ECLI:NL:RBGEL:2024:4798

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
C/05/436613 / FA RK 24-1825 en C/05/436614 / FA RK 24-1826
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling in het belang van minderjarige door gewijzigde omstandigheden van de vader

In deze zaak verzoekt de vader om een wijziging van de omgangsregeling met zijn minderjarige kind, naar aanleiding van zijn ongeneeslijke ziekte en beperkte levensverwachting. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 19 juli 2024 uitspraak gedaan. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. I.E. Smit-Kleinmoedig, en de moeder, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Schoenmakers, zijn in de procedure gehoord. De vader heeft de wens geuit om de omgangsregeling, die eerder door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is vastgesteld, te concretiseren. De moeder heeft verweer gevoerd en stelt dat de vader zich star opstelt en onmogelijke voorwaarden stelt aan de omgang. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader ongeneeslijk ziek is, wat een relevante wijziging van omstandigheden is. De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling afspraken gemaakt over de omgang, die door de rechtbank zijn goedgekeurd. De rechtbank heeft de omgangsregeling gewijzigd, zodat de vader zijn kind kan ophalen op 3 en 17 augustus 2024, met de mogelijkheid tot uitbreiding van de omgang onder regie van het wijkteam. De rechtbank heeft geen dwangsom opgelegd, omdat de ouders hebben toegezegd samen te werken in het belang van hun kind. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/436613 / FA RK 24-1825 (bodemprocedure)
C/05/436614 / FA RK 24-1826 (provisionele voorziening)
Datum uitspraak: 19 juli 2024
beschikking omgangsregeling
in de zaak van
[verzoeker](hierna: de vader),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. I.E. Smit-Kleinmoedig te Amsterdam,
tegen
[verweerster](hierna: de moeder),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.A.M. Schoenmakers te Breda.

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift, ingekomen bij de griffie op 31 mei 2024;
- het F9-formulier met bijlagen van mr. I.E. Smit-Kleinmoedig van 8 juli 2024;
- het verweerschrift ingekomen bij de griffie op 10 juli 2024;
- het F9-formulier met bijlagen van mr. J.A.M. Schoenmakers van 11 juli 2024.
1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van 16 juli 2024 zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. I.E. Smit-Kleinmoedig;
- de moeder, bijgestaan door mr. J.A.M. Schoenmakers;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn de biologische ouders van het minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
2.2.
Nadat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de vader daar bij beschikking van 12 maart 2024 vervangende toestemming voor heeft verleend, heeft de vader [de minderjarige] erkend.
2.3.
De moeder heeft het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.4.
Bij beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 maart 2024 is er een omgangsregeling vastgesteld die inhoudt dat:
“- de eerste twee keren: [de minderjarige] verblijft één zaterdag per veertien dagen vanaf 10.00 uur gedurende twee uren, exclusief reistijd, bij de man. De omgang vindt plaats in de woonomgeving van [de minderjarige] . De man kiest de locatie en hij haalt [de minderjarige] bij de vrouw op en brengt hem ook bij haar terug;
- na die twee keren: [de minderjarige] verblijft één zaterdag per veertien dagen gedurende vier uren, exclusief reistijd, bij de man. De man haalt [de minderjarige] op bij de vrouw, de vrouw haalt [de minderjarige] op bij de man.”

