Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI.
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 april 2024;
- de vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing van 14 maart 2024, zoals door de GI overgelegd tijdens de mondelinge behandeling.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten
21 maart 2024 een vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing aan de moeder is verstuurd. In de schriftelijke aanwijzing staat opgenomen wat er van de moeder wordt verwacht. De moeder heeft zich inmiddels aangemeld bij het FACT-team van Pluryn. De eerste afspraak heeft zij echter afgezegd. Ten aanzien van de omgang stelt de GI dat het voor de ouders nog niet haalbaar is om deze samen vorm te geven. Rondom de omgangsmomenten tussen de vader en [de minderjarige] sturen de ouders veel e-mailberichten met beschuldigingen aan elkaar. De dag voor de mondelinge behandeling moest de GI op dit punt nog tussenbeide komen. De GI vindt het voor [de minderjarige] van belang dat er meer structuur in de omgang komt. [de minderjarige] is bij de vader voldoende veilig. De moeder heeft aangegeven dat het gedrag van [de minderjarige] bij terugkomst van de vader zorgelijk is. Er wordt nu steeds bekeken op welke momenten de gezinsbegeleider van Pluryn aanwezig kan zijn als [de minderjarige] terugkomt van de omgang met zijn vader. Het eerdere verloop van de gezinsbehandeling is wisselend geweest. De moeder zei de afspraken vaak af en de samenwerking tussen haar en de gezinsbehandelaar verliep moeizaam. Op verzoek van de moeder is nu een andere gezinsbehandelaar betrokken. De moeder heeft ondersteuning nodig om goed bij [de minderjarige] te kunnen aansluiten. Zij vindt het echter moeilijk om mensen te vertrouwen. De GI vindt het belangrijk dat er – gelet op de gestelde doelen in het kader van de ondertoezichtstelling – zicht komt op de thuissituatie van de moeder. De moeder heeft veel meegemaakt en de GI gunt haar hulpverlening om dit te verwerken.
5.De beoordeling
9 januari 2023. Hoewel de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat zij de gezinsbehandeling van Pluryn accepteert en een goede klik heeft met de huidige gezinsbegeleider, is gebleken dat zij de afgelopen periode wisselend is geweest in het nakomen van afspraken en de mate van samenwerking. De GI heeft toegelicht dat de hulpverleners van Pluryn de afgelopen tijd met name aandacht hebben besteed aan het creëren van (goede) samenwerking met de moeder. In dit verband acht de kinderrechter ook van belang dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht dat zij alleen meewerkt vanwege de dreigementen van de GI. Hoewel de kinderrechter begrijpt dat het voor de moeder moeilijk is dat de GI beschrijft dat zij – indien er geen zicht komt op [de minderjarige] en er geen vooruitgang zal komen – zal overwegen of [de minderjarige] bij de moeder kan opgroeien, heeft de kinderrechter op basis van het voorgaande onvoldoende vertrouwen in de intrinsieke motivatie van de moeder om mee te werken aan de door de GI noodzakelijk geachte hulpverlening. Gelet op het voorgaande concludeert de kinderrechter dat de GI bevoegd is ten aanzien van de eerste twee onderdelen van de schriftelijke aanwijzing. Voor zover is dan ook sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet Bestuursrecht.