ECLI:NL:RBGEL:2024:4789

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
05-194265-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met tbs-maatregel na steekincident

Op 24 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 58-jarige man, die werd beschuldigd van doodslag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die op 27 juli 2023 in de woning van het slachtoffer aanwezig was, het slachtoffer met opzet heeft neergestoken, wat leidde tot diens overlijden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij met voorbedachten rade had gehandeld, en sprak hem vrij van moord. De feiten wezen uit dat de verdachte eerder had aangegeven wraak te willen nemen op het slachtoffer, wat de rechtbank als een belangrijke overweging meebracht in de beoordeling van de zaak. De verdachte ontkende de steekpartij te hebben gepleegd en stelde dat het slachtoffer zichzelf had verwond. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig was, vooral gezien het forensisch bewijs dat zijn DNA op het mes aantoonde. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 8 jaar op, met de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging, gezien de ernst van het feit en de psychische problemen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van de samenleving het opleggen van deze maatregel vereiste, ondanks de verwachting dat de behandeling mogelijk niet succesvol zou zijn. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05-194265-23 en 01-095792-23 (TUL)
Datum uitspraak : 24 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] , op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
raadsvrouw: mr. A. van der Poel, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2023 tot en met 1 augustus 2023 te [plaats] , in ieder geval in Nederland, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd door twee maal, althans een of meerdere ma(a)l(en), met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik- en/of borststreek, althans in het bovenlichaam van die [slachtoffer] te steken, waardoor (ernstig) bloedverlies en/of long- en ademhalingsfunctiestoornissen is/zijn opgetreden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2023 tot en met 1 augustus 2023 te [plaats] , in ieder geval in Nederland, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd door twee maal, althans een of meerdere ma(a)l(en), met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik- en/of borststreek, althans in het bovenlichaam van die [slachtoffer] te steken, waardoor (ernstig) bloedverlies en/of long- en ademhalingsfunctiestoornissen is/zijn opgetreden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vrijspraak
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het slachtoffer met voorbedachte raad heeft gedood. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van moord (primair tenlastegelegd).
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 augustus 2023 werd het slachtoffer [slachtoffer] dood aangetroffen in zijn woning in [plaats] . [2] Zijn overlijden wordt verklaard door verbloeding en long- en ademhalingsfunctiestoornissen als gevolg van één steekletsel aan de buik en één steekletsel aan de romp. [3] Verdachte was op 27 juli 2023 in de woning van het slachtoffer aanwezig. Verder was er niemand in de woning aanwezig. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag op het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich op enigerlei wijze schuldig heeft gemaakt aan de dood van het slachtoffer, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het slachtoffer zichzelf heeft gestoken met een mes, welk scenario steun vindt in het forensisch bewijs en de euthanasiewens van het slachtoffer.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte strafrechtelijk verwijtbaar betrokken is bij de dood van het slachtoffer. Om die vraag te kunnen beantwoorden, zal de rechtbank allereerst ingaan op de vraag met welk voorwerp de steekverwondingen zijn toegebracht.
Het mes
In de woning van het slachtoffer is onder een stoel in de woonkamer naast de leuning van de bank een vleesmes aangetroffen. Aan dit mes is het SIN-nummer [SIN-nummer] (hierna: [SIN-nummer] ) toegekend. [5] Vervolgens is dit mes door het NFI verder onderzocht.
Daarbij is op het heft een DNA-spoor aangetroffen dat afkomstig kan zijn van minimaal twee personen, te weten [slachtoffer] en [verdachte] . Het is volgens de deskundige van het NFI meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in deze bemonstering afkomstig is van [slachtoffer] en [verdachte] , dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van één van hen en één onbekende persoon of van twee willekeurige onbekende personen.
Op het lemmet van dit mes is een DNA-profiel in de vorm van een vettige substantie met bloed aangetroffen. Het is volgens de deskundige van het NFI meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van [slachtoffer] , dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon. [6] Daarnaast is er in de bemonstering van het lemmet ook een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van spierweefsel en vetweefsel. Dit betekent dat het DNA van het slachtoffer afkomstig kan zijn uit zowel het aangetroffen bloed, als het aangetroffen spier- en vetweefsel. [7]
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat op het lemmet van het vleesmes ( [SIN-nummer] ) DNA, afkomstig uit bloed, spierweefsel en vetweefsel, van het slachtoffer is aangetroffen. Dit past bij sporen verkregen door het steken in het lichaam van het slachtoffer met dit mes. Op het heft van dit mes is DNA van zowel verdachte als het slachtoffer aangetroffen.
