ECLI:NL:RBGEL:2024:4837

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
062234-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geld en bezit van anabole steroïden en harddrugs

Op 25 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geld en het bezit van anabole steroïden en harddrugs. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het opzettelijk in voorraad hebben van vier flesjes Winstrol zonder vergunning, het verwerven van geldbedragen afkomstig uit misdrijven, en het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid MDMA en 2C-B. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het bezit van de Winstrol en het eenvoudig witwassen van geld, maar sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde feit van witwassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 168 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan verslavingszorg. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid, en nam de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.062234-24
Datum uitspraak : 25 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. K.M.S. Bal, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 21 februari 2024 te Arnhem, al dan niet opzettelijk niet voor onderzoek bedoelde geneesmiddelen, te weten vier (4) althans een aantal flesje(s) van een product genoemd Winstrol, althans een product bevattende een hoeveelheid stanozolol, zonder vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 1 sub a van de Geneesmiddelenwet in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd;
2
hij op of omstreeks 21 februari 2024, te Arnhem en/of Hardinxveld-Giessendam, althans in Nederland, (van) een een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van 6.620 euro en/of een geldbedrag van 2.690 euro en/of een geldbedrag van 330 euro, althans (van) een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) / voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2024, te Arnhem en/of Hardinxveld-Giessendam, althans in Nederland, een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van 6.620 euro en/of een geldbedrag van 2.690 euro en/of een geldbedrag van 330 euro, althans een of meer geldbedrag(en) / voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
3
hij op of omstreeks 21 februari 2024 en/of 22 februari 2024 te Hardinxveld-Giessendam
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- (in totaal) ongeveer 883 gram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- (in totaal) ongeveer 9 tabletten bevattende MDMA en/of
- (in totaal) ongeveer 239 tabletten bevattende 2C-B,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of 2C-B, zijnde MDMA en/of 2C-B (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het volgende gesteld.
Ten aanzien van feit 1 kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in voorraad hebben van vier flesjes Winstrol. Dat verdachte deze flesjes ook te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd kan niet worden bewezen. Daarvan dient hij te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde eenvoudig witwassen. Van het primair ten laste gelegde witwassen dient verdachte te worden vrijgesproken.
Feit 3 kan wettig en overtuigend bewezen worden, zij het dat het bij de tabletten bevattende MDMA gaat om zeven in plaats van negen tabletten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
feit 1
Verdachte bekent het feit, als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 19-21;
- de productbeoordeling 24-047 door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, p. 96-97;
- de bevoegdheidsbeoordeling 24-047 door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd,
p. 98-99;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juli 2024.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zonder vergunning op grond van de Geneesmiddelenwet vier flesjes Winstrol in voorraad heeft gehad. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte die flesjes Winstrol ook te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd. Van dit onderdeel zal hij derhalve partieel worden vrijgesproken.
feit 2
Verdachte bekent het feit, als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 19-21;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 36-39;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juli 2024.
Uit de eigen verklaring van verdachte kan worden afgeleid dat zowel de bij zijn aanhouding in de auto en op zijn lichaam aangetroffen geldbedragen als de geldbedragen die bij de doorzoeking in zijn woning werden gevonden afkomstig waren van het afleveren van drugs door verdachte. Het geld was daarmee onmiddellijk afkomstig uit een (mede) door verdachte zelf gepleegd misdrijf en verdachte was op de hoogte van de criminele herkomst daarvan.
Het enkel verwerven of voorhanden hebben door verdachte van geld dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf zonder dat daarmee de criminele herkomst wordt verhuld of verborgen is niet strafbaar gesteld onder artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr), zoals primair is ten laste gelegd, maar kwalificeert wel als het onder artikel 420bis.1 Sr strafbaar gestelde eenvoudig witwassen, zoals subsidiair is ten laste gelegd. Nu het dossier geen aanknopingspunten bevat dat verdachte andere witwasgedragingen heeft verricht die zien op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld zal de rechtbank conform het standpunt van de officier van justitie en de verdediging verdachte vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde feit. Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen.
