ECLI:NL:RBGEL:2024:4756

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
425314
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en tekortkomingen in koopovereenkomsten voor auto-onderdelen met betrekking tot Porsche motoren

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers, die zich bezighouden met de handel en het onderhoud van Porsche-auto's, en een gedaagde, die auto-onderdelen levert. De eisers vorderden onder andere schadevergoeding en ontbinding van de koopovereenkomsten, omdat de geleverde onderdelen niet voldeden aan de afgesproken specificaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de tekortkomingen in de geleverde onderdelen, omdat de verantwoordelijkheid voor de keuze van de onderdelen bij de eisers lag. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet verplicht was om perfect werkende combinaties van onderdelen te leveren en dat de adviezen die zij gaf niet als bindend konden worden beschouwd. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. In reconventie heeft de gedaagde vorderingen ingesteld tegen de eisers, waaronder de opheffing van beslag en schadevergoeding, die ook zijn toegewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in de context van de ondoorzichtige markt voor auto-onderdelen en de noodzaak voor motorbouwers om zelf de juiste specificaties te bepalen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/425314 / HZ ZA 23-294
Vonnis van 24 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beide te [vestigingsplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eiser] en ieder afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] ,
advocaat: mr. P.A.J.M. Lodestijn,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. R. Kroon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 februari 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 april 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Volgens het Handelsregister houdt [eiser 2] zich bezig met het ontwerpen, ontwikkelen en bouwen van auto’s alsmede bijbehorende accessoires, de handel daarin en het onderhouden daarvan. [eiser 1] houdt zich volgens dat register bezig met de handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s, specialized in Porsche, en het uitoefenen van een garagebedrijf en/of werkplaats, het restaureren, onderhouden en de verkoop van klassieke en nieuwe Porsches. Volgens het UBO-register heeft [partij 1] de zeggenschap binnen [bedrijf eisers] .
2.2.
[gedaagde] houdt zich volgens het Handelsregister bezig met detailhandel in auto-onderdelen en auto-accessoires en met de verkoop van tunings- en stylingsproducten.
Naast catalogusproducten, (producten die behoren tot het standaard assortiment van de betreffende fabrikant) verkoopt zij ook zogenaamde customs of custom made producten, onderdelen gemaakt op basis van door de klant gewenste technische specificaties.
Volgens het UBO-register heeft [partij 2] de zeggenschap binnen [gedaagde] .
2.3.
[eiser] heeft zich onder meer toegelegd op het bouwen van zogenaamde Porsches Singer met een 4.0 L Singer Stroker-motor. Daarvoor worden oldtimer auto’s van het merk Porsche, type 911 met een originele 3.6 L Porsche motor omgebouwd naar een
4
L motor. Bij die ombouw worden onder meer de zes originele cilinders, zuigers en drijfstangen van de motor vervangen door zes andere, grotere. Voor het goed functioneren van een motor moeten onder meer de maten/diameters en de uitzettingscoëfficiënten van te gebruiken materialen van deze drie onderdelen precies op elkaar zijn afgestemd.
Volgens berekeningen van [eiser] zou voor het bereiken van de gewenste motorinhoud een cilinder met een diameter (boring) van 103 en een slag (de afstand die de zuiger in de cilinder aflegt) van 80.4 nodig zijn.
2.4.
[gedaagde] heeft op 7 januari 2019 aan [eiser] een offerte gestuurd voor custom made zuigers. Zij heeft daarin drie soorten sets van zes zuigers, 103.00 mm boring van de fabrikanten Mahle motorsport, JE en Wiseco aangeboden. Onder de offerte staat:
“(…) Ik hoor graag van je terug, [partij 1] , bij welke producent je deze zuigers wilt laten maken dan zet ik dit alles direct in gang (…)”
[gedaagde] heeft op 23 mei 2019 bij Wiseco besteld:
“1 set of 6 pistons in the 103.00mm bore.”Hij heeft daarbij vermeld:
“The engine is going to be a stroker engine with a 80.40mm stroke crank in stead of the Std. 76.40mm stroke so C/H need to be changed.”(producties 5 en 6 van [gedaagde] ). Zes aan de hand van een door [eiser] verstrekte voorbeeldzuiger door Wiseco vervaardigde zuigers zijn in juli/augustus 2019 door [gedaagde] aan [eiser] geleverd en gefactureerd (productie 7).
