ECLI:NL:RBGEL:2024:4766

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
05-192492-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Volledige ontoerekeningsvatbaarheid en tbs met voorwaarden voor poging tot zware mishandeling en belediging van ambtenaren

Op 11 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 33-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, mishandeling, belediging van ambtenaren en verboden wapenbezit. De rechtbank heeft de man volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard voor de poging tot zware mishandeling en mishandeling, en hem ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft daarbij tbs met voorwaarden opgelegd. De verdachte had op 1 augustus 2023 in Ede geprobeerd een slachtoffer met een mes zwaar te verwonden, maar dit leidde niet tot letsel. Tijdens de aanhouding beledigde hij vier politieambtenaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychische stoornis, waardoor hij niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien. De rechtbank volgde de adviezen van psychiaters en psychologen, die concludeerden dat de verdachte niet volledig toerekeningsvatbaar was. De rechtbank legde tbs met voorwaarden op, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor behandeling. De rechtbank heeft het in beslag genomen mes verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.192492.23
Datum uitspraak : 11 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
raadsman: mr. E.G.S. Roethof, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 augustus 2023 te Ede, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes een of meer snijdende bewegingen heeft gemaakt over de buik, althans over het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 1 augustus 2023 te Ede, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- die [slachtoffer] een mes te tonen,
- met dat mes een of meer snijdende bewegingen te maken over de buik, althans over het lichaam van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] te vragen of hij dood wilde gaan;
2.
hij op of omstreeks 1 augustus 2023 te Ede, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] te duwen, waardoor die [slachtoffer] (achterover) over/op een bank is gevallen;
3.
hij op of omstreeks 1 augustus 2023 te Ede, althans in Nederland, opzettelijk een of meer ambtenaren, te weten
- [verbalisant 1] , werkzaam als brigadier bij de Politie Eenheid Oost-Nederland,
- [verbalisant 2] , werkzaam als inspecteur bij de Politie Eenheid Oost-Nederland,
- [verbalisant 3] , werkzaam als hoofdagent bij de Politie Eenheid Oost-Nederland, en/of
- [verbalisant 4] , werkzaam als hoofdagent bij de Politie Eenheid Oost-Nederland,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen:
- " vuile flikkers",
- " kankerflikkers",
- " kankerlijers" en/of
- " tering blanke",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 1 augustus 2023 te Ede een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen
dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1 primair, feit 2 en feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair, feit 2 en feit 4.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van feit 1 primair. De verklaring van verdachte kan niet gebruikt worden nu hij ontoerekeningsvatbaar wordt geacht. Daarnaast heeft aangever geen lichamelijk letsel opgelopen door het mes.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken, nu onduidelijk is wat er is gebeurd.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van de zinsnede uit de tenlastelegging: “gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen”.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op dinsdag 1 augustus 2023 rond 13:30 uur op het station in Ede was. Er kwam een man al schreeuwend op hem aflopen. Die man keek [slachtoffer] aan en vroeg: “Wil jij een probleem?”. Terwijl hij dit vroeg liep de man op hem af en pakte een groot vleesmes uit zijn tas. [slachtoffer] zag dat de man het mes tegen het lichaam van [slachtoffer] hield met de lange snijzijde en hij zag dat de man meerdere keren een snijdende beweging over zijn buik maakte. De man maakte drie keer een snijdende beweging langs zijn buik. Ondanks dat [slachtoffer] de druk van het mes tegen zijn buik voelde, heeft dit geen letsel of schade veroorzaakt. Vervolgens duwde de man [slachtoffer] met kracht met zijn linkerhand naar achteren. [slachtoffer] viel vervolgens achterover over een ander bankje en is op zijn rechter elleboog gevallen. [slachtoffer] voelde direct een pijnscheut door zijn elleboog gaan. [2]
Kort nadat verbalisanten ter plaatse waren is [verdachte] als verdachte aangehouden. Tijdens de veiligheidsfouillering troffen verbalisanten in de tas van [verdachte] een mes van 26 centimeter aan. [3] Dit mes is onder de omstandigheden die aangever [slachtoffer] heeft verklaard gecategoriseerd als een mes, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder het mes werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het mes bestemd was om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. [4]
Op de terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij op het station in Ede was en dat hij werd gehinderd door stemmen die hij hoorde. Hij hoorde een stem die zei dat hij een persoon op dat station moest neersteken en doodmaken. Toen heeft hij een mes uit zijn tas gepakt en is hij op een persoon afgelopen. Hij weet nog dat hij tegenover hem stond en een paar keer een snijdende beweging tegen zijn buik heeft gemaakt. Hij weet niet of hij die meneer heeft geraakt met het mes; volgens [verdachte] heeft hij zijn jas geraakt. [5]
Bij de politie heeft [verdachte] verder verklaard dat hij het mes bij zich had als verdedigingsmiddel omdat hij dure spullen bij zich had en dat hij de man over een zitbankje heen heeft geduwd. [6]
Feit 1 primair en feit 2
Het verweer van de verdediging dat de verklaring van verdachte niet gebruikt kan worden voor het bewijs, nu hij ontoerekeningsvatbaar wordt geacht, wordt verworpen. De rechtbank overweegt dat uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een psychische stoornis, die toerekenbaarheid in de weg staat, alleen het aannemen van opzettelijk handelen uitsluit wanneer sprake is van een verdachte ‘die van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan is verstoken’. De rechtbank is van oordeel dat van dergelijke omstandigheden bij verdachte niet is gebleken en zal de verklaring van verdachte dus gebruiken voor het bewijs.