Bij aantreffen was het slachtoffer gekleed in een grijze blouse, die open was geknoopt. [8] De verwondingen op borst en buik lijken overeen te komen met twee gaten in het bebloede overhemd. [9]
Op het mes [SIN-nummer] zijn ook vezelsporen veiliggesteld. Naar deze sporen is microscopisch onderzoek ingesteld. Op het mes [SIN-nummer] zijn 29 witte linnenvezels aangetroffen. Deze vezels komen overeen met vezels zoals verwerkt in de blouse van het slachtoffer. Met betrekking tot het mes [SIN-nummer] kan volgens de NFI-deskundige Microsporen en Materialen worden geconcludeerd dat de resultaten van het onderzoek waarschijnlijker zijn wanneer de blouse van het slachtoffer is doorstoken met het mes dan wanneer de blouse van het slachtoffer is doorstoken met een willekeurig ander scherp voorwerp. [10]
Gezien de combinatie van de voormelde DNA-sporen van het slachtoffer op het lemmet en de aanwezigheid van vezelsporen op het lemmet die overeenkomen met de vezels in de blouse die het slachtoffer droeg, concludeert de rechtbank dat met het vleesmes ( [SIN-nummer] ) – met daarop onder meer het DNA van verdachte op het heft – de steekletsels bij het slachtoffer zijn toegebracht.
De vervolgvraag die de rechtbank moet beantwoorden, is wie die letsels met het vleesmes heeft toegebracht.
Verklaring verdachte
Verdachte ontkent dat hij degene is geweest die met het vleesmes ( [SIN-nummer] ) de steekletsels bij het slachtoffer heeft toegebracht. Hij heeft hierover verklaard dat hij op 27 juli 2023 ruzie kreeg met [slachtoffer] (rechtbank: de roepnaam van het slachtoffer), omdat verdachte zijn schoen kwijt was in de woning van [slachtoffer] . In die ruzie zei verdachte tegen [slachtoffer] ‘je raakt ook alles kwijt’. Daarop gaf [slachtoffer] verdachte een klap in zijn gezicht en gaf verdachte hem ook een klap terug. [slachtoffer] liep daarop naar de keuken en kwam terug met het vleesmes. [slachtoffer] ging op de bank zitten en stak zichzelf twee keer met het mes in zijn borst en buik. Hij ging vervolgens op de bank liggen en zei tegen verdachte dat hij zijn huis uit moest gaan. Verdachte heeft toen het mes uit de handen van [slachtoffer] gepakt en weggegooid. Direct daarna heeft verdachte de woning van [slachtoffer] verlaten.
De rechtbank overweegt dat het geschetste scenario door verdachte op voorhand niet volstrekt onaannemelijk is. Het scenario van verdachte past bij het technisch bewijs. Dit is niet vreemd. Immers is het enige verschil tussen de verklaring van verdachte en de tenlastelegging is wie het slachtoffer in zijn buik en borst heeft gestoken, het slachtoffer zelf of verdachte.
