ECLI:NL:RBGEL:2024:4916

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
05.114398.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van ISD-maatregel voor mishandeling van persoonlijke begeleider

Op 30 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn persoonlijke begeleider. De verdachte, geboren in 1985 en momenteel gedetineerd, heeft op of omstreeks 1 april 2024 de begeleider mishandeld door deze krachtig tegen de borst te schoppen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde mishandeling, waarbij de verdachte als bekennende dader werd gekwalificeerd. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De officier van justitie had deze maatregel gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor een laatste kans zonder ISD-maatregel. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de problematiek van de verdachte, waaronder middelengebruik en instabiliteit in zijn leven. De rechtbank concludeert dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van de maatschappij en om de verdachte te helpen met zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de ISD-maatregel als voldoende werd beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/114398-24; 05/214221-23 (tul)
Datum uitspraak : 30 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres] , [postcode] , te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. S. Goedvriend, advocaat in Bemmel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 april 2024 te [plaats]
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
(krachtig) tegen/op de borst, althans het lichaam te schoppen en/of te trappen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 5-6;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 13 en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juli 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij
op ofomstreeks 1 april 2024 te [plaats]
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
(krachtig) tegen
/opde borst
, althans het lichaamte schoppen
en/of te trappen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte een laatste kans te geven en geen ISD-maatregel op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn persoonlijk begeleider bij de nachtopvang van Iriszorg , nadat hem een tijdelijke schorsing van vier dagen was aangezegd vanwege het niet naleven van afspraken. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte sterk aan omdat het hulpverlenend personeel veilig hun werk moet kunnen doen, zonder met dergelijk gedrag te maken te krijgen. Extra kwalijk is dat het slachtoffer zich juist inzet om verdachte de noodzakelijke begeleiding en ondersteuning te geven.
Door de officier van justitie is de oplegging van de ISD-maatregel gevorderd.
In het advies indicatieoverleg van 19 april 2024 van het NIFP staat onder meer dat er bij verdachte sprake is van afhankelijkheid van heroïne, waarvoor een klinische verslavingsbehandeling nodig wordt geacht. Het huidige feit heeft plaatsgevonden binnen een lopend reclasseringstoezicht, waarbij verdachte zich niet houdt aan afspraken en waarbij sprake is van agressie richting een hulpverlener. Er is instabiliteit op alle levensgebieden. Er bestaan volgens het advies geen contra-indicaties voor het opleggen van een ISD-maatregel.
Uit het reclasseringsadvies van 3 juli 2024 blijkt dat sprake is van een patroon van delictgedrag ten aanzien van vermogensdelicten en (een beginnend patroon ten aanzien van) geweldpleging. Zijn psychosociaal functioneren en beperkte vaardigheden lijken hieraan ten grondslag te liggen, maar het ontbreekt op deze punten aan diagnostiek. Er is instabiliteit op het gebied van woning, financiën en werk. Verdachte is immers niet meer welkom bij de nachtopvang en er is geen zicht op andere huisvesting. De inschatting is dat verdachte niet in staat is zelfstandig te kunnen wonen, ondanks dat dit zijn wens is. Daar komt bij dat zijn motivatie rondom een hulp- en behandelingstraject lijkt te ontbreken en dat verdachte niet de indruk wekt om abstinentie na te streven. Verdachte is immers meerdere keren teruggevallen in gebruik. Verdachte heeft ook geen andere hulpvragen. In de afgelopen jaren zijn meerdere interventies (in een vrijwillig, ambulant en klinisch kader) ofwel niet van de grond gekomen of vroegtijdig beëindigd door een gebrek aan inzet en motivatie. Aan beschermende factoren lijkt een gebrek, waardoor de negatieve factoren elkaar in stand houden. Er is sprake van een vicieuze cirkel en verdachte lijkt niet in staat om hier zelfstandig uit te komen, ook al ziet hij dat zelf anders. Hetzelfde beeld wordt gezien in een nog lopend reclasseringstoezicht. Het toezicht kwam niet van de grond door een gebrek aan contact. Verdachte meldde zich ziek, kon niet komen in verband met vele schorsingen op de woonvoorziening of verdween uit beeld. Wanneer verdachte in detentie zit, belooft hij beterschap, maar tot op heden is gebleken dat hij zich niet aan deze belofte houdt of kan houden.