Om te spreken van een poging tot zware mishandeling dient het opzet van verdachte gericht te zijn op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte vol opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft immers verklaard dat hij een stem hoorde die zei dat hij een persoon op het station moest neersteken en doodmaken. Hier heeft verdachte vervolgens naar gehandeld door met een mes over de buik van [slachtoffer] te snijden. De rechtbank overweegt dat het opzet van verdachte daarmee ook naar uiterlijke verschijningsvorm gericht was op het doden van [slachtoffer] . Het opzet op de dood impliceert immers ook het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het is een feit van algemene bekendheid dat de buikstreek veel vitale organen bevat. Het meerdere malen snijden met een mes in de buikstreek kan derhalve zwaar lichamelijk letsel opleveren. Dat het slachtoffer geen daadwerkelijk letsel heeft overgehouden aan het handelen van verdachte, maakt dit oordeel niet anders nu het gaat om een poging tot zware mishandeling.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 1 primair en feit 2.
Feit 4
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de uit de aangifte genoemde omstandigheden waaronder het mes is gebruikt en aangetroffen, sprake van een wapen als bedoeld in categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie. Gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het mes werd aangetroffen, kan redelijkerwijs worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 4.
Feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 1 augustus 2023 in Ede ambtenaren van de politie Eenheid Oost-Nederland [verbalisant 1] (brigadier), [verbalisant 2] (inspecteur), [verbalisant 3] (hoofdagent) en [verbalisant 4] (hoofdagent) gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling beledigd door hen de woorden toe te voegen:
- vuile flikkers
- kankerflikkers
- kankerlijers en
- tering blanke. [7]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 3.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op
of omstreeks1 augustus 2023 te Ede
, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes
een ofmeer
deresnijdende bewegingen heeft gemaakt over de buik
, althans over het lichaamvan die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks1 augustus 2023 te Ede, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] te duwen, waardoor die [slachtoffer] (achterover) over
/opeen bank is gevallen;
3.
hij op
of omstreeks1 augustus 2023 te Ede
, althans in Nederland, opzettelijk
een ofmeer
dereambtenaren, te weten
- [verbalisant 1] , werkzaam als brigadier bij de Politie Eenheid Oost-Nederland,
- [verbalisant 2] , werkzaam als inspecteur bij de Politie Eenheid Oost-Nederland,
- [verbalisant 3] , werkzaam als hoofdagent bij de Politie Eenheid Oost-Nederland, en
/of
- [verbalisant 4] , werkzaam als hoofdagent bij de Politie Eenheid Oost-Nederland,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen:
- " vuile flikkers",
- " kankerflikkers",
- " kankerlijers" en
/of
- " tering blanke",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op
of omstreeks1 augustus 2023 te Ede een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen
dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen, heeft gedragen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
poging tot zware mishandeling;
feit 2:
mishandeling;
feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 4:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Bij de stukken bevindt zich een psychiatrische rapportage van dr. H.A. de Haan (psychiater) en drs. N. Neutel (psychiater in opleiding) van 15 januari 2024. De psychiaters hebben gerapporteerd over de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2.