De rechtbank dient daarom de vraag te beantwoorden of het door verdachte geschetste scenario voldoende aannemelijk en geloofwaardig is tegen de achtergrond van de inhoud van het gehele procesdossier. De forensisch deskundigen hebben verklaard dat het niet mogelijk was om op grond van het voorhanden zijnde technisch bewijs uitsluitsel te geven over welk scenario meer aannemelijk is, de verklaring van verdachte of de tenlastelegging. Bij die stand van zaken acht de rechtbank bij haar beoordeling in het bijzonder van belang hetgeen aan het steekincident vooraf is gegaan en wat daarna is gebeurd. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Buurtzorg bezoek 7 juli 2023
Op 7 juli 2023 is [getuige 1] , Buurtzorgmedewerkster, bij het slachtoffer op huisbezoek geweest. Zij verklaart hierover als volgt: [naam 1] en [naam 2] (
Rechtbank: collega’s van [getuige 1] )hadden daarvoor al bij [slachtoffer] gezien dat hij een gast had. De man die bij hem in huis was noemde zich [verdachte] (
de rechtbank begrijpt dat het hier gaat om verdachte, nu getuige ten aanzien van een foto van verdachte bij de politie heeft verklaard dat dat de man is die zij herkent als [verdachte] ). [naam 1] en [naam 2] informeerden mij en gaven aan dat dit voor problemen ging zorgen. (…) Hij
(verdachte)gebruikte veel alcohol en mogelijk drugs. (…) Met de problematiek van [slachtoffer] , waaronder een alcoholverslaving, zou dit niet goed komen en [slachtoffer] zou verder naar beneden zakken. (…) Ik ben door [naam 1] en [naam 2] ingelicht en gevraagd om op 7 juli 2023 een bezoek aan [slachtoffer] te gaan brengen. (…) Er werd mij gevraagd (…) om eventueel aan te sturen op vertrek van deze [verdachte] (…). Op die dag ben ik naar [slachtoffer] toegegaan met een collega. (…) Het viel mij op dat het een rotzooi in huis was. (…) Toen zei [slachtoffer] : ‘jullie hebben een hele goede timing want ik heb hem net gezegd dat hij, [verdachte] , er uit moet’. We troffen toen een heel agressieve man aan die in eerste instantie verbaal agressief was tegen [slachtoffer] . (…) Hij gebruikte allerlei scheldwoorden en gaf aan dat hij niet wegging. (…) [verdachte] was veel aan het schelden en verbaal agressief in onze richting. (…) Op een gegeven moment hoor ik hem zeggen: “oké ik ga wel weg” maar toen begon het uitstellen. (…) We hoorden hem nog een tijdje schelden en tieren buiten. [11]
Verdachte is nadat hij de woning is uitgezet naar een daklozenopvang in [plaats] gegaan en hij heeft daar geslapen. [12]
[getuige 2] , een van de buren van het slachtoffer, is verdachte nog tegengekomen. Hij verklaart hierover het volgende: Ik ben denk ik ongeveer drie weken geleden langs het huis van [slachtoffer] gelopen, toen zat de andere man, die [verdachte] heet, op de grond voor de woning met een grote rugzak naast hem. (…) Ik denk dat dit op 7 of 8 juli 2023 is geweest. (…) [verdachte] vertelde dat hij niet meer in de woning kon. (…) Hij zei dat de hulpverlening hem eruit had gezet. (…) Een paar dagen later kwam hij terug. (…) Hij zei dat hij op straat moest slapen, omdat [slachtoffer] hem eruit had gegooid. (…) Toen zei [verdachte] : ‘ik slaap vandaag in de bak’. Ik zei: ‘dan moet je toch iets doen, wil je in de bak slapen’. [verdachte] zei ‘maar dat ga ik ook doen, ik ga wraak nemen’. Het was mij duidelijk dat hij hiermee bedoelde dat hij wraak ging nemen op [slachtoffer] . [13]
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat verdachte erg boos was om het feit dat het slachtoffer en de buurtzorgmedewerkers hem op 7 juli 2023 hebben verzocht de woning van het slachtoffer te verlaten, zelfs zodanig dat hij aangaf hiervoor wraak op het slachtoffer te zullen gaan nemen.
Buurtzorg bezoek 27 juli 2023
[getuige 3] , GGZ-agoog bij Buurtzorg, is op 27 juli 2023 bij het slachtoffer op huisbezoek geweest en verklaart hierover als volgt: Afgelopen donderdag 27 juli 2023 had ik in mijn agenda staan dat ik een bezoek zou brengen bij [slachtoffer] . [verdachte] deed open. [14] Aan de deur zei [verdachte] dat ik niet binnen mocht komen. [15] Ik rook al gelijk dat [verdachte] had gedronken. [slachtoffer] riep van boven dat ik kon binnenkomen. (…) [slachtoffer] was goed aanspreekbaar. [slachtoffer] zei tegen me dat hij [verdachte] die avond zou wegsturen. (…). Ik voelde me toen op dat moment in de woning niet prettig. (…) Tussen 14.00 en 14.15 uur ben ik weer weggegaan bij [slachtoffer] . [16]
Verdachte heeft in zijn eerste verhoor verklaard dat er in de vijf dagen dat hij bij [slachtoffer] verbleef, dus tot en met 27 juli 2023, geen mensen op visite of bezoek zijn geweest. Hij verklaart verder: volgens mij is er niemand die commentaar had op dat ik bij [slachtoffer] verbleef, niet dat ze tegen mij gezegd hebben. (…) Tegen [slachtoffer] ook niet dat ik weet. Nadat verdachte geconfronteerd wordt met de verklaring van [getuige 3] verklaart hij: ‘ [slachtoffer] heeft die mevrouw afgebeld. (…) Ik herinner mij echt niet dat ik de deur opendeed. (…) Het zou best kunnen maar dat zegt mij niets. (…) Waarschijnlijk ben ik een stukje gaan lopen.’