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
als provisionele voorziening ex artikel 223 Rv
1A. te bepalen dat de omgangsregeling, zoals vastgesteld door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de beschikking van 12 maart 2024, voor de duur van de bodemprocedure, nader wordt geconcretiseerd en wel zodanig als genoemd onder punt 32 van het verzoekschrift, althans om de omgangsregeling zoals vastgesteld door het gerechtshof in de beschikking van 12 maart 2024 voor de duur van de bodemprocedure zodanig nader te concretiseren als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
1B. te gelasten dat de moeder de omgangsregeling die in het kader van punt 1A wordt vastgesteld stipt dient na te komen, op straffe van een dwangsom van € 500 voor iedere keer dat de moeder, na betekening van deze beschikking, de vastgestelde omgangsregeling niet stipt nakomt, met een maximum van € 10.000, althans te beslissen zoals de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht;
in de bodemprocedure
2A. te bepalen dat de omgangsregeling, zoals vastgesteld door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de beschikking van 12 maart 2024 nader wordt geconcretiseerd en wel zodanig als genoemd onder punt 32 van het verzoekschrift, althans om de omgangsregeling zoals vastgesteld door het gerechtshof in de beschikking van 12 maart 2024 zodanig nader te concretiseren als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
2B. te gelasten dat de moeder de omgangsregeling die in het kader van punt 2A wordt vastgesteld stipt dient na te komen, op straffe van een dwangsom van € 500 voor iedere keer dat de moeder, na betekening van deze beschikking, de vastgestelde omgangsregeling niet stipt nakomt, met een maximum van € 10.000, althans te beslissen zoals de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht.
3.2.
De vader heeft aan zijn verzoeken ten grondslag gelegd dat er na de voornoemde eindbeschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden discussie tussen de ouders is ontstaan over de vraag of de omgang tussen [de minderjarige] en de vader plaatsvindt in de even weken of in de oneven weken. Omdat het de ouders niet lukt om tot een oplossing te komen, heeft de vader [de minderjarige] nu al langere tijd niet gezien. De vader betreurt dit zeer. Omdat de vader ervaart dat de moeder weerstand tegen en negatieve gevoelens over hem heeft, vreest hij dat er elke keer weer discussie en gedoe zal ontstaan bij de uitvoering van de omgangsregeling. De vader heeft daarom behoefte aan een nadere concretisering van de eerder door het hof vastgestelde omgangsregeling, zodat de continuïteit in de uitvoering daarvan wordt gewaarborgd.
3.3.
In eerste instantie heeft de vader betoogd dat hij voor zijn werk veel in het buitenland (Duitsland en Londen) verblijft en dat ook zijn partner in Londen woont. Omdat zij in de oneven weekenden omgang heeft met haar dochter uit een eerdere relatie, verblijft de vader doorgaans in de even weekenden bij haar in Londen. De vader zou daarom graag zien dat de omgang met [de minderjarige] in de oneven weken plaatsvindt.
3.4.
Inmiddels is gebleken dat de vader ongeneeslijk ziek is en een beperkte levensverwachting heeft. De vader krijgt op dit moment chemotherapie en het is nog onduidelijk of de kuur aanslaat. Als dat het geval is, is de levensverwachting van de vader één à twee jaar. Wanneer de kuur niet aanslaat is de levensverwachting van de vader slechts enkele maanden. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij inmiddels veelal in Nederland werkt, maar dat hij om de week op vrijdag in de even weken chemotherapie krijgt. Door de bijwerkingen kan hij na de chemotherapie op vrijdag tot en met maandag of dinsdag geen afspraken maken en ook niet autorijden. De vader wil daarom nog steeds het liefst omgang met [de minderjarige] op de zaterdag in de oneven weken.

4.Het verweer

4.1.
In haar verweerschrift concludeert de moeder primair tot afwijzing van de verzoeken van de vader en subsidiair tot maximering van de dwangsom tot € 1.000,-.
4.2.
De moeder erkent dat er sprake is van discussie tussen de ouders over de uitvoering van de door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vastgestelde omgangsregeling en dat de vader en [de minderjarige] elkaar daarom al geruime tijd niet meer hebben gezien. De moeder meent echter dat dit aan de vader is te wijten. Volgens de moeder stelt de vader zich namelijk star en weigerachtig op en stelt hij bovendien onmogelijke voorwaarden aan de omgangsregeling. Zo wilde de vader dat de omgang uitsluitend in de even weken zou plaatsvinden omdat hij in de oneven weken bij zijn vriendin in Londen verblijft. Volgens de moeder heeft de omgang tussen de vader en [de minderjarige] eerder echter altijd in de even weken plaatsgevonden. Bovendien was de moeder niet bekend met een partner van de vader in Londen.
4.3.
De onderlinge verstandhouding en communicatie tussen de ouders is volgens de moeder volledig verstoord geraakt. Ook is de moeder ziek en krijgt zij behandeling voor het verwerken van traumatische gebeurtenissen met de vader. Desondanks onderkent de moeder het grote belang van [de minderjarige] bij omgang met de vader. Zeker nu de vader ernstig ziek is en een beperkte levensverwachting heeft. De moeder heeft wel veel vragen en zorgen. Zo vraagt de moeder zich af hoe zij en [de minderjarige] moeten omgaan met het gegeven dat de vader ziek is en over niet al te lange tijd komt te overlijden en of (en zo ja, voor hoelang) de vader nog in staat is tot omgang met [de minderjarige] . Daarnaast is het voor de moeder een zorg dat [de minderjarige] en de vader elkaar inmiddels al lang niet hebben gezien en de dat de begeleide omgang van [de minderjarige] met de vader eerder dramatisch is verlopen. De moeder ziet daarom graag dat er een professionele instantie betrokken wordt, zoals bijvoorbeeld het wijkteam, dat ondersteuning kan bieden. Ook ziet zij graag dat de ouders leren om beter met elkaar te communiceren.