Het risico op recidive en het risico op het onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als hoog. Aan de criteria voor oplegging van een ISD-maatregel is voldaan. De reclassering ziet geen mogelijkheden om andere interventies in te zetten om tot gedragsverandering en recidivebeperking te komen. Een strak kader in de vorm van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is noodzakelijk en wenselijk om stabiliteit te creëren en te handhaven. Bovendien kan binnen deze maatregel diagnostiek plaatsvinden om meer zich te krijgen op het psychosociaal functioneren. Om deze redenen adviseert de reclassering de oplegging van een ISD-maatregel.
De ISD-maatregel kan worden opgelegd als aan een aantal voorwaarden is voldaan.
De rechtbank stelt vast dat het door verdachte begane feit een misdrijf is waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Verder is verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van deze feiten ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld of is aan hem bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf opgelegd.
Het bewezenverklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
Ook blijkt uit het strafblad van verdachte dat over een periode van vijf jaar voor meer dan tien misdrijffeiten tegen verdachte processen-verbaal zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de twaalf maanden voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten. Verdachte valt hierdoor tevens onder de definitie van een stelselmatige dader in de zin van de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers, waaraan het Openbaar Ministerie is gebonden bij het vorderen van de ISD-maatregel.
Er moet naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal plegen. Hierbij zijn de bevindingen uit het reclasseringsadvies, zoals hierboven beschreven, van belang.
Daarom eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de ISD-maatregel, die strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive. Er is bij verdachte sprake van (problematisch) middelengebruik, mogelijk psychosociale problematiek en problematiek op verschillende leefgebieden zoals huisvesting en dagbesteding. Omdat het plegen van strafbare feiten hiermee samenhangt, strekt de maatregel er ook toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavings- en/of psychosociale problematiek door middel van diagnostiek en eventuele behandeling.
De rechtbank concludeert dat is voldaan aan de eisen van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers om een ISD-maatregel op te leggen. Daarnaast volgt de rechtbank de reclassering in haar advies dat andere, minder vergaande, interventies bij verdachte onvoldoende effect zullen hebben. Gelet op het ontbreken van probleembesef, het vermijden van zorg, het herhaaldelijk zich niet willen conformeren aan regels en verplichtingen en de problemen op het gebied van middelengebruik en psychosociaal functioneren, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat een ander kader dan een onvoorwaardelijke ISD geen kans van slagen heeft.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de maatregel onvoorwaardelijk opleggen. Gezien de problematiek van verdachte is te verwachten dat met de behandeling aanzienlijke tijd gemoeid zal zijn. De maatregel zal daarom worden opgelegd voor de (maximale) duur van twee jaren, waarbij de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht niet in mindering zal worden gebracht op die duur.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/214221-23)

De politierechter in Gelderland (zittingsplaats Zutphen) heeft verdachte op 6 september 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 17 dagen.
Nu de rechtbank tot oplegging van de ISD-maatregel overgaat, acht zij het -evenals de officier van justitie- niet opportuun om daarnaast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten. De rechtbank zal deze vordering daarom afwijzen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaar;
 beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht
nietbij de tenuitvoerlegging van deze maatregel in mindering gebracht zal worden en
 wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van rechtbank Gelderland (zittingsplaats Zutphen) van 6 september 2023 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 17 dagen (parketnummer 05/214221-23).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.W. van de Meerakker (voorzitter), mr. L.M. Vogel en
mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juli 2024.
mr. J.M. Graat is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Team Achterhoek-West, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024148955, gesloten op 4 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.