2.5.
Op 1 oktober 2019 heeft [gedaagde] [eiser] een offerte gestuurd voor cilinders in de 103.00 mm boormaat van LN Engineering. (productie 8) De zes bestelde cilinders zijn eind 2019 aan [eiser] geleverd en gefactureerd.
2.6.
[gedaagde] heeft in september 2020 bij [naam werknemer] van Wiseco geïnformeerd naar de lengte van de te gebruiken drijfstang. Zij heeft hem op 22 september 2020 geschreven (productie 10 van [gedaagde] ):
“(…) Using a 80.4mm stroke and 127mm rod length would give you a rod ratio of 1.579. Many engine builders say a good rod ratio is anything 1.55 or higher. The stroke/bore ratio would be .78. Many production passenger cars engines have a stroke/bore ratio between 0.8 to 1.1. The higher the stroke/bore ratio, the less RPM the engine can safely handle, but the more low end torque it will produce.”
2.7.
In zijn e-mail van 24 september 2020 heeft [gedaagde] aan [eiser] geschreven (productie 1 van [eiser] ):
“(…) Bij deze de beloofde informatie mbt de stroker 4.0L singer stroker motor.
Hierbij een aantal berekeningen voor de stroke / rod ratio & de stroke bore ratio
-80.40mm slag x 127.00mm stang lengte C to C brengt je op een 1.579.
(…)
De motor zal in laag toerengebied wel meer koppel produceren , maar aangezien jij een motor wilt maken die toch in de hogere toerentallen moet kunnen gaan draaien zou gezien de berekeningen van de slag x drijfstang lengte het wel kritisch kunnen gaan worden om een betrouwbare motor te maken.
Dus lang verhaal kort, lijkt het mij verstandiger om een langere drijfstang lengte te gaan gebruiken voor de 80.40mm slag krukas en dan ergens in de 132.00mm C to Cof zelf de 134.00mm drijfstang lengte.
Ik zal het even uitreken of het haalbaar is om nog met een 134.00mm lengte te kunnen gaan draaien met deze drijfstang lengte ivm top land en of het toelaatbaar is en er voldoende ruimte overblijft tussen de top veer/tweede veer & olie schraap ring (…)”
2.8.
Nadat op 4 februari 2021 bij [eiser] navraag is gedaan naar de maatvoering van de te bestellen drijfstangen (productie 26 van [eiser] ), heeft [gedaagde] voor [eiser] drijfstangen met een lengte van 132.00 mm besteld, deze aan [eiser] geleverd en gefactureerd.
2.9.
Medio juni 2021 werd bij het proefdraaien in een proefopstelling van twee door [eiser] gebouwde motoren door partijen vastgesteld dat de motoren (te) veel lawaai maakten. Geconstateerd werd toen ook dat in plaats van de bestelde cilinders van 103.00 mm, cilinders van 103.12 mm waren geleverd. Naar aanleiding van de mededeling van LN Engineering van 16 juni 2021 dat zij geen cilinders van 103.00 cilinders voorradig had maar wel 103.12 mm cilinders (productie 11 van [eiser] ), is besloten door te gaan met 103.12 mm cilinders.
2.10.
In de mail van 24 augustus 2021 aan [eiser] heeft [gedaagde] geschreven dat in plaats van de IRP/Carillo drijfstangen Pauter drijfstangen zijn geleverd (productie 9 van [eiser] ).
2.11.