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte zijn verklaring voor wat betreft het bezoek van [getuige 3] aan de woning gedurende het onderzoek heeft aangepast. Eerst geeft hij immers aan dat het slachtoffer helemaal geen bezoek heeft gekregen en na de confrontatie met de verklaring van [getuige 3] , weet verdachte zich dit bezoek niet goed meer te herinneren. Gelet op het feit dat verdachte hierover wisselend verklaard heeft en [getuige 3] niet, acht de rechtbank de verklaring van verdachte op dit punt ongeloofwaardig.
Reisgedrag verdachte
Verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer op 27 juli 2023, in het bijzijn van verdachte, in zijn eigen woning zichzelf de steekletsels heeft toegebracht. Na het steekincident heeft verdachte direct de woning van het slachtoffer verlaten. [17]
Op 27 juli 2023 om 18.06 uur is verdachte te zien op camerabeelden van de camera aan de [adres] in [plaats] . Hij wandelt in de richting van het station. Hij komt uit de richting van de woning van het slachtoffer gelopen. Dit is op twee minuten loopafstand. Vervolgens bezoekt verdachte de [bedrijf 1] op ca. 400 meter afstand (5 minuten lopen) vanaf de [adres] . Hij rekent om 18.14 uur af. [18] De rechtbank stelt gelet op de eigen verklaring van verdachte en de genoemde camerabeelden vast dat verdachte op 27 juli 2023 omstreeks 18.04 uur de woning van het slachtoffer heeft verlaten.
Uit de camerabeelden en de telecomgegevens van het [telefoonnummer] (in gebruik bij verdachte) blijkt dat verdachte vervolgens in enkele dagen een reis langs verschillende plaatsen in Nederland maakt. Hij reist op maandag 27 juli 2023 in de avond naar ’s-Hertogenbosch. (…) Op 30 juli 2023 reist verdachte naar Amsterdam en doet hij Maastricht aan. Op 31 juli 2023 reist verdachte via diverse plaatsen weer terug naar Amsterdam. Op 31 juli 2023 is verdachte weer terug in [plaats] en verlaat hij omstreeks 23.20 uur het station [plaats] . Op 1 augustus 2023 is verdachte om 09.49 uur weer op het station [plaats] te zien. Hij reist die dag via diverse plaatsen naar Heerlen. Op 2 augustus 2023 zijn er registraties in Heerlen en Schalkwijk. En op 3 augustus reist verdachte via Cuijk en Elst naar [plaats] . [19]
Verdachte heeft ter zitting over deze reisbewegingen verklaard dat hij veel met de trein reisde in die tijd, omdat hij in de trein zijn telefoon kon opladen, deze was namelijk vaak leeg. Ook na het steekincident was zijn telefoon leeg. Verdachte reisde heel vaak heen en weer en ging van Amsterdam naar Groningen en dan weer naar Eindhoven. Zijn reisgedrag na het steekincident kan volgens verdachte dan ook niet worden uitgelegd als vluchtgedrag.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet aannemelijk. Zoals uit hetgeen hierna nog uiteen wordt gezet, was zijn telefoon voldoende opgeladen en heeft hij deze op 27 juli 2023 gedurende de dag verschillende keren gebruikt. Bovendien gaat het om veel reisbewegingen kriskras door Nederland. Dat verdachte dergelijke reisbewegingen in die periode vaker maakte, blijkt niet uit het dossier. Wel blijkt uit het dossier en uit zijn verklaring ter terechtzitting dat verdachte van 10 juli 2023 tot 14 juli 2023 -in de eerste periode dat hij uit de woning van het slachtoffer was gezet- bij de opvang van IrisZorg in [plaats] verbleef. [20] De rechtbank kan het reisgedrag van verdachte tussen 27 juli 2023 en de dag van zijn aanhouding – 3 augustus 2023 – dan ook niet anders uitleggen dan dat verdachte is gevlucht na het steekincident en dat hij zich bewust onvindbaar heeft gemaakt en gehouden voor de autoriteiten.
