Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van roekeloos rijgedrag en het verlaten van de plaats van een verkeersongeval. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 16 oktober 2022 te Kerkdriel, waar de verdachte als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was bij een aanrijding met een motorrijder, die daarbij zwaar lichamelijk letsel opliep. De officier van justitie eiste een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.
Tijdens de zitting op 11 juni 2024 werd duidelijk dat de getuigenverklaringen en het bewijs niet overtuigend genoeg waren om de schuld van de verdachte vast te stellen. De rechtbank merkte op dat de verdachte, hoewel hij zich had gemeld als bestuurder, niet in staat was om specifieke details over het ongeval te geven. Bovendien was er twijfel over de identiteit van de bestuurder, aangezien de getuige had aangegeven dat de bestuurder mogelijk niet Nederlands sprak.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte voor alle tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechters M.C. Gerritsen, K.A.M. van Hoof en R.P.W. van de Meerakker betrokken waren. De griffier, A.L. Goedheer, was ook aanwezig tijdens de uitspraak.