Nadat geconstateerd was dat de door Wossner geleverde zuigers de verkeerde afmetingen hadden, heeft [gedaagde] op 22 september 2022 aan [eiser] geschreven (productie 10 van [eiser] ): “(…)
Wossner heeft per email bekend een fout in de speling te hebben gemaakt en de fout erkend.
Wij hebben Wossner verteld dat dit consequenties heeft mbt de tijd die met beide motoren gemoeid gaat + de onderdelen welke nieuw gebruikt moeten worden voor de wederopbouw hiervan.
Wossner heeft mij de opdracht gegeven te vragen aan jullie wat er nu vanuit [eiser] van Wossner verwacht om dit probleem op te lossen.
Dus kort gezegd willen ze graag weten hoe zou jullie tegemoed kunnen gaan komen in de onkosten welk gemaakt moeten worden voor deze beide motoren.
Zouden jullie kunnen doorgeven wat de hiervoor opgelopen verloren tijd en materialen zullen zijn om wederom deze 2 motoren te herstellen”.
2.12.
Omdat ook bij een proefopstelling op 16 januari 2023 de motor nog steeds veel lawaai maakte, heeft [gedaagde] bij e-mailbericht van 19 januari 2023 [eiser] voorgesteld de motor op haar kosten door [partij 3] van [bedrijf partij 3] [land] te laten onderzoeken. [gedaagde] schrijft dat zij
“(…) met deze handreiking, gelet op onze constructieve samenwerking, jou (wil) faciliteren om de (mogelijke) oorzaak te achterhalen van de euvels die jij op dit moment constateert. (…) Ter voorkoming van misverstanden, dat wij dit aanbod uit coulance doen houdt/ daaruit mag niet worden afgeleid dat FFP enige vorm van schuld of aansprakelijkheid hiermee bekend. (…)”
(productie 11 van [eiser] )
2.13.
Ook op 19 januari 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] een zuiger van het merk Malhe Motorsport, een cilinder van LN Engineering en een drijfstang van het merk Carillo (IRP) met een lengte van 127 mm geleverd met het verzoek deze te testen in een proefopstelling. Tot ieders verbazing bleek dit een perfecte combinatie.
2.14.
Bij brief van 23 februari 2023 [per abuis gedateerd op 23 maart 2023, rb] heeft [eiser] [gedaagde] in gebreke gesteld en gesommeerd de door haar op € 95.000,00 berekende schade te erkennen en desgewenst bij haar aansprakelijkheidsverzekering neer te leggen. Daarna is tussen partijen gecorrespondeerd over deze vordering. Bij brief van 24 maart 2023 heeft [eiser] [gedaagde] veertien dagen de gelegenheid gegeven om de correcte onderdelen te leveren, bij gebreke waarvan zij de koopovereenkomst met [gedaagde] zou ontbinden. [gedaagde] heeft [eiser] op 27 maart 2023 meegedeeld dat zij betwist tekort te zijn geschoten en dat zij ook betwist aansprakelijk te zijn voor enige schade aan de zijde van [eiser] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de rechtbank
  • voor recht verklaart dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de naleving van haar verplichtingen uit de tussen partijen gesloten koopovereenkomsten,
  • die koopovereenkomsten ontbindt,
  • [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 91.460,88 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de betaaldata van de diverse facturen tot de dag der algehele voldoening,
  • [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade van € 85.594,44, met de wettelijke rente daarover vanaf 7 april 2023 tot de dag der algehele voldoening,
  • [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.545,55 aan buitengerechtelijke incassokosten,
  • [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert - samengevat - dat de rechtbank
  • [eiser] op straffe van verbeurte van een dwangsom veroordeelt tot opheffing van de ten laste van [gedaagde] gelegde beslagen
  • [eiser] hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de schade die [gedaagde] heeft geleden door onrechtmatige beslaglegging, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 september 2023
  • [eiser 1] veroordeelt tot betaling van € 16.108,21 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en
voorwaardelijk, indien in conventie geoordeeld is tot (gedeeltelijke) ontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomsten
- [eiser] op straffe van verbeurte van een dwangsom veroordeelt tot ongedaanmaking van de leveringsverplichting en in dat kader tot terug levering van de door [gedaagde] geleverde onderdelen
en
[eiser] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.5.