5.Het advies van de Raad

5.1.
De Raad stelt voorop dat het, gelet op de ziekte van de vader, belangrijk is dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] zo snel mogelijk wordt hervat en kan plaatsvinden in de weekenden dat de vader geen chemotherapie heeft. Begeleide omgang is wat de Raad betreft niet nodig. Althans, niet continu. De Raad kan zich voorstellen dat de omgang de eerste keer wel begeleid wordt omdat [de minderjarige] de vader al langere tijd niet heeft gezien. Voor het overige zijn er echter geen zorgen over de omgang tussen de vader en [de minderjarige] dus daarbij is omgang niet nodig.Verder vindt de Raad het belangrijk dat het wijkteam wordt betrokken omdat onduidelijk is hoe het ziekteproces van de vader zal verlopen en welk effect dat heeft op de omgangsregeling. Daarin is volgens de Raad overigens ook een rol weggelegd voor de ouders zelf. Zij zullen daarover met elkaar moeten gaan communiceren in het belang van [de minderjarige] .
5.2.
De Raad onderkent de door de moeder geuite zorgen en begrijpt dat zij zoekende is in hoe zij [de minderjarige] moet begeleiden bij het ziek zijn en het aanstaande overlijden van de vader. De Raad wijst de moeder er echter op dat [de minderjarige] pas twee jaar oud is en daarom geen actieve herinneringen aan de vader zal hebben. Ook zal [de minderjarige] gelet op zijn jonge leeftijd niet begrijpen dat de vader ziek is. Het is aan de moeder om [de minderjarige] op latere leeftijd over de vader te vertellen en om bijvoorbeeld foto’s en/of filmpjes te laten zien. Indien nodig en gewenst kan zij daar (professionele) hulp voor inschakelen.