feit 3
Verdachte bekent het feit, als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, p. 144-146, p. 149-152 en
p. 158-159;
- vier rapporten van NFiDENT, p. 171-173 en p. 175-176;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juli 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de navolgende tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks21 februari 2024 te Arnhem,
al dan nietopzettelijk niet voor onderzoek bedoelde geneesmiddelen, te weten vier (4)
althans een aantalflesje
(s
)van een product genoemd Winstrol,
althans een product bevattende een hoeveelheid stanozolol,zonder vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 1 sub a van de Geneesmiddelenwet in voorraad heeft gehad
en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd;
2 subsidiair
hij op
of omstreeks21 februari 2024, te Arnhem en
/ofHardinxveld-Giessendam,
althans in Nederland, een of meergeldbedragen, te weten een geldbedrag van 6.620 euro en
/ofeen geldbedrag van 2.690 euro en
/ofeen geldbedrag van 330 euro,
althans een of meer geldbedrag(en) / voorwerp(en)heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
3
hij op
of omstreeks21 februari 2024 en/of 22 februari 2024 te Hardinxveld-Giessendam
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- (in totaal) ongeveer 883 gram,
in elk geval een (grote) hoeveelheid van eenmateriaal bevattende MDMA en
/of- (in totaal) ongeveer
97tabletten bevattende MDMA en
/of- (in totaal) ongeveer 239 tabletten bevattende 2C-B,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of 2C-B,zijnde MDMA en
/of2C-B
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Opzettelijke overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet;
feit 2 subsidiair:
Eenvoudig witwassen;
feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 168 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld, zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Daarnaast vordert de officier van justitie een taakstraf van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw kan zich vinden in de eis van de officier van justitie. Zij heeft voorts verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft vier flesjes Winstrol zonder de daarvoor benodigde vergunning in voorraad gehad. Daarmee heeft hij de volksgezondheidsbelangen die de Geneesmiddelenwet onder meer beoogt te beschermen in gevaar gebracht. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende harddrugs en eenvoudig witwassen. De handel in verdovende middelen moet worden bestreden omdat die handel een gevaar oplevert voor de volksgezondheid en kan leiden tot verslaving. Daarnaast leidt het gebruik van en de handel in drugs in veel gevallen tot criminaliteit en veroorzaakt dit overlast voor de samenleving. Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. Met het plegen van deze feiten heeft hij slechts zijn eigen (geldelijke) gewin voor ogen gehad, zonder zich iets gelegen te laten liggen aan de nadelige consequenties van zijn gedrag voor anderen. De rechtbank rekent hem dit aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 12 juni 2024, waaruit volgt dat verdachte geen recente relevante documentatie heeft.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 4 juli 2024. De reclassering ziet het middelengebruik, een crimineel netwerk en de beperkte copingsvaardigheden van verdachte als delictgerelateerde criminogene factoren. Verdachte heeft een periode slecht in zijn vel gezeten na een relatiebreuk en het stoppen met werken bij defensie en is daarnaast iemand die zoekt naar spanning en afleiding. Hij begon, binnen een vriendenkring, ketamine te gebruiken als coping voor zijn emotionele problemen en eenzaamheid. Hierdoor raakte hij verslaafd aan ketamine en gebruikte hij fors. Verdachte heeft zich laten beïnvloeden door een vriend om te gaan handelen in verdovende middelen. Opvallend is dat verdachte dit deed terwijl hij werkzaam was bij de politie en dus meer dan anderen moet hebben beseft wat de gevolgen zouden zijn van zijn handelen.
Tot op heden is er sprake van gebruik van ketamine. Verdachte heeft de wens om klinisch te worden opgenomen. Novadic-Kentron, dat betrokken was bij zijn schorsingstoezicht, acht dit noodzakelijk. De behandeling is volgens Novadic-Kentron tweeledig; de focus ligt op het middelengebruik van verdachte, maar ook op zijn psychisch welbevinden zoals zijn copingsvaardigen en zijn beïnvloedbaarheid.
In overleg met Novadic-Kentron en zijn huidige toezichthouder ziet de reclassering voldoende mogelijkheden om met verdachte te gaan werken aan gedragsverandering. Het wordt noodzakelijk geacht dat er middels interventies ingezet gaat worden op de verslavingsproblematiek van verdachte en de daarbij behorende psychosociale problemen. De reclassering verzoekt de rechtbank om de kortdurende klinische behandeling direct op te leggen als bijzondere voorwaarde, zodat geen apart verzoek nodig is en verdachte direct kan worden aangemeld via het forensisch zorgloket voor een kortdurende klinische behandeling.
De reclassering adviseert daarnaast de volgende voorwaarden op te leggen:
- meldplicht bij verslavingsreclassering;
- ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
- meewerken aan middelencontrole.
Met inachtneming van het voorgaande acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. Zij zal daarom aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 168 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel worden de hiervoor weergegeven door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld, waaronder ook de kortdurende klinische behandeling. Ook zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 18 van de Geneesmiddelenwet;
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
168 (honderdachtenzestig) dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
120 (honderdtwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• stelt als bijzondere voorwaarden:
- Verdachte meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Novadic-
Kentron verslavingsreclassering op het adres Jan Wierhof 14 te Tilburg. Verdachte blijft
zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat
nodig vindt. Huisbezoeken zijn onderdeel van de meldplicht;
- Verdachte werkt mee aan kortdurende klinische opname voor het instellen van medicatie, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek in een door de reclassering te bepalen zorginstelling voor maximaal zeven weken of zoveel korter als de
reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de aangewezen zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- Verdachte werkt mee aan diagnostiek en laat zich behandelen door Novadic-Kentron
Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De
intakefase is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als
de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen
die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder
ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Verdachte werkt mee aan een kortdurende klinische behandeling voor instellen medicatie,
detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert en nadat de rechter dat heeft bevolen, zal verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling voor maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
- Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het
middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek
(blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt
gecontroleerd;
• geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een
taakstraf van 150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
4Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. M.W.R. Koch en mr. S.W. van Kasbergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2024.
Mr. Koch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Landelijke Expertise En Operaties opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024082815, gesloten op 26 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.