[eiser] voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
[eiser] heeft aan haar vorderingen het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft zich in 2020 bij haar gemeld met de mededeling gespecialiseerd te zijn in de engineering en samenstelling van exclusieve (race)motoren en de daarvoor benodigde onderdelen te kunnen leveren. [gedaagde] heeft haar vervolgens van advies gediend over de beste combinatie van drijfstangen, zuigers en cilinders voor de door [eiser] (om) te bouwen motoren. [eiser] heeft die met stelligheid en zonder voorbehoud gegeven adviezen van [gedaagde] opgevolgd en [gedaagde] offertes geaccepteerd. De door [gedaagde] geleverde onderdelen bleken echter niet op elkaar afgestemd, waardoor zij niet voldeden aan het conformiteitsvereiste. [gedaagde] is een termijn gegeven om alsnog aan haar leveringsverplichtingen te voldoen, maar zij heeft die termijn niet benut.
[eiser] is daarom gerechtigd de koopovereenkomsten met [gedaagde] te ontbinden. [gedaagde] dient aan [eiser] de betaalde koopsommen terug te betalen en daarnaast de schade te vergoeden die zij heeft geleden door die niet-conforme leveringen. Die schade bestaat onder meer uit de tijd die zij heeft besteed aan het demonteren van de motoren, zo heeft [eiser] gesteld.
4.2.
[gedaagde] heeft weersproken dat haar een verwijt gemaakt kan worden over de geleverde onderdelen. Haar verplichtingen jegens [eiser] gingen niet verder dan levering van de door [eiser] bij haar bestelde onderdelen. Zij betwist dat ze verantwoordelijk kan worden gehouden voor het (dis)functioneren van de door [eiser] gebouwde motoren of voor de langere tijd die met het ombouwen van de motoren gemoeid is geweest. [eiser] miskent dat [gedaagde] maar een heel klein aandeel heeft gehad in het project van [eiser] . [gedaagde] heeft alleen drie losse onderdelen geleverd, zij heeft verder geen bemoeienis of invloed gehad op het opnieuw opbouwen van de motoren door [eiser] . De maatvoeringen en de te bestellen materialen zijn van het begin af door [eiser] zelf bepaald. [gedaagde] heeft nimmer toegezegd dat de verschillende onderdelen zouden matchen, heeft zich niet verplicht goed samenwerkende sets te leveren en ook niet gegarandeerd dat de onderdelen de perfecte combinatie zouden vormen. [gedaagde] is steeds volledig en ruimschoots tegemoet gekomen aan de klachten van [eiser] over fout geleverde onderdelen, met uitzondering van de vage klacht over geluid in de motor. Zij is niet tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomsten met [eiser] , aldus [gedaagde] .
4.3.
Overwogen wordt dat, zoals door [eiser] betoogd, bij de beoordeling van deze zaak met name de markt waarop partijen zich bewegen van belang is.