Telefoongebruik
Op de vraag of verdachte er aan gedacht heeft om hulp in te schakelen voor het slachtoffer verklaart hij in zijn eerste verhoor: Dat neem ik mijn eigen wel kwalijk. Mijn telefoon was ook leeg maar je kunt ook naar de supermarkt lopen of zo.
De rechtbank overweegt dat verdachte op 27 juli 2023, direct ná het steekincident, in de supermarkt is geweest, maar dat in het dossier geen aanknopingspunten te vinden zijn dat hij aldaar heeft verzocht om de hulpdiensten in te laten schakelen, dan wel zelf te bellen. Verdachte heeft hierover ook geen verklaring afgelegd.
Zoals hiervoor is vastgesteld heeft verdachte op 27 juli 2023 omstreeks 18.04 uur de woning van het slachtoffer verlaten. Uit onderzoek is gebleken dat de telefoon van verdachte:
  • op 27 juli 2023 tussen 08:52 uur en 12:25 uur, 12:56 uur en 13:03 uur en 13:31 uur en 16:36 uur is opgeladen;
  • op 27 juli 2023 om 17:20 uur voor 34% is opgeladen;
 op 27 juli 2023 om 11:11 uur belt naar verdachtes moeder, duur gesprek 3 seconden; [22]
 op 27 juli 2023 om 12:46 uur belt naar [bedrijf 2] waar na dit verdachtes telefoonnummer wordt teruggebeld door het nummer van [bedrijf 2] om 15:46 uur en 16:51 uur; [23]
  • op 27 juli 2023 om 17.16 uur naar zijn moeder is gebeld, zij nam niet op;
  • Op 27 juli 2023 vanaf 17.16 uur tot 22.23 uur heeft verdachte nog 7x met zijn moeder gebeld. Eén van deze gesprekken, om 18.40 uur, duurde 365 seconden.
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de verklaring van verdachte dat zijn telefoon leeg was op het moment dat hij de woning van het slachtoffer verliet aantoonbaar onjuist is.
Nadat verdachte met deze onjuistheid in zijn verklaring werd geconfronteerd heeft hij als volgt verklaard: Ik had het idee dat hij leeg was. Volgens mij stond er nog 3% op. Ik heb in de trein gezeten en heb hem daar opgeladen. (…) U vraagt mij waarom ik dat zeg. Ik laad altijd in de trein mijn telefoon op. U zegt dat dit deze keer niet zo was. Dan vergis ik mij. (…) Ik dacht dat hij leeg was.
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat verdachte zijn verklaring gedurende het onderzoek heeft aangepast aan de onderzoeksresultaten. Immers verklaart hij eerst dat zijn telefoon leeg is en later verklaart hij dat hij dacht dat hij leeg was, maar dat de batterij nog maar 3% was opgeladen. Dat verdachte dacht dat zijn telefoon leeg was acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu verdachte op 27 juli 2023 zijn telefoon 3x heeft opgeladen en voorafgaand aan het steekincident en daarna nog veelvuldig gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon.
Hulpdiensten niet ingeschakeld
Zoals hiervoor overwogen heeft verdachte meerdere verklaringen afgelegd over de reden waarom hij geen hulp heeft ingeschakeld voor het slachtoffer nadat de steekverwondingen bij hem waren toegebracht. Van deze verklaringen heeft de rechtbank reeds vastgesteld dat deze ofwel aantoonbaar onjuist ofwel niet aannemelijk zijn.
Uiteindelijk heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij helemaal niet naar de hulpdiensten wilde bellen. Als reden gaf hij op dat hij bang was om de schuld te krijgen, in die zin dat hem zou worden verweten dat hij het slachtoffer zou hebben gestoken. Verdachte heeft in de avond van 27 juli 2023 nog wel naar de telefoon van het slachtoffer gebeld omdat hij zich zorgen maakte, ook heeft hij nog een sms gestuurd. Verdachte wilde weten hoe het met [slachtoffer] ging. Verdachte wist niet dat [slachtoffer] dood was, maar was wel bang dat het niet goed met hem ging. Verdachte heeft verklaard dat hij en [slachtoffer] gek op elkaar waren. [25] Ondanks dat heeft hij de hulpdiensten niet gebeld.
