ECLI:NL:RBGEL:2024:4761

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
05-051705-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in vuurwapenbezitzaak na onvoldoende bewijs van feitelijke beschikkingsmacht

Op 12 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, in strijd met de Wet wapens en munitie. De zaak kwam voort uit een doorzoeking op 26 januari 2022 in een woning, waar een Glock-pistool en bijbehorende munitie werden aangetroffen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank oordeelde dat voor een veroordeling bewezen moet zijn dat de verdachte bewust het wapen of de munitie aanwezig heeft gehad. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er DNA-materiaal van de verdachte op het wapen was aangetroffen, er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de ten laste gelegde datum feitelijke beschikkingsmacht over het wapen en de munitie had. De verklaring van een medebewoner was te vaag om te concluderen dat de verdachte op dat moment in de woning verbleef.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor het ten laste gelegde feit, en sprak hem vrij. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de rechters W.H.S. Duinkerke, M.C. van der Mei en T. Kok betrokken waren, en griffier A.L. Goedheer aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.051705.23
Datum uitspraak : 12 juli 2024
Tegenspraak (art. 279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats] ,
op dit moment uit anderen hoofde gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. M. Burgers namens mr. R.A.C. Frijns, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 28 juni 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 januari 2022 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een wapen en/of een onderdeel van een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool, van het merk Glock, type/model 26, kaliber 9mm Luger (= 9 x 19mm)
- een voor dat wapen bedoeld en bestemd patroonmagazijn zijnde (een onderdeel en/of hulpstuk welke van wezenlijke aard is en/of specifiek bestemd is voor) een vuurwapen in de vorm van een pistool, en/of
(daarbij behorende) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 9 kogelpatronen, kaliber 9mm Luger (= 9 x 19mm) voorhanden heeft gehad.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot gevangenisstraf van 10 maanden.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Op 26 januari 2022 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in onder andere de woning aan de [adres] in [plaats] . Hier is op een (kinder)slaapkamer op een plank van een openstaande kast een vuurwapen (Glock) met bijbehorend patroonmagazijn aangetroffen. Er zaten 9 kogels in het patroonmagazijn.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie allereerst is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Daarnaast vergt het aanwezig hebben van een wapen of munitie dat verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden.
Het aangetroffen vuurwapen is bemonsterd en die bemonsteringen zijn door het TMFI onderzocht op DNA-sporen. Op de binnenzijde van de loop van het aangetroffen vuurwapen is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. Een mogelijke donor van het celmateriaal is [verdachte] . Uit de resultaten van het DNA-onderzoek blijkt dat de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en twee onbekende, niet verwante personen, veel waarschijnlijker is (100-10.000), dan de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van drie onbekende, niet verwante personen.
Uit voorgaand waarschijnlijkheidsoordeel en de na te noemen omstandigheid dat verdachte ook wel verbleef op het bewuste adres concludeert de rechtbank dat het verdachte is die celmateriaal heeft bijgedragen aan de bemonstering op de binnenzijde van de loop. De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat verdachte het wapen op enig moment in zijn handen heeft gehad. Dat sprake zou zijn van secundaire overdracht van verdachtes celmateriaal is op geen enkele manier aannemelijk gemaakt.
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte op of omstreeks de ten laste gelegde datum van 26 januari 2022 ook de feitelijke beschikkingsmacht had over het wapen en de munitie.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat ten tijde van het aantreffen van het vuurwapen en de munitie meerdere personen stonden ingeschreven op de [adres] in [plaats] . Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. [naam] , bewoner van de [adres] in [plaats] , heeft in zijn strafzaak op de terechtzitting van 18 oktober 2022 verklaard dat verdachte woonachtig was op de [adres] in [plaats] . Verdachte zou slapen in een van de slaapkamers in voornoemde woning. Naar het oordeel van de rechtbank is deze verklaring onvoldoende concreet om vast te stellen dat verdachte in de tenlastegelegde periode woonachtig was op de [adres] in [plaats] . Ook blijkt onvoldoende duidelijk uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 oktober 2022 in welke kamer verdachte verbleef en wat zijn slaapkamer was. Voor het overige bevat het dossier geen verdere aanknopingspunten dat verdachte de feitelijke beschikkingsmacht over het wapen en de munitie had.
Gelet op het voorgaande kan niet worden bewezen dat verdachte op of omstreeks 26 januari 2022 de feitelijke beschikkingsmacht over het wapen en de munitie had en zal hij dus worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

4.De beslissing

De rechtbank
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.H.S. Duinkerke (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en
mr. T. Kok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juli 2024.
mr. W.H.S. Duinkerke en mr. T. Kok zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.