Die markt voor automotoronderdelen kan worden gekarakteriseerd als op z’n minst ondoorzichtig voor de (kleinere) afnemer. Voor het soepel laten functioneren van een automotor is het noodzakelijk dat de vele verschillende onderdelen goed op elkaar zijn afgestemd. Probleem daarbij is echter -daarover zijn partijen het eens- dat al die verschillende onderdelen door verschillende fabrikanten worden vervaardigd en dat deze fabrikanten hun know-how beschermen. De fabrikanten hebben onderling wel afspraken over elkaars coëfficiënten, maar nadere informatie daarover wordt niet gedeeld. Zo verschaft een fabrikant van bijvoorbeeld zuigers geen informatie aan de markt over de daarbij passende (maten van) cilinders en drijfstangen van andere fabrikanten. Van een fabrikant kan dus geen eenduidige informatie gekregen worden over welke van zijn onderdelen met welke andere onderdelen van een andere fabrikant compatibel zijn. Dat klemt zeker als het gaat om op maat gemaakte (custom made) onderdelen voor de zelf ontworpen en/of omgebouwde automotoren waar [eiser] zich op richt. Bij het ombouwen van een 3.6 L Porsche motor naar een 4.0 L motor worden alle originele onderdelen op enkele na vervangen en voor het goed functioneren van de motor moeten alle onderdelen perfect samenwerken. Voor ieder onderdeel is dus de maatvoering en soms ook de fabrikant van essentieel belang. Deze ondoorzichtige markt maakt dat een (aanzienlijk) deel van het ombouwen/ontwerpen van een motor bestaat uit een speurtocht naar de juiste combinatie van onderdelen voor het gewenste type motor.
4.4.
[eiser] heeft in het licht van het voorgaande betoogd dat [gedaagde] pretendeerde over de hiervoor bedoelde know-how van de verschillende fabrikanten te beschikken. [gedaagde] deed zich volgens [eiser] voor als deskundig importeur van onderdelen en kwam over als een enorme vraagbaak. Zij, [eiser] , heeft op die kennis vertrouwd. De koop is gesloten onder de vanzelfsprekende voorwaarde dat de sets cilinder, zuiger en aandrijfstand goed werkende kits zouden zijn, aldus [eiser] .
[gedaagde] heeft ook dit gemotiveerd weersproken.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het verweer van [gedaagde] en kan zij niet aansprakelijk worden gehouden voor het feit dat met de door haar geleverde onderdelen aanvankelijk geen naar tevredenheid werkende motor kon worden gebouwd.
Bij de bespreking van de stellingen van partijen zal eerst worden ingegaan op de vraag waar de overeenkomsten met [eiser] [gedaagde] toe verplichtten. Was [gedaagde] gehouden perfect werkende combinaties van cilinder, zuiger en drijfstang te leveren en kan zij aangesproken worden op de door haar gegeven adviezen daarover, zoals [eiser] stelt en [gedaagde] betwist?
Daarna zal worden ingegaan op het verwijt van [eiser] dat [gedaagde] niet de bestelde onderdelen heeft geleverd, maar onderdelen van een andere fabrikant of met een andere maatvoering.
4.6.
Bij de beantwoording van de vraag waartoe de overeenkomst [gedaagde] verplichtte, komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de door hen gebezigde bewoordingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Naast de markt waarop partijen opereren, is daarbij ook het volgende van belang.
4.7.
Vast staat dat [eiser] zich bedrijfsmatig bezig houdt met onder meer het ombouwen van oldtimers van het merk Porsche, type 911. Op haar website schrijft zij onder meer:
“(…) Ontdek de passie van [partij 1] en zijn team voor het iconische merk Porsche. Van monteur tot oprichter en directeur/eigenaar van [bedrijfsnaam] , zijn expertise en ervaring is ongeëvenaard. (…) Het team van gedreven monteurs is gespecialiseerd inReparatie & Onderhoud, Racing & Engineering, Restauratie. (…)”.
Hieruit en uit de verklaringen van ( [partij 1] ) [eiser] bij de mondelinge behandeling leidt de rechtbank af dat ( [partij 1] ) [eiser] als specialist heeft gelden, in ieder geval op het gebied van het (om)bouwen van Porsche motoren.
[gedaagde] heeft betwist dat zij specialistische kennis en ervaring heeft op het terrein van engineering/ tuning of het ontwerpen, ontwikkelen en bouwen van auto’s, laat staan van exclusieve racemotoren. Die betwisting sluit aan bij het in het handelsregister omschreven doel van de onderneming van [gedaagde] . Na deze betwisting heeft [eiser] haar stelling dat het engineeren van hoogtoerige motoren alsook racemotoren [gedaagde] specialisme was, niet nader onderbouwd. In ieder geval kan dat niet worden afgeleid uit de naam [gedaagde] of uit haar motto
“Your performance is our service, service is our Performance”, zoals [eiser] heeft betoogd.