In de periode vanaf 30 juli 2023 om 09.03 uur tot en met 2 augustus 2023 om 10.47 uur belt verdachte 17 keer naar de telefoon van het slachtoffer en heeft hij drie keer een sms aan hem verzonden. [26] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 31 juli 2023 langs de woning van verdachte is gelopen, omdat hij zich zorgen maakte. [27] De rechtbank concludeert op grond hiervan dat verdachte op dat moment echt nog niet wist dat het slachtoffer overleden was, maar dat hij kennelijk wel bang was voor de gevolgen van de steekletsels die het slachtoffer had opgelopen. De rechtbank overweegt dat dit gedrag van verdachte impliceert dat hij in de dagen na het steekincident hoopte dat hij nog een teken van leven van het slachtoffer zou ontvangen ter bevestiging dat het slachtoffer niet was overleden.
Concluderend
Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder dat:
- alleen verdachte en [slachtoffer] op 27 juli 2023 aan het einde van de middag in de woning aanwezig waren;
- het DNA van verdachte op het heft van het mes waarmee het slachtoffer is neergestoken is aangetroffen;
- verdachte naar aanleiding van het feit dat hij op 7 juli 2023 de woning van het slachtoffer gedwongen moest verlaten, heeft verklaard wraak op het slachtoffer te zullen nemen;
- op 27 juli 2023 buurtzorg weer bij het slachtoffer is geweest, opnieuw verdachte in de woning aantrof en met het slachtoffer afsprak dat verdachte zijn woning die dag moest verlaten;
- het slachtoffer vervolgens op 27 juli 2023 is neergestoken;
- verdachte op de vlucht is geslagen na dit steekincident;
- verdachte op geen enkele manier hulp heeft geboden of de hulpdiensten heeft ingeschakeld;
concludeert de rechtbank dat de verklaring van verdachte niet aannemelijk is. Verdachte ontkent belangrijke gebeurtenissen of kan ze zich niet meer herinneren, zoals het bezoek van de medewerkers van Buurtzorg op 27 juli 2023. Daarnaast heeft hij zijn verklaring meermaals aangepast aan de stand van het onderzoek, bijvoorbeeld over zijn telefoongebruik en de reden waarom hij geen hulp voor het slachtoffer heeft ingeroepen.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte met name onaannemelijk omdat hij geen hulp heeft ingeschakeld voor het slachtoffer, maar in de plaats daarvan op de vlucht is geslagen. Als de verklaring van verdachte, dat het slachtoffer zichzelf heeft gestoken, waar zou zijn, hoefde verdachte niet bang te zijn voor de gevolgen van het inschakelen van hulp. Verdachte dacht immers dat het slachtoffer nog leefde en deze had dan wellicht ook zelf nog kunnen bevestigen dat hij zichzelf had gestoken. Dit geldt te meer nu verdachte meermaals heeft verklaard dat hij van het slachtoffer hield. Hulp bieden was dan de aangewezen reactie geweest.
Door de verdediging is onder meer gesteld dat de verklaring van verdachte wordt ondersteund door de euthanasiewens van het slachtoffer. In het dossier komt een beeld naar voren waaruit blijkt dat het slachtoffer in bepaalde periodes levensmoe is geweest, euthanasie wilde en dat hij geprobeerd heeft zichzelf te doden. Desalniettemin is het laatst geschetste beeld in het dossier door de hulpverlening en de buurtbewoners met wie het slachtoffer omging dat het juist de laatste tijd psychisch een stuk beter met hem ging. De rechtbank realiseert zich dat het gevoel van het slachtoffer aan verandering onderhevig was, echter is er geen bevestiging in het dossier te vinden dat in de periode voorafgaand aan het tenlastegelegde feit het psychisch niet goed ging met het slachtoffer.
De rechtbank acht op grond van al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, het alternatieve scenario van verdachte niet aannemelijk geworden. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft neergestoken met een mes ten gevolge waarvan hij is komen te overlijden.
