ECLI:NL:RBGEL:2024:4760

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
05-091739-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in verkeerszaak wegens onvoldoende bewijs van schuld en betrokkenheid bij ongeval

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van roekeloos rijgedrag en het verlaten van de plaats van een verkeersongeval. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 16 oktober 2022 te Kerkdriel, waar de verdachte als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was bij een aanrijding met een motorrijder, die daarbij zwaar lichamelijk letsel opliep. De officier van justitie eiste een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Tijdens de zitting op 11 juni 2024 werd duidelijk dat de getuigenverklaringen en het bewijs niet overtuigend genoeg waren om de schuld van de verdachte vast te stellen. De rechtbank merkte op dat de verdachte, hoewel hij zich had gemeld als bestuurder, niet in staat was om specifieke details over het ongeval te geven. Bovendien was er twijfel over de identiteit van de bestuurder, aangezien de getuige had aangegeven dat de bestuurder mogelijk niet Nederlands sprak.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte voor alle tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechters M.C. Gerritsen, K.A.M. van Hoof en R.P.W. van de Meerakker betrokken waren. De griffier, A.L. Goedheer, was ook aanwezig tijdens de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.091739.23
Datum uitspraak : 25 juni 2024
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 11 juni 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 oktober 2022 te Kerkdriel, in de gemeente Maasdriel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Berm, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl hij, verdachte, een beginnend bestuurder was, rijdend over de weg, Berm, en/of gekomen nabij de T-kruising van de wegen, Kloosterstraat en/of Berm, onvoldoende te letten op (tegemoetkomende) medeweggebruikers en/of overig verkeer ter plaatse en/of (vervolgens) het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig naar links te rijden en/of te sturen
en/of (daarbij) een hem, verdachte, zeer dicht genaderde tegemoetkomende medeweggebruiker geen onbelemmerde doorgang te verlenen, waardoor voornoemde medeweggebruiker (motorrijder) op/tegen de rechterzijde van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig is gebotst en/of gereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 16 oktober 2022 te Kerkdriel, in de gemeente Maasdriel, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Berm, en/of gekomen nabij de T-kruising van de wegen, Kloosterstraat en/of Berm, onvoldoende heeft opgelet op (tegemoetkomende) medeweggebruikers en/of overig verkeer ter plaatse en/of (vervolgens)
het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig naar links heeft gestuurd en/of gereden en/of (daarbij) een hem, verdachte, zeer dicht genaderde tegemoetkomende medeweggebruiker geen onbelemmerde doorgang heeft verleend, waardoor voornoemde medeweggebruiker motorrijder) op/tegen de rechterzijde van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig is gebotst en/of gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Kerkdriel op/aan/nabij de T-kruising van de wegen,
Berm en/of Kloosterstraat, op of omstreeks 16 oktober 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde onder 1 primair en onder 2 wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 2.000,- subsidiair 30 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Vast staat dat aangever op 16 oktober 2022 ter hoogte van de kruising van De Berm met de Kloosterstraat in Kerkdriel is aangereden door een personenauto (met [kenteken] ) terwijl hij een motorfiets bestuurde. Aangever is bij de botsing ten val gekomen en heeft daarbij zijn linker pols gebroken.
Aangever heeft verklaard dat de bestuurder van de personenauto naar hem toe is gekomen en aan hem vroeg: “Hoe gaat het?”. Aangever vertelde hem dat het niet ging en dat hij minimaal zijn arm had gebroken. De bestuurder heeft die vraag twee maal herhaald, waarop hij hem twee maal hetzelfde heeft verteld. Toen een van zijn vrienden de helm van het hoofd van aangever had gehaald, is de bestuurder in de auto gaan zitten en vol gas weggereden.
Verbalisanten hebben de personenauto met [kenteken] uiteindelijk aangetroffen in een parkeervak in Kerkdriel. Verbalisanten zagen schade aan de passagierszijde van de auto, maar troffen geen bestuurder aan. Ook bij het huis van de kentekenhouder van de auto ( [naam] ) werd niemand aangetroffen. Middels een brief van 15 november 2022 heeft de politie de naam van bestuurder gevorderd bij de kentekenhouder van de auto. Via de antwoordbrief heeft de kentekenhouder aan de politie doorgegeven dat [verdachte] de bestuurder was van de personenauto met [kenteken] .
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de bestuurder was. Verder heeft hij een summiere verklaring afgelegd over het ongeval. Hij heeft uit eigen beweging weinig specifieke en concrete omstandigheden over het ongeval verklaard. Verdachte heeft bijvoorbeeld niet kunnen verklaren welke kleur de auto had en waar de auto schade had.
Uit het dossier valt verder onvoldoende op te maken wanneer de kentekenhouder van de auto aan de politie heeft doorgegeven wie de bestuurder was. Ook is de kentekenhouder niet door de politie gehoord over het ongeval. Daarnaast heeft aangever zich naderhand afgevraagd of de politie wel de juiste bestuurder had gevonden, omdat hij dacht dat de bestuurder in het Nederlands met hem sprak. Verdachte heeft verklaard dat hij is uitgestapt om te vragen hoe het met aangever ging. Hij heeft daarbij opgemerkt: “Mijn Duits is zoals het is”.
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen of verdachte daadwerkelijk de bestuurder van de personenauto is geweest.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.

4.De beslissing

De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juni 2024.
Mr. R.P.W. van de Meerakker en mr. M.C. Gerritsen zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.