Dat ook [gedaagde] specialist is op met name het gebied van het ombouwen van Porsche motoren, is dus niet komen vast te staan.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank is de ontwikkeling van een nieuw of om te bouwen motor met de daarbij behorende keuzes voor de te gebruiken (maten van) onderdelen bij uitstek de taak en de verantwoordelijkheid van de motorbouwer en niet van de leverancier van de onderdelen. Hier geldt dan nog in het bijzonder dat [eiser] al acht door haar om te bouwen Porsches had verkocht nog voordat zij zelfs maar begonnen was met de (om)bouw daarvan, hoewel zij als geen ander bekend was met de ondoorzichtige markt voor motoronderdelen. Zij kende die markt niet alleen als (om)bouwer van motoren, maar ook omdat zij een account heeft gehad bij Wossner en daar zelf onderdelen kon bestellen, zoals [gedaagde] onweersproken heeft aangevoerd.
Dat [gedaagde] enige bemoeienis heeft gehad met het besluit van [eiser] Porsches met een 4.0 L motor te bouwen en/of met de verkoop van de auto’s is gesteld noch gebleken.
4.9.
[eiser] heeft tegenover [gedaagde] gemotiveerde betwisting haar stelling dat [gedaagde] zich voordeed als deskundig importeur die beschikte over kennis van de gewenste maatvoering van onderdelen, niet nader onderbouwd. Uit de door partijen in het geding gebrachte e-mail correspondentie tussen hen en uit de (aan [eiser] doorgestuurde) e-mailberichten van [naam werknemer] van Wiseco en van [naam werknemer] van LN Engineering aan [gedaagde] blijkt dat in ieder geval niet. [naam werknemer] deelde alleen informatie als:
“Many engine builders say a good ratio is anything 1.55 or higher”.Zie ook r.o. 2.6
.[naam werknemer] heeft alleen informatie verstrekt over levertijden en voorraden.
4.10.
Met inachtneming van de markt van auto-onderdelen, de specifieke kennis en de rol van partijen zoals hiervoor geschetst moet de vraag of [gedaagde] zich jegens [eiser] heeft verplicht een goed samenwerkende combinatie van zuiger, cilinder en drijfstang -in de woorden van [eiser] een set of kit- te leveren, ontkennend beantwoord worden. Dat geldt ook voor de vraag of [gedaagde] aansprakelijk gehouden kan worden voor de adviezen die zij [eiser] heeft gegeven over de te bestellen onderdelen.
4.11.
[eiser] heeft na betwisting door [gedaagde] geen bewijs geleverd voor haar stelling dat [gedaagde] zich heeft verplicht goed samenwerkende sets te leveren of heeft gegarandeerd dat de onderdelen een perfecte combinatie zouden vormen. [eiser] heeft in antwoord op de vraag van de rechtbank daarover aangevoerd dat dit blijkt uit het feit dat [gedaagde] bij de totstandkoming van de koopovereenkomsten de woorden set of kit hanteert ter aanduiding van de combinatie cilinder, zuiger en drijfstang. Volgens [eiser] is in haar e-mail van 18 december 2020 aan [gedaagde] (productie 23 van [eiser] ) te lezen dat bij haar allereerste order al als eis werd gesteld dat de samenstelling van de kit technisch verantwoord moet zijn, wil de kit in de opgegeven motor onder alle bedrijfsmatige omstandigheden goed kunnen functioneren.
