ECLI:NL:RBGEL:2024:499
Rechtbank Gelderland
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een verzoek tot oproeping in vrijwaring in een civiele procedure
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 19 januari 2024 een tussenuitspraak gedaan in een vrijwaringsincident. De eiser in de hoofdzaak heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die op haar beurt toestemming heeft gevraagd om een derde partij, aangeduid als [bedrijf 1], in vrijwaring op te roepen. De gedaagde stelt dat de eiser onjuiste mededelingen heeft gedaan over de planologische mogelijkheden van het gehuurde, en dat deze mededelingen zijn gedaan door haar makelaar, [bedrijf 1]. De kantonrechter heeft de vordering in vrijwaring toegewezen, ondanks de bezwaren van de eiser dat de vordering niet voor alle weren was ingesteld en dat een vordering tot vrijwaring niet voorwaardelijk kan zijn. De rechter oordeelt dat de gedaagde belang heeft bij de oproeping in vrijwaring, en dat de vordering in vrijwaring niet voorwaardelijk is in de zin dat deze afhankelijk is van de uitkomst van de hoofdzaak. De kantonrechter heeft de eiser in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten in het incident, met wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde is gemachtigd om [bedrijf 1] in vrijwaring op te roepen voor de rolzitting van 16 februari 2024, waar ook de eiser haar conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie kan nemen.