ECLI:NL:RBGEL:2024:4870

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
05.062807.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak zware mishandeling, veroordeling voor winkeldiefstal in vereniging en vernieling in politiecel

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van zware mishandeling, winkeldiefstal in vereniging en vernieling van een kussen in een politiecel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de zware mishandeling, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat hij de dader was. De aangever had verklaard dat hij op 6 november 2022 was geslagen met een glas door een onbekende man, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte deze man was. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen van de verdachte door de aangever en getuigen niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen.

De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan de winkeldiefstal op 16 juni 2022, waarbij hij samen met een ander goederen uit een Albert Heijn had weggenomen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, wat leidde tot een bewezenverklaring van dit feit. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan de vernieling van een kussen in een politiecel op 23 augustus 2022, omdat hij had erkend dat hij het kussen had vernield.

De rechtbank besloot geen straf of maatregel op te leggen, omdat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing was, gezien de recente veroordeling van de verdachte. De benadeelde partij die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van de zware mishandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor een veroordeling en de toepassing van de wet bij het opleggen van straffen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/062807-23
Datum uitspraak : 21 juni 2024
Tegenspraak (279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats],
op dit moment gedetineerd in de PI [verblijfplaats].
Raadsman mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 juni 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 6 november 2022 te Arnhem aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een blijvend litteken in het gezicht van die [slachtoffer], heeft toegebracht, door opzettelijk met een glas en/of fles, althans een scherp voorwerp, in het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gegooid en/of gestoken en/of gesneden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 november 2022 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een glas en/of fles en/of mes, althans een scherp voorwerp in het gezicht heeft geslagen en/of gegooid en/of gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 november 2022 te Arnhem [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met een glas en/of fles, althans een scherp voorwerp, in het gezicht heeft geslagen en/of gegooid en/of gestoken en/of gesneden, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een blijvend litteken in het gezicht ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 16 juni 2022 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere boodschappen (vlees en/of kaas), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Albert Heijn (gelegen aan de [adres]), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 23 augustus 2022 te Arnhemopzettelijk en wederrechtelijk een kussen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feiten 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van het eerste tenlastegelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die heeft geslagen. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman bepleit dat verdachte wel in de winkel kan zijn geweest, maar dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat hij iets heeft gestolen. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman bepleit dat het kussen ondersteboven lag in de cel en dat daarom niet te zien was dat het kussen al was vernield. Verdachte kwam daar pas achter toen hij in bed ging liggen en hij heeft via de intercom gemeld dat het kussen was vernield, maar niet door hem.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Aangever [slachtoffer] heeft op 10 november 2022 aangifte gedaan van zware mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij op 6 november 2022 is geslagen met een grote glazen doorzichtige fles door een voor hem onbekende man. Het glas lag over het trottoir verspreid. Aangever heeft hier letsel aan overgehouden, namelijk een gat in zijn linkerwang en hij heeft foto’s van het letsel als bijlage aan de aangifte toegevoegd. Volgens aangever zijn er geen getuigen van het voorval.
In het aanvullende verhoor van aangever op 14 november 2022 heeft hij verklaard dat hem op straat door een man (noot rechtbank: de getuige [getuige]) werd gevraagd hoe hij het letsel aan zijn wang had opgelopen. Deze man is werkzaam als begeleider bij een instelling in de buurt van de woning van aangever. Aangever heeft de man verteld over het incident en dat het incident vlak voor zijn woning heeft plaatsgevonden. De man noemde hierop de voornaam van verdachte als mogelijke dader. Aangever heeft het Facebookprofiel van verdachte opgezocht en hij is volgens aangever degene die hem heeft geslagen. De wijkagent heeft aangever ook laten weten dat het naar zijn idee verdachte betrof.
Verder bevat het dossier een verklaring van de getuige [getuige] en een proces-verbaal van bevindingen waarin verbalisanten beschrijven dat zij bij het signalement dat aangever beschrijft direct moeten denken aan verdachte.
Het dossier bevat geen camerabeelden van het incident zelf, maar wel camerabeelden van de route die aangever door de stad heeft gelopen in de periode voor het incident. Een verbalisant heeft deze beelden uitgekeken. Ter zitting is vast komen te staan dat verdachte niet betwist dat hij op deze beelden zichtbaar is. Op de camerabeelden is volgens de verbalisant te zien dat aangever bij de Janspoort in Arnhem verdachte een klap in zijn gezicht geeft, nadat verdachte aangever een (vriendschappelijke) boks wil geven. Aangever probeert verdachte daarna nogmaals te slaan. Volgens de verbalisant loopt aangever daarna door, blijft verdachte daar korte tijd stil staan en raapt verdachte daarna een voorwerp van de grond op. Het is niet goed te zien wat dit voorwerp is. Daarna loopt verdachte dezelfde richting op als aangever. De rechtbank concludeert op grond van de beschrijving van de camerabeelden in het proces-verbaal dat aangever en verdachte daarna goeddeels dezelfde route afleggen tot aan het [plein]. Daarna zijn aangever en verdachte niet meer te zien op camerabeelden.