De rechtbank leest dit echter niet in deze e-mail. Die e-mail is een antwoord op het bericht van [gedaagde] met een opgave van de prijzen voor de cilinders in 2021, waarin [gedaagde] schrijft:
“Ik kan je deze cilinders aanbieden indien er 4 complete set’s worden afgenomen (24…)[rest onleesbaar, rechtbank]”
.Door [naam werknemer] van [eiser] is daarop gereageerd met:
“(…) Er is overleg geweest met de heer [eiser] over het technische verhaal van de motor, Als dit technisch verantwoord is wil ik graag 24 sets (24 stuks) bestellen. (Voor de prijzen van dit jaar nog!!) (…)”
Omdat het in deze e-mail alleen gaat over te leveren cilinders, kan daaruit niet worden opgemaakt dat de eis werd gesteld dat de samenstelling van de combinatie van cilinder, zuiger en drijfstang technisch verantwoord moest zijn, wat daar ook mee wordt bedoeld. De rechtbank constateert verder dat [gedaagde] het woord set in al haar e-mails steeds alleen gebruikt voor een aantal van alleen zuigers of cilinders of drijfstangen (“set van 6 zuigers”), maar nooit voor de combinatie van cilinder, zuiger en drijfstang. Zie bijvoorbeeld de e-mails van 23 december 2020 en van 24 augustus 2024 aan [eiser] . Ook in haar facturen heeft [gedaagde] het woord set niet gebruikt.
De verklaring van een medewerker van [eiser] die als productie 19 door [eiser] in het geding is gebracht, draagt evenmin bij aan bewijs van de stelling dat [gedaagde] zich verbonden heeft perfect matching onderdelen te leveren. De enkele mededeling dat [partij 2] en zijn werknemer [naam werknemer] diverse malen langs zijn geweest om verschillende zuiger en cilindersets af te halen voor beoordeling door de leverancier/fabrikant, is daarvoor onvoldoende.
4.12.
[eiser] verwijt [gedaagde] ook dat zij haar onjuist heeft geadviseerd door berekeningen te maken die niet klopten. Overwogen wordt dat uit de door [gedaagde] verzonden facturen niet blijkt dat de overeenkomsten tussen partijen op meer zagen dan alleen de koop en verkoop van motoronderdelen. Ter zitting heeft [eiser] ook verklaard dat [gedaagde] deze berekeningen alleen uit coulance heeft gemaakt. Het enkele feit dat [gedaagde] bij wijze van service berekeningen heeft gemaakt aan de hand van de (summiere) informatie van [naam werknemer] is onvoldoende om te kunnen concluderen dat er een overeenkomst tot advisering tussen partijen bestond. Het aanbod van [gedaagde] de motor te laten proefdraaien bij [bedrijf partij 3] in [land] moet eveneens gezien worden als (uitsluitend) service aan [eiser] , zoals [gedaagde] bij haar aanbod ook uitdrukkelijk heeft vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat advisering onderdeel was van de overeenkomsten tussen partijen
4.13.
Ook de overige verwijten die [eiser] [gedaagde] maakt over de adviezen die zij zou hebben gegeven, treffen geen doel.
Niet gezegd kan worden dat [gedaagde] -zoals [eiser] stelt- in haar e-mails van 24 september 2020 en 23 december 2020 met stelligheid en zonder voorbehoud adviezen heeft gegeven aan [eiser] . [gedaagde] schrijft in de e-mail van 24 september 2020 aan [eiser] slechts dat het haar ‘
verstandiger lijkt om een langere drijfstang te gaan gebruiken’.Uit deze e-mail blijkt voorts dat die berekeningen voornamelijk zijn gebaseerd op mededelingen in de meegestuurde e-mail van [naam werknemer] , geciteerd onder 2.6.
4.14.
Met de e-mail van 23 december 2020 heeft [gedaagde]
“de offerte voor de aangevraagde delen voor de luchtgekoelde 4.0L stroker motor delen”aan [eiser] gestuurd. Enig advies is in deze e-mail niet te lezen, terwijl “aangevraagde” eerder lijkt te verwijzen naar een opgave van [eiser] . In ieder geval blijkt uit deze e-mail niet dat [gedaagde] uit eigener beweging op basis van haar eigen berekening heeft gekozen voor een drijfstang met een lengte van 1.32.00 van het type H-beam, in combinatie met cilinders van het merk LN 103.00 en een custom zuiger van het merk Wiseco, zoals [eiser] in deze e-mail heeft gelezen.
