ECLI:NL:RBGEL:2024:4869

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
05.032980.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben en het dealen van harddrugs met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben en dealen van harddrugs. De verdachte, geboren in 1996 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 21 gram MDMA en 244 gram cocaïne in zijn woning in Barneveld op 8 december 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de zitting heeft bekend dat de drugs in zijn woning lagen. De officier van justitie heeft betoogd dat er wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak, stellende dat de verdachte enkel zijn woning ter beschikking had gesteld aan anderen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte de beschikkingsmacht over de drugs had en wetenschap van hun aanwezigheid. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 98 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is het in beslag genomen geldbedrag van € 725,- verbeurd verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/032980-23
Datum uitspraak : 21 juni 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats], wonende aan de [adres], [postcode] [woonplaats],
op dit moment gedetineerd in de PI [verblijfplaats]
Raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 mei 2023 en 7 juni 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 8 december 2021 te Barneveld, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 21 gram (ongeveer 47 pillen), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 244 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode van de maand november 2021 tot en met 8 december 2021 te Barneveld, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verbalisanten gingen op 8 december 2021 naar de woning van verdachte om hem aan te houden naar aanleiding van een verdenking voor een aantal verkeersfeiten en in de woning troffen zij een hoeveelheid drugs aan. [2] Het NFI heeft deze drugs onderzocht en daaruit blijkt dat in de woning 21 gram MDMA en ongeveer 244 gram cocaïne lag. [3] Verdachte heeft op de zitting bekend dat de hiervoor genoemde drugs in zijn woning lagen. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van de in de woning aanwezige drugs en de handel daarin heeft de verdediging een alternatief scenario aangedragen, namelijk dat verdachte enkel zijn woning ter beschikking heeft gesteld aan personen bij wie hij nog een schuld had openstaan, dat de drugs van die personen was en dat hij zich niet heeft bemoeid met de drugshandel van deze personen.
Verdachte had verder ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde geen beschikkingsmacht over de drugs en daarom kan niet worden bewezen dat hij de drugs voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging verder aangevoerd dat op grond van de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] niet te bewijzen is dat zij drugs hebben gekocht van verdachte en als dat al zo zou zijn dat dat in de tenlastegelegde periode is geweest nu verdachte eerder bezig is geweest met drugshandel.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Om tot bewezenverklaring te komen van het onder feit 1 tenlastegelegde opzettelijk aanwezig hebben van de in de woning van verdachte aangetroffen MDMA en cocaïne is vereist dat bij verdachte sprake is geweest van wetenschap van de aanwezigheid van de MDMA en cocaïne en dat hij de beschikkingsmacht over deze drugs heeft gehad. Voor de beantwoording van die vraag is het voldoende om vast te stellen dat de drugs zich in de machtssfeer van verdachte bevonden en dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop. Niet noodzakelijk is dat deze ook daadwerkelijk toebehoorden aan verdachte.
De rechtbank overweegt daarover het volgende. Verdachte werd (als enige persoon) in de woning aangetroffen en aangehouden en verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij ook de enige persoon was die een sleutel van de woning had en wist dat er drugs aanwezig waren. [5] De drugs bevonden zich daarmee in de machtssfeer van verdachte en verdachte heeft wetenschap gehad van de aanwezigheid van de MDMA en cocaïne, gelet op zijn verklaring op de zitting. Verdachte heeft daarom de beschikkingsmacht over de drugs gehad. De rechtbank is dus van oordeel dat verdachte de aangetroffen MDMA en cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Feit 2
In de woning van verdachte lagen, naast de MDMA en cocaïne, op het televisiemeubel een stapel geldbiljetten en vier mobiele telefoons. Verder lagen op het bankstel in de woonkamer nog drie telefoons. [6] Vier telefoons stonden aan en in het scherm waren berichten te lezen. [7] Naar aanleiding daarvan heeft de politie twee telefoons uitgelezen. Eén telefoon bevatte nagenoeg geen data en daarom heeft alleen de andere telefoon, de witte iPhone 5S, data opgeleverd. [8]
Op 20 november 2021 is door de gebruiker van deze witte iPhone 5S de volgende tekst naar meerdere contacten gestuurd: "[bijnaam] hier, ik ben weer actief! Bel me straks dan heb ik een goeie tester voor je!" Verder werd door de gebruiker van de telefoon een prijslijst verstuurd met daarop “3 voor 50 euro" en het bericht werd afgesloten met "Gr.[bijnaam]". Hierop heeft de politie in de telefoon gezocht naar berichten die de teksten “3 voor 50 euro” en “Gr. [bijnaam]” bevatten. [9] Uit deze analyse blijkt dat er tussen 20 november 2021 en 8 december 2021 meerdere berichten zijn uitgewisseld tussen deze telefoon en andere telefoons waarin wordt gesproken over leveringen van sos en andere leveringen waarbij niet wordt gespecificeerd wat er zou worden geleverd. [10] Het is een feit van algemene bekendheid dat met ‘sos’ cocaïne wordt bedoeld.
De politie heeft aan getuige [getuige 3], een van de contacten die in de witte iPhone naar voren kwam met berichten over bestellingen, een foto van verdachte laten zien en hij heeft verklaard dat hij cocaïne van deze man heeft gekocht. Verder heeft deze getuige verklaard dat deze persoon ‘[bijnaam]’ is en dat hij meerdere keren cocaïne heeft gekocht bij ‘[bijnaam]’. [11] In het verhoor bij de rechter-commissaris heeft getuige [getuige 3] nogmaals verklaard dat hij zeker weet dat hij meerdere keren cocaïne heeft gekocht bij de persoon van wie de politie tijdens het verhoor een foto heeft laten zien en dat de persoon op de foto ‘[bijnaam]’ is. [12] De getuige [getuige 1] komt ook voor in de berichten die zijn aangetroffen in de witte iPhone en heeft verklaard dat het om het kopen van cocaïne ging [13] .
De rechtbank oordeelt dat getuige [getuige 3] stellig is in zijn verklaring dat hij cocaïne heeft gekocht van verdachte, dat verdachte bij zijn aanhouding is aangetroffen in de woning en dat verdachte als enige een sleutel van de woning had. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat zij wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte de gebruiker is geweest van de witte iPhone 5S en dat hij, zoals uit de berichten op die telefoon blijkt, aan anderen cocaïne heeft verkocht en verstrekt en heeft afgeleverd en vervoerd.
De verdediging heeft ten aanzien van beide feiten als alternatief scenario aangevoerd dat verdachte enkel zijn woning ter beschikking heeft gesteld aan anderen bij wie hij nog een schuld open had staan en dat zij zich bezig hebben gehouden met drugshandel. Wil een alternatief scenario kans van slagen hebben, dan moet het concreet, verifieerbaar en niet op het eerste oog ongeloofwaardig zijn. Verdachte heeft niet willen verklaren wie die anderen zijn en hoe groot de schuld was die hij nog open had staan. Verder bevat het dossier geen enkel aanknopingspunt voor het door verdachte geschetste scenario. De rechtbank acht hetgeen door en namens verdachte is aangevoerd gelet op al het vorenstaande niet concreet en verifieerbaar en in zijn algemeenheid ongeloofwaardig. Het alternatieve scenario wordt daarom door de rechtbank niet aannemelijk geacht.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks8 december 2021 te Barneveld, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer21 gram
(ongeveer 47 pillen), in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA en
/ofongeveer 244 gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en
/ofcocaïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in
of omstreeksde periode van
de maand20november 2021 tot en met 8 december 2021 te Barneveld,
in elk geval in Nederland,(telkens) opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/ofcocaïne
(telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 120 dagen gevangenisstraf waarvan 23 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken en subsidiair dat aan verdachte een straf dient te worden opgelegd dat gelijk is aan het voorarrest.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en hiervoor een forse gevangenisstraf heeft opgelegd gekregen. Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Verdachte is namelijk op 26 februari 2024 veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf van 5 maanden voor overtreding van de Wegenverkeerswet.
Verdachte heeft in een periode van ruim twee weken op verschillende momenten gedeald in harddrugs. Daarnaast is in de woning van verdachte cocaïne en MDMA aangetroffen. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs schadelijk is voor de volksgezondheid en dat deze drugs om deze reden door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst I zijn geplaatst. Drugsverslavingen gaan gepaard met grote sociale, mentale en fysieke problemen.
Verder leidt de handel in drugs vaak tot ernstige nevencriminaliteit, die niet zelden gepaard gaat met geweldsdelicten. Ook werkt het criminele geld dat ermee wordt verdiend ondermijnend in de samenleving. Hierdoor ondervinden anderen (ernstige) overlast van dit soort feiten en wordt de samenleving als geheel ernstige schade toegebracht. Door zijn handelen heeft verdachte een actieve bijdrage geleverd aan de instandhouding van verslavingen en het criminele drugscircuit.
Gezien de ernst van de feiten is een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats. In de toepasselijke LOVS-oriëntatiepunten wordt voor het met enige regelmaat dealen in harddrugs vanuit een woning gedurende minder dan een maand, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden genoemd en voor het voorhanden hebben van 200-500 gram harddrugs wordt een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden genoemd. Daar staat tegenover dat het inmiddels wel om oude feiten gaat, waaraan verdachte niet volledig debet is, nu het horen van de getuigen bij de rechter-commissaris op verzoek van de verdediging en opnieuw op zitting zetten van de zaak langer dan een jaar heeft geduurd.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest met aftrek van dit voorarrest passend en geboden.