De psychiaters concluderen dat bij verdachte sprake is van een langdurig onvoldoende behandelde vorm van een paranoïde psychotische stoornis c.q. schizofrenie en een stoornis in cannabisgebruik (matig van ernst en in vroege remissie in detentie). Verdachte gebruikte aanvankelijk middelen als cannabis en alcohol om de stemmenlast te onderdrukken, maar bereikte daarmee juist een averechts effect en verergerde de psychotische stoornis. Tevens lijkt sprake van een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling door de combinatie van stoornissen in het gebruik van middelen en de chronisch psychotische toestand waarin verdachte verkeerde. Dit was ook het geval ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De psychose was ten tijde van de ten laste gelegde feiten in veel ernstigere mate aanwezig. Er kan van een gelijktijdigheidsverband en een gedeeltelijk causaal verband tussen de stoornis schizofrenie en de ten laste gelegde feiten worden gesproken, waarbij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zo tegelijkertijd plaatsvonden dat ze door de psychiaters als een geheel worden beschouwd. Verdachte was verminderd tot niet in staat om de imperatieve hallucinatie (de opdracht van de nieuwe stem om het slachtoffer te steken) te negeren. Vanuit deze redenatie zijn er zwaarwegende argumenten om verdachte het ten laste gelegde niet toe te rekenen. Aan de andere kant zou kunnen worden gesteld dat verdachte niet alleen vanuit zijn psychose een mes heeft meegenomen c.q. bij zich droeg.
Tijdens de ten laste gelegde feiten had verdachte last van een imperatieve auditieve hallucinatie (stem) die hem de opdracht gaf om het slachtoffer wat aan te doen.
Indien de rechtbank verdachte als “willoos handelend” beoordeelt ten gevolge van de imperatieve hallucinatie voortkomend uit zijn psychotische toestandsbeeld, dan geven de psychiaters de rechtbank in overweging om verdachte de ten laste gelegde feiten niet toe te rekenen. Mocht de rechtbank van mening zijn dat het verdachte deels is toe te rekenen dat hij de situatie van het tenlastegelegde terecht is gekomen, dan adviseren de psychiaters om verdachte de ten laste gelegde feiten in (sterk) verminderde mate toe te rekenen.
Verder bevindt zich in het dossier een psychologische rapportage van C. Westerhuis van 4 april 2024. De psycholoog heeft ook gerapporteerd over de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2.
Ook de psycholoog concludeert dat bij verdachte sprake is van de stoornis schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis. De stoornis schizofrenie is van invloed geweest op de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2.
Door hallucinaties lukt het verdachte niet altijd de wereld om zich heen goed te begrijpen, waardoor deze door hem als bedreigend wordt ervaren. Gezien het ziektebeeld en de mate van toenemende stress is het waarschijnlijk dat verdachte een (nieuwe) stem hoorde die hem een opdracht gaf. Hierbij kan ook passend zijn dat verdachte volledig in beslag werd genomen door deze stem, waardoor zijn eigen rationale niet functioneerde en hij niet in staat was de opdracht te negeren. De psycholoog ziet een duidelijk verband tussen de ten laste gelegde feiten en de stoornis schizofrenie en meent dat de stoornis volledig van invloed is geweest op het denken en handelen van verdachte. De psycholoog adviseert daarom om de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 niet toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze adviezen over en acht het aannemelijk dat sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Verdachte is om die reden ten aanzien van die feiten niet strafbaar en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Verdachte is ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3 en 4 strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte bij die feiten uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden wordt opgelegd. Ten aanzien van feit 3 en 4 heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld zonder oplegging van straf of maatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 3 jaren wordt opgelegd. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat ten behoeve van verdachte een zorgmachtiging moet worden opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door snijdende bewegingen te maken met een mes over de buik van [slachtoffer] en heeft die [slachtoffer] mishandeld door hem over een bankje te duwen. Verder heeft verdachte ten tijde van zijn aanhouding vier verbalisanten beledigd. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het dragen van een mes.
De psychiaters stellen dat het recidiverisico zonder intensieve behandeling en begeleiding op dit moment hoog is en dat ook bij een intensieve behandeling de kans op recidive aanzienlijk blijkt op basis van samenwerkingsproblemen met de hulpverlening en reclassering in het verleden.
