in bijlage 12 de naam van de dierenarts worden verwijderd. Tot slot stelt zij onder verwijzing naar een besluit over een ander Woo-verzoek (2023/156) dat zaaknummers, zoals LID-nummers, niet bekend mogen worden gemaakt.
3.1.
De minister heeft in het verweerschrift van 30 mei 2024 meegedeeld dat de persoonsgegevens in bijlagen 1, 3 en 12 per abuis niet zijn gelakt en dat dit alsnog wordt gedaan. De foto’s van de hond zijn geen persoonsgegevens, omdat dit niet zonder evenredige inspanning herleidbaar is tot eiseres. Dat belanghebbende geen belang zou hebben bij deze foto’s is niet van belang voor de vraag of de gegevens openbaar gemaakt mogen worden.
Persoonsgegevens in productie 1, 3 en 12 en de LID-nummers
4. Het betoog van eiseres slaagt. De persoonsgegevens in producties 1, 3 en 12 zijn per abuis niet gelakt en dit moet dus alsnog gebeuren. Verder heeft de minister op de zitting toegezegd dat de LID-nummers zullen worden geanonimiseerd, omdat uit het besluit in het Woo-verzoek 2023/156 blijkt dat aan de hand van deze nummers informatie kan worden verkregen over eiseres. Dit betekent dat de minister in beroep de motivering van het besluit heeft aangevuld, waarmee hij erkent dat het besluit in zoverre niet correct was. Dit betekent dat de beroepsgrond die zich richt tegen het niet anonimiseren van de LID-nummers gegrond is.
De foto van de hond van eiseres
5. Dat geldt niet voor de beroepsgrond die zich richt tegen het openbaar maken van de foto’s van de hond van eiseres. Die beroepsgrond slaagt niet. De vraag of een persoon op basis van indirecte gegevens kan worden geïdentificeerd is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Hierbij kan een rol spelen of het unieke details betreft binnen het geheel van omstandigheden waarin de identificeerbare persoon verkeert of heeft verkeerd, dan wel of het voldoende gegevens betreft die onmiskenbaar naar die persoon verwijzen. Als criterium geldt dat de unieke details of herkenbaarheid met zich brengen dat zij voor een ieder zonder onevenredige inspanning leiden tot identificatie van een persoon. [4] De minister wijst er terecht op dat de foto’s van de hond geen persoonsgegevens zijn. De hond heeft weliswaar individuele kenmerken, maar omdat in het dossier geen vermelding wordt gemaakt van de locatie waar de hond (en eiseres) zich bevinden, is het niet aannemelijk dat de foto’s zonder onevenredige inspanning leiden tot de identificatie van eiseres.
Had de minister meer stukken openbaar moeten maken?
6. Eiseres voert aan dat het dossier onvolledig is, omdat de 144-melding en de patiëntenkaart ontbreekt. Op de zitting heeft verzoekster toegelicht dat ze vindt dat de 144-melding en patiëntenkaart moet worden toegevoegd om daarmee aan te geven dat het handhavingstraject niet opgestart had mogen worden.
6.1.
Indien een bestuursorgaan stukken openbaar wil maken die een derde betreffen, stelt het bestuursorgaan die derde in de gelegenheid om over het openbaar maken van die stukken een zienswijze in te dienen. Deze procedure leent zich er niet voor de juistheid en de volledigheid van de documenten te betwisten. Nog daargelaten of de minister over deze documenten beschikt, beoordeelt de voorzieningenrechter daarom niet of de door de minister openbaar te maken documenten volledig zijn.
Heeft de minister te veel stukken openbaar gemaakt?
7. Eiseres betoogt verder dat adviezen vooraf aan een beslissing niet openbaar worden gemaakt. Daarnaast is eiseres van mening dat de rapportage van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming en het besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang verwijderd moeten worden uit het dossier, zoals bij het Woo-verzoek 2023/156 wel is gedaan. Tot slot zijn er documenten (productie 11) verstrekt die niet op eiseres zien, waardoor eiseres zorgen heeft over de zorgvuldigheid waarmee de minister met de gegevens om gaat.
7.1.
Het betoog van eiseres over de adviezen voorafgaand aan een beslissing slaagt niet. De minister wijst erop dat de regeling over het openbaar maken van adviezen alleen geldt bij openbaarmaking uit eigen beweging (hoofdstuk 3 van de Woo). [5] In deze zaak is echter geen sprake van actieve openbaarmaking, maar van openbaarmaking op verzoek van de derde-partij. Eiseres heeft niet toegelicht welke weigeringsgrond de minister over het openbaar maken van adviezen had moeten hanteren.
7.2.
Ook het betoog met betrekking tot de rapportage en de last onder dwangsom of bestuursdwang slaagt niet. Eiseres baseert dit standpunt op de handelswijze van de minister in het Woo-verzoek 2023/156. De minister stelt terecht dat in het Woo-verzoek 2023/156, anders dan in het verzoek dat hier aan de orde is, niet is verzocht om verstrekking van de rapportages of het besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang. Deze gegevens vallen dus niet onder de reikwijdte van dat verzoek. In het Woo-verzoek van de derde-partij is wel verzocht om deze documenten. Er is dus geen sprake van een gelijk geval.
7.3.
De minister heeft toegezegd productie 11 te verwijderen uit de stukken die betrekking hebben op eiseres. Dat deze per abuis zijn toegevoegd maakt niet dat het bestreden besluit op dit punt zelf ook onzorgvuldig is.
Is sprake van misbruik van recht door de indiener van het Woo-verzoek?
8. De stelling van eiseres dat het Woo-verzoek is gedaan om gericht informatie over eiseres te verkrijgen, heeft zij niet met objectieve stukken aannemelijk gemaakt. De voorzieningenrechter ziet in wat zij heeft aangevoerd of in het dossier geen enkele reden om aan te nemen dat sprake is misbruik van recht door derde-partij.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Gelet op dat wat onder overweging 4 vermeld staat en de toezegging van de minister tijdens de zitting van 24 juli 2024 ziet de voorzieningenrechter aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en het besluit van 3 januari 2024 aan te vullen. Dit betekent dat de minister de persoonsgegevens in de bijlagen 1, 3 en 12 zoals genoemd in overweging 4 en de LID-nummers in de documenten moet anonimiseren, voordat de documenten openbaar worden gemaakt. De voorzieningenrechter bepaalt dat de minister de stukken niet eerder openbaar mag maken nadat zes weken zijn verstreken na de verzending van deze uitspraak. Omdat het beroep gegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
9.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet de minister de proceskosten van eiseres vergoeden. De voorzieningenrechter stelt de hoogte van de vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3062,50 voor het indienen van een beroepschrift, een verzoekschrift en het verschijnen op beide zittingen. Ook moet de minister het griffierecht voor het beroep en het verzoek vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- vult het bestreden besluit van 3 januari 2024 aan met de bepaling dat de minister de persoonsgegevens in de bijlagen 1, 3 en 12 zoals genoemd in overweging 4 en de LID-nummers in de documenten anonimiseert, voordat de documenten openbaar worden gemaakt;
- draagt de minister op de stukken met inachtneming van deze uitspraak niet eerder openbaar te maken nadat zes weken zijn verstreken na verzending van deze uitspraak;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 374,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3062,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.De naam van eiseres wordt hier niet vermeld, omdat een andere kamer van deze rechtbank heeft bepaald dat de naam van eiseres niet wordt bekend gemaakt aan de derde-partij.
2.Voorheen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
3.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 oktober 2020, van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2020:2361).
5.Mededeling op de zitting.