6.De beoordeling

De bodemprocedure
6.1.
Op grond van artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang of een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of als bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Ontvankelijkheid
6.2.
Vast is komen te staan dat de vader ongeneeslijk ziek is en als gevolg daarvan een beperkte levensverwachting heeft. De rechtbank is van oordeel dat dit een relevante wijziging van omstandigheden is die een herbeoordeling van de omgangsregeling rechtvaardigt.
Inhoudelijke beoordeling
6.3.
De ouders zijn er tijdens de mondelinge behandeling in geslaagd om afspraken over de omgang tussen de vader en [de minderjarige] te maken. De rechtbank complimenteert de ouders ermee dat zij er tijdens de mondelinge behandeling alsnog in zijn geslaagd om hun meningsverschillen en (persoonlijke) bezwaren te overbruggen en samen in het belang van [de minderjarige] te denken. De rechtbank is van oordeel dat de door de ouders gemaakte afspraken in het belang van [de minderjarige] zijn en zal deze daarom vastleggen.
6.4.
Overeenkomstig de tussen de ouders gemaakte afspraken, wijzigt de rechtbank de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 maart 2024 en stelt de rechtbank de volgende omgangsregeling vast:
  • de vader haalt [de minderjarige] zaterdag 3 augustus 2024 en 17 augustus 2024 op om 10.00 uur op bij [naam locatie] in [plaatsnaam] . Hij draagt [de minderjarige] daar om 12.00 uur weer over aan de moeder.
  • deze omgangsregeling (om de twee weken twee uren) geldt totdat het wijkteam van de gemeente [naam gemeente] betrokken is en de regie overneemt;
  • zodra het wijkteam betrokken is, wordt de omgangsregeling uitgevoerd onder regie van het wijkteam, waarbij als uitgangspunt geldt dat er wordt toegewerkt naar omgang gedurende maximaal vier uur (exclusief reistijd) op zaterdag vanaf 12:00 uur in de oneven weken, tenzij het wijkteam anders bepaalt, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt bij [naam locatie] in [plaatsnaam] en waarbij de moeder [de minderjarige] bij de vader thuis ophaalt.
6.5.
De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat zij zich zo spoedig mogelijk nadien zullen wenden tot het wijkteam van de gemeente [naam gemeente] voor regievoering over de (uitbreiding van) de omgangsregeling, voor begeleiding van de moeder bij de effecten van de omgang met de vader op [de minderjarige] en voor begeleiding van beide ouders in het contact tussen de vader en [de minderjarige] in de laatste levensfase van de vader. De rechtbank vertrouwt erop dat de ouders zich ook daadwerkelijk aan die toezegging hebben gehouden.
De rechtbank overweegt nog dat ter zitting is besproken dat de omgang tussen vader en [de minderjarige] zelf onbegeleid is, omdat over de omgang zelf geen zorgen bestaan. In het ideale geval had het wijkteam de omgang de eerste keer kunnen begeleiden omdat het contact tussen de vader en [de minderjarige] al lange tijd stil ligt. Het is echter onbekend hoe snel het wijkteam kan gaan starten. De levensverwachting van de vader is zo kort dat iedere vertraging in het contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] voorkomen moet worden. De rechtbank begrijpt dat het de eerste keer voor [de minderjarige] spannend kan zijn om met de vader mee te gaan maar het is ook aan de moeder om [de minderjarige] het vertrouwen te geven dat het goed en veilig is voor hem om mee te gaan.
De rechtbank benoemt ook dat de regeling waarbij de omgang start op 3 augustus 2024 maakt dat de omgang voorlopig plaatsvindt in de oneven weken totdat het wijkteam met ouders mogelijk tot andere opties komt (of niet). De haalbaarheid en de planning van omgang zal naar verwachting sterk afhangen van de ontwikkelingen in het ziekteproces van de vader en zijn fysieke belastbaarheid. De rechtbank realiseert zich dat dit veel flexibiliteit vraagt van de toch al mentaal overbelaste moeder omdat zij bezwaren heeft tegen de omgang in de oneven weken. De rechtbank vindt echter dat de uitzonderlijke omstandigheden maken dat deze flexibiliteit van de moeder gevraagd mag worden terwijl het belang van [de minderjarige] niet onevenredig geschaad wordt hiermee. Dat is de rechtbank tenminste niet gebleken. De rechtbank heeft uitgesproken dat het de verantwoordelijkheid van de moeder is om als [de minderjarige] ouder is en vragen krijgt over zijn vader, te laten zien dat zij er alles aan heeft gedaan de vader en [de minderjarige] tijd te geven met elkaar. Van de vader kan wel gevraagd worden dat hij ondanks zijn ziekte open staat voor andere opties dan de zaterdag in de oneven weken als volgens het wijkteam blijkt dat dit in het belang is van [de minderjarige] .
Dwangsom
6.6.
De rechtbank wijst het verzoek van de moeder om een dwangsom op te leggen af. De rechtbank vindt een dwangsom niet passend bij een beslissing die is gebaseerd op tussen partijen gemaakte afspraken. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders om het belang van [de minderjarige] voorop te stellen en de omgangsregeling na te komen. De rechtbank neemt bij haar beslissing in aanmerking dat het haar tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder inmiddels de noodzaak van spoedig contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] inziet en heeft toegezegd dat zij daar ook aan mee gaat werken, zodat zij in de toekomst aan [de minderjarige] kan verantwoorden dat zij zich hiervoor heeft ingezet. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de moeder die toezegging niet zal nakomen. De rechtbank heeft naar de moeder ook benoemt dat het als ernstige ontwikkelingsbedreiging kan worden gezien als de moeder aan de omgang tussen [de minderjarige] en de vader in de weg zou staan, wetende dat de vader over niet al te lange tijd zal komen te overlijden.
De provisionele voorzieningen
6.7.
De rechtbank stelt vast dat de verzoeken van de vader voor provisionele voorzieningen in de zin van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) samenhangen met de bodemzaak. Omdat de rechtbank in de bodemprocedure een beslissing heeft genomen over (nagenoeg) dezelfde verzoeken, heeft de vader geen belang meer bij een beslissing op zijn verzoeken in het kader van artikel 223 Rv. De rechtbank wijst die verzoeken daarom af.

7.De beslissing

De rechtbank
in de bodemprocedure
7.1.
wijzigt de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 maart 2024 en stelt de volgende omgangsregeling tussen de ouders vast over het kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
  • de vader haalt [de minderjarige] zaterdag 3 augustus 2024 en zaterdag 17 augustus 2024 op om 10.00 uur op bij [naam locatie] in [plaatsnaam] . Hij draagt [de minderjarige] daar om 12.00 uur weer over aan de moeder.
  • deze omgangsregeling (om de twee weken twee uren) geldt totdat het wijkteam van de gemeente [naam gemeente] betrokken is en de regie overneemt;
  • zodra het wijkteam betrokken is, wordt de omgangsregeling uitgevoerd onder regie van het wijkteam, waarbij als uitgangspunt geldt dat er wordt toegewerkt naar omgang gedurende maximaal vier uur (exclusief reistijd) op zaterdag vanaf 12:00 uur in de oneven weken, tenzij het wijkteam anders bepaalt, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt bij [naam locatie] in [plaatsnaam] en waarbij de moeder [de minderjarige] bij de vader thuis ophaalt.
7.2.
verklaart de onder 7.1. genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
7.3.
wijst het meer of anders verzochte af;
bij wege van provisionele voorzieningen
7.4.
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.G.J. Post, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van F.J.A. Verborg als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.