Uit het verhoor van verdachte door de politie komt de gedachte van de politie naar voren dat het voorwerp mogelijk een kettingslot met een hoes zou zijn geweest. Ter zitting heeft de officier van justitie deze mogelijkheid niet uitgesloten en bewezen geacht dat verdachte met een scherp voorwerp heeft geslagen.
De rechtbank stelt vast dat van het incident zelf geen getuigen zijn en geen camerabeelden. De herkenningen op basis van het signalement van verdachte hebben allemaal dezelfde bron, namelijk aangever. Hij is de enige die verklaart over het uiterlijk van zijn aanvaller. Dat verdachte erkent dat hij zichtbaar is op de camerabeelden, levert naar het oordeel van de rechtbank niet het bewijs op dat hij ook daadwerkelijk degene is geweest die aangever heeft geslagen. Tussen het moment van de laatste beelden en de plaats waar het incident plaatsvond zit nog enige tijd en is het mogelijk dat verdachte een andere route heeft gekozen. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte op de beelden een fles vasthield, terwijl aangever expliciet over een fles spreekt waarmee hij is geslagen. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat het verdachte is geweest die aangever heeft geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier daarmee onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Nu er geen wettig en overtuigend bewijs is zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2
Albert Heijn heeft op 17 juni 2022 aangifte gedaan van diefstal van meerdere stukken vlees en kaas op 16 juni 2022. Twee verdachten hebben verpakkingen met vlees en kaas in hun tassen gedaan en zijn zonder te betalen de kassa gepasseerd. [2] Op de camerabeelden is volgens een verbalisant te zien dat de twee verdachten meerdere keren contact met elkaar hebben, dat beiden goederen in de tassen stoppen en dat beide verdachten de kassa passeren zonder de goederen af te rekenen. [3] De verdachte is herkend door twee verbalisanten die hem afzonderlijk en zonder informatie herkenden op een still van de camerabeelden van de Albert Heijn. [4] Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, omdat zij meermaals contact met elkaar hebben en goederen voor elkaar klaarleggen, zodat de ander de goederen in zijn tas kan stoppen. Op grond van deze bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 3
Namens de Nationale Politie is aangifte gedaan van vernieling van een kussen in een cel op het politiebureau in Arnhem op 23 augustus 2022. Aangever heeft verklaard dat hij via de intercom in de cel werd opgeroepen door verdachte en dat verdachte zei dat hij het kussen had gesloopt. Aangever ging daarna de cel in en zag dat het kussen was vernield. [5] In een aanvullende verklaring heeft aangever verklaard dat het kussen nog heel was toen verdachte werd ingesloten in deze cel en dat in de tussentijd alleen verdachte in deze cel is geweest. [6] Het standpunt van de verdediging dat het kussen al vernield was, acht de rechtbank niet aannemelijk omdat het wordt weerlegd door de aanvullende verklaring van aangever. Op grond van deze bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2
hij op
of omstreeks16 juni 2022 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, een of meerdereboodschappen (vlees en
/ofkaas),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan de Albert Heijn (gelegen aan de [adres]),
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op
of omstreeks23 augustus 2022 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een kussen,
in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten deleaan de Nationale Politie,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak voor de tenlastegelegde feiten bepleit en heeft subsidiair, ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde, toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht of het opleggen van een voorwaardelijke geldboete bepleit, omdat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en omdat verdachte intussen is veroordeeld tot TBS met dwangverpleging en die langdurende maatregel nog moet starten.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal in vereniging en vernieling van een kussen. Dit zijn vervelende feiten die schade en overlast teweegbrengen. Daarnaast brengt winkeldiefstal ook hinder en gevoelens van onveiligheid teweeg bij het overige winkelend publiek.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat verdachte op 15 november 2023 is veroordeeld tot een forse gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging. Dit betekent dat verdachte een langdurige en intensieve behandeling zal moeten ondergaan. Door deze veroordeling is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Om deze redenen acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke dan wel een voorwaardelijke sanctie in de onderhavige strafzaak niet meer aan de orde. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan artikel 9a Sr en verdachte weliswaar schuldig verklaren aan het tenlastegelegde, maar hem geen straf of maatregel opleggen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 669,40 aan materiële schade en € 3.500 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard dan wel dat de vordering moet worden afgewezen vanwege de bepleite vrijspraak.
Overweging van de rechtbank
Verdachte is vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 9a, 57, 63, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Snijders (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. J.L. Wesstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert en mr. L.A. Lutje Schipholt, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2024.
mr. G.C. van de Fliert is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022595222, gesloten op 28 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 6-8
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 9-10.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 11-14 en proces-verbaal van bevindingen, p. 15-18.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 31.
6.Proces-verbaal van verhoor van aangever, p. 36.