Opzet
Gelet op de aard van het letsel en de wijze waarop dit letsel is toegebracht, te weten door te steken met een mes in de borst- en buikstreek ter hoogte van de vitale organen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte ook het opzet had op de dood van [slachtoffer] . Daarmee acht zij bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij
in of omstreeksop
de periode van27 juli 2023
tot en met 1 augustus 2023te [plaats] ,
in ieder geval in Nederland,[slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd door twee maal,
althans een of meerdere ma(a)l(en),met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,in de buik- en
/ofborststreek,
althans in het bovenlichaamvan die [slachtoffer] te steken, waardoor
(ernstig
)bloedverlies en
/oflong- en ademhalingsfunctiestoornissen
is/zijn opgetreden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, conform het advies van de psycholoog en de psychiater, verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard. De officier van justitie heeft verder geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast eist de officier van justitie de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging en oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Daartoe is aangevoerd dat het een zeer ernstig feit betreft met onherstelbare gevolgen voor de nabestaanden. Het complexe geheel aan risicofactoren bij verdachte en zijn strafblad vragen om een langdurige behandeling binnen een strak kader.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde. Subsidiair stelt de raadsvrouw dat, gelet op vergelijkbare jurisprudentie, de eis van de officier van justitie gematigd moet worden tot een gevangenisstraf voor de duur van maximaal 9 jaar. De raadsvrouw acht de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet passend, nu de stoornis op grond waarvan de maatregel wordt geadviseerd, bij de eerste keer dat deze maatregel aan verdachte werd opgelegd ook al aanwezig was. De maatregel heeft hierbij dus niet geholpen en het is derhalve niet opportuun om deze voor een tweede keer op te leggen.
Indien de rechtbank toch van oordeel is dat ook de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging moet worden opgelegd dient de daarnaast op te leggen gevangenisstraf stevig te worden gematigd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft degene die hem in huis had genomen en van wie hij zei te houden, [slachtoffer] , gedood. Dit heeft verdachte gedaan door het slachtoffer twee keer te steken, in zijn borst en in zijn buik. Verdachte heeft hiermee het slachtoffer zijn meest kostbare bezit, zijn leven, ontnomen op een plek waar een ieder zich veilig zou moeten kunnen voelen. Niet alleen heeft verdachte het slachtoffer zijn leven ontnomen, ook heeft hij zijn nabestaanden onherstelbaar leed toegebracht. Dit geldt te meer nu verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad. Sterker nog, verdachte stelt van meet af aan dat het slachtoffer zelfmoord zou hebben gepleegd in zijn bijzijn. Door dit standpunt in te nemen heeft hij de herinnering aan het slachtoffer vertroebeld en de nabestaanden nog meer leed toegebracht. Verdachte heeft zich gedurende het onderzoek berekenend opgesteld en heeft geen enkele vorm van berouw getoond.
Het advies van de deskundigen
Er zijn rapporten over verdachte opgemaakt, te weten op 4 maart 2024 door dr. H.A. de Haan, psychiater, supervisor en drs. S.M. Williams, psychiater in opleiding en supervisant, op 9 februari 2024 door N. van der Weegen, GZ-psycholoog.
In het psychiatrisch rapport concluderen de deskundigen dat verdachte, gezien de combinatie van stoornissen en problemen (zoals volgt) levenslang een vorm van toezicht nodig heeft. De deskundigen zien hiertoe maar twee mogelijkheden, waarvan één mogelijkheid de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is en de andere mogelijkheid het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, na een te verwachten jarenlange gevangenisstraf. De psycholoog adviseert aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
In de rapporten is beschreven dat tijdens het begaan van het feit bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een stoornis in het gebruik van cocaïne en heroïne (langdurig in remissie), een stoornis in het gebruik van alcohol en benzodiazepines (in vroege remissie tijdens detentie), ADHD, overwegend hyperactief-impulsief type in remissie en een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, narcistische, borderline en antisociale trekken. Door de persoonlijkheidsstoornis is verdachte niet goed in staat stabiele relaties en/of vriendschappen te hebben, schieten zijn emotieregulatievaardigheden tekort, is hij impulsief en heeft hij een gebrekkige gewetensfunctie. Er is daarnaast sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een verstandelijke beperking, die maakt dat verdachte gebrekkige probleemoplossende vaardigheden heeft en dat sprake is van gebrekkige emotieregulatie- en sociale vaardigheden. Op grond hiervan wordt geadviseerd om verdachte het feit verminderd toe te rekenen.
