In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag van [persoon A] voor een ligplaatsvergunning voor onbepaalde tijd voor een historisch woonschip. Het beroep is ingesteld op 23 augustus 2022, maar na het overlijden van [persoon A] op 6 september 2022 is de procedure voortgezet door zijn erven, [persoon B] en [persoon C]. Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen heeft de aanvraag op 16 juni 2021 afgewezen, en het bezwaar van [persoon A] gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de afwijzing gehandhaafd in het bestreden besluit van 19 juli 2022. De rechtbank heeft op 6 december 2023 de zaak behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de aangevraagde ligplaatsvergunning een schaarse vergunning is, omdat het aantal beschikbare ligplaatsvergunningen voor woonschepen in [locatie] beperkt is tot vier. De rechtbank stelt vast dat het college ten onrechte de aanvraag heeft afgewezen, omdat er geen weigeringsgronden waren zoals genoemd in de Haven- en Kadeverordening 2016. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om, na vaststelling van de verdelingsprocedure, binnen vier weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens moet het college het griffierecht en proceskosten aan eisers vergoeden.