8.De beoordeling van het beslag

De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen geldbedrag van € 725,- verbeurd wordt verklaard. De raadsman heeft bepleit dat het geldbedrag terug dient te worden gegeven aan de verdachte vanwege de bepleite vrijspraak voor het onder 2 tenlastegelegde en subsidiair omdat niet vast kan worden gesteld dat verdachte dit geld heeft verdiend door drugshandel.
De rechtbank zal het inbeslaggenomen geldbedrag van € 725,-, waarvan - gelet op de wijze waarop het is aangetroffen -het aannemelijk is dat dit geheel door middel van of uit de baten van feit 2 is verkregen, verbeurd verklaren. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte een uitkering had en geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van het geldbedrag.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 98 (achtennegentig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd het inbeslaggenomen geldbedrag van € 725,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. J.L. Wesstra,
rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert en mr. L.A. Lutje Schipholt, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2024.
mr. G.C. van de Fliert is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021571431, gesloten op 2 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 21-30.
3.De NFiDENT rapporten van 27 januari 2022, p. 57-62 en de NFiDENT rapporten van 28 januari 2022, p. 63-72.
4.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 7 juni 2024.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 21-30, proces-verbaal van aanhouding PL0900-2021246238-12 en het proces-verbaal van binnentreden, p. 94-97 en verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 7 juni 2024.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 21-30.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 31-36.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 88.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 88-89.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 88-89.
11.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 78-80.
12.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris, op 11 januari 2024.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 74.