Er zijn geen beschermende factoren aanwezig. Verdachte leeft al jaren in instabiele omstandigheden. Hij heeft geen woonruimte, een beperkt sociaal netwerk en geen dagbesteding. Alles overziend wordt het recidiverisico als hoog ingeschat, indien er geen toezicht op verdachte is en hij niet wordt begeleid.
Het reclasseringsadvies
De reclassering heeft over verdachte meerdere adviesrapportages opgesteld. Ook de reclassering schat het recidiverisico en het risico op onttrekken aan de voorwaarden hoog in. De diagnostische bevindingen van de psychiater en psycholoog zijn met de reclassering gedeeld. De reclassering kan zich vinden in de bevindingen van de deskundigen en ook zij acht een kader met bijzondere voorwaarden niet haalbaar voor verdachte.
De rechtbank neemt deze conclusies over en stelt vast dat tijdens het begaan van het feit bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
De tbs-maatregel
De deskundigen hebben in hun rapporten uitvoerig gemotiveerd waarom zij een forensische klinische interventie binnen een gedwongen kader noodzakelijk achten.
De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging eist. Hierbij heeft de rechtbank de ernst van het feit en de veelvuldigheid van eerdere veroordelingen voor misdrijven in aanmerking genomen.
De rechtbank realiseert zich dat de deskundigen ook hebben gerapporteerd dat het niet meer de verwachting is dat het lukt om de persoonlijkheidsstoornis van verdachte te behandelen en dat hij in die zin als therapieresistent moet worden beschouwd. De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling er met name is voor de veiligheid van de samenleving. Gedurende deze maatregel kan een patiënt ook behandeld worden, zodat deze zo goed mogelijk in de samenleving kan terugkeren. Ondanks dat bij verdachte de verwachting is dat een dergelijke behandeling niet zal aanslaan, ziet de rechtbank geen andere mogelijkheden om het gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen te beteugelen en de maatschappij langdurig tegen verdachte te beschermen, dan oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, zoals in overweging gegeven door de psychiaters, biedt onvoldoende bescherming tegen mogelijke recidive.
Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd.
Gevangenisstraf
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is naar het oordeel van de rechtbank ter afdoening van de onderhavige zaak, naast de terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege, een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht passend en geboden. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en het feit dat het niet de verwachting is dat de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling kortdurend zal zijn, legt de rechtbank een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Om voormelde redenen zal de rechtbank ook geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opleggen zoals geëist door de officier van justitie. De rechtbank acht oplegging van deze maatregel, die na de TBS tenuitvoergelegd zou worden, niet opportuun, gelet op de duur van de opgelegde gevangenisstraf, te verwachten duur van de maatregel terbeschikkingstelling en de leeftijd van verdachte.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 01-095792-23)

De politierechter te ‘s-Hertogenbosch heeft verdachte op 6 juni 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, nu zij tenuitvoerlegging van die straf niet opportuun acht naast de op te leggen hoofdstraffen zoals hiervoor overwogen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair aan hem tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 6 juni 2023 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf af (parketnummer 01-095792-23).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. A. Bonder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 juli 2024.
De oudste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van Team Grootschalige Opsporing, district Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-20230712, gesloten op 14 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 347 en 348.
3.Het forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijk overlijden, p. 1231 t/m 1238.
4.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 juli 2024.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
6.Het NFI-rapport, p. 1180.
7.Het NFI-rapport, p. 282.
8.Het proces-verbaal forensisch lijkonderzoek plaats delict, p. 976.
9.Schouwverslag, p. 1036
10.Het NFI-rapport van 17 mei 2023, p. 7 t/m 10.
11.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , p. 539.
12.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 juli 2024.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 435.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 520.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 532.
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 520.
17.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 juli 2024.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 234.
19.De processen-verbaal uitkijken camerabeelden, p. 566, 572, 576 en 590 en het proces-verbaal analyse telecomgegevens [verdachte] , p. 827.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 512 en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 10 juli 2024. .
21.Een schriftelijk bescheid, zijnde een bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen, p.807 t/m 815.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 831.
23.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 845.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 848.
25.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 juli 2024.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 830.
27.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 10 juli 2024.