De psycholoog schat het recidiverisico op korte termijn in als hoog. Ook wanneer sprake zal zijn van een intensieve behandeling en begeleiding blijft de kans op recidive op de lange termijn naar mening van deze deskundige aanzienlijk vanwege de samenwerkingsproblemen die in het verleden veelvuldig hebben gespeeld met de hulpverlening en reclassering met daarnaast verdachtes beperkte zieke-inzicht en de ambivalente houding van verdachte met betrekking tot medicatiegebruik.
De deskundigen adviseren aan verdachte tbs met voorwaarden op te leggen. Uit de rapporten en ter terechtzitting is gebleken dat verdachte gemotiveerd is voor behandeling. Verdachte heeft zich bereid verklaard zich aan de voorwaarden te houden.
Inmiddels is gebleken en ter zitting ook besproken dat verdachte op vrijdag 12 juli 2024 kan worden opgenomen bij De Boog. Om die reden heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht 1 dag eerder uitspraak te doen, namelijk op donderdag 11 juli 2024, zodat verdachte vrijdagochtend 12 juli 2024 naar FPA De Boog kan worden overgebracht.
Uit het reclasseringsrapport van Tactus van 14 juni 2024 blijkt dat ook de reclassering positief adviseert over tbs met voorwaarden. Gelet op het hoge recidiverisico adviseert de reclassering oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het wetboek van Strafrecht, zodat na de tbs gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden.
De rechtbank stelt op basis van hetgeen onder punt 6 is overwogen vast dat tijdens het begaan van de feiten 1 en 2 bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zijn misdrijven als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor tbs mogelijk is. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de tbs-maatregel. De rechtbank zal dan ook een tbs-maatregel met voorwaarden opleggen en daaraan de voorwaarden verbinden, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
De bewezenverklaarde feiten onder 1 en 2 zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de tbs-maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd, indien verdachte zich niet aan de voorwaarden zou houden en later alsnog dwangverpleging wordt bevolen.
Gelet op de conclusie van de deskundigen, dient ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom worden de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Een tbs met voorwaarden is wettelijk in duur beperkt. De verwachting is dat verdachte ook na het verstrijken van die termijn nog begeleiding of behandeling nodig zal hebben. Ter bescherming van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zal de rechtbank daarom een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Uit de rapportages van de psychiaters en psycholoog blijkt dat een langdurig en forensisch behandelingstraject is geïndiceerd. Een zorgmachtiging kent die mogelijkheden niet, is in duur beperkt en niet gericht op resocialisatie. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen mogelijkheid tot het ten behoeve van verdachte verlenen van een zorgmachtiging.
De rechtbank zal vanwege de samenloop met feit 1 primair en feit 2 en de maatregel die voor die feiten wordt opgelegd, verdachte voor feit 3 en feit 4 schuldig verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal het inbeslaggenomen mes met betrekking tot welke feit 1 primair is begaan verbeurd verklaren.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 38, 38a, 45, 57, 62, 266, 267, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
- 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde en
ontslaat verdachte voor deze feiten van alle rechtsvervolging;
 verklaart verdachte strafbaar voor het onder 3 en 4 bewezenverklaarde;
 bepaalt dat ten aanzien van het onder 3 en 4 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van verdachte:
  • verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • verdachte werkt mee aan reclasseringstoezicht. De medewerking houdt onder andere in:
o verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
o verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen
o verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
o verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
o verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
o verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
o verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
  • als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in forensische psychiatrische afdeling De Boog of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
  • verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribische deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
  • verdachte laat zich opnemen in forensische psychiatrische afdeling De Boog of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • verdachte laat zich - na afloop van een klinische behandeling - behandelen door een nader te bepalen forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verdachte verblijft - na afloop van een klinische behandeling - in een nader te bepalen begeleid of bescherm wonen instelling of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld;
  • verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werd, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
 geeft de reclassering opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
 heft op het bevel voorlopige hechtenis;
Maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht
 legt verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;
Beslag
 verklaart verbeurd het mes.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. W.H.S. Duinkerke en
mr. A. Bril, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2024.
Mr. Duinkerke is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 5] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023352564, gesloten op 2 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 5-6.
3.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p.22-23.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 april 2024.
6.Aanvullend proces-verbaal van verhoor verdachte van 19 december 2023, blad 4.
7.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 22-24.