4.15.
Tegenover deze twee e-mails biedt de overige e-mailcorrespondentie tussen partijen zoals in het geding gebracht, meer steun aan het verweer van [gedaagde] dat [eiser] zelf het merk en de maatvoering bepaalde van de verschillende onderdelen dan aan de stelling van [eiser] dat [gedaagde] dat deed.
Zo schrijft [gedaagde] op 18 december 2020 aan [eiser] :
“De offerte is bevestigd aan ons door [naam werknemer] in opdracht van [partij 1] ”. Op 4 februari 2021:
“Ik wil nogmaals de maatvoering verkrijgen van de punten in het rood gemarkeerd van de drijfstang.”.Op 26 juli 2021:
“Zou [partij 4] de motor bouwer dit kunnen verifieren terug aan ons, of kan hij dit met [partij 1] samen bespreken zodat we ervoor kunnen zorgen dat dit in gang gezet wordt (….) Voor [partij 1] hadden deze drijfstangen wel de voorkeur (…) Graag zouden we weten of deze drijfstangen van de tekening correct zijn voor de nog te maken motoren na de derde motor (…)”
Hieruit blijkt dat [eiser] bepaalde wat waar besteld moest worden en niet [gedaagde] .
4.16.
Dit alles leidt ertoe dat [gedaagde] niet verweten kan worden dat zij tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomsten door niet van meet af aan de perfecte combinatie van cilinder, zuiger en drijfstang te leveren of te adviseren. Deze ongegrond geoordeelde verwijten rechtvaardigen dan ook niet de ontbinding van de overeenkomsten en veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van door [eiser] gestelde schade en kunnen dus niet leiden tot toewijzing van de vorderingen van [eiser] .
4.17.
Tussen partijen staat los hiervan wel vast dat niet altijd is geleverd wat is besteld. [gedaagde] heeft betwist dat zij daardoor in verzuim is geraakt. Zij heeft aangevoerd dat zij steeds volledig en ruimschoots tegemoet gekomen is aan de klachten die [eiser] bij haar heeft gedeponeerd. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.18.
Zoals hiervoor onder r.o. 2.9 vermeld, werd medio juni 2021 bemerkt dat de leverancier LN-engineering in plaats van de bestelde cilinders van 103.00 mm, cilinders van 103.12 mm had geleverd. [gedaagde] heeft onweersproken aangevoerd dat [eiser] de afwijkende maatvoering heeft geaccepteerd en er zelf en welbewust voor heeft gekozen om ook alle zuigers in de afwijkende maatvoering 103.12 mm te laten maken en toe te passen. Deze keuze werd ingegeven door de levertijden van de cilinders en de zuigers, aldus [gedaagde] . Ter onderbouwing van dit verweer heeft zij verwezen naar de e-mail van 16 juni 2021 van LN. [eiser] heeft een en ander niet weersproken.
Overwogen wordt dat de levering van cilinders van de onjuiste maat weliswaar een tekortkoming heeft opgeleverd, maar nu onbetwist is gebleven dat [eiser] de geleverde zuigers heeft geaccepteerd, is [gedaagde] niet in verzuim geraakt.
4.19.
Wat betreft de geleverde drijfstangen geldt dat [gedaagde] op 24 augustus 2021 aan [eiser] heeft geschreven dat in plaats van de IRP/Carillo drijfstangen Pauter drijfstangen zijn geleverd. [eiser] stelt voorts dat [gedaagde] onder meer op 7 september 2022 drijfstangen heeft geleverd van een of ander Italiaans merk met een lengte van 132.00 mm. Het is de rechtbank onduidelijk wat [eiser] [gedaagde] verwijt ten aanzien van de drijfstangen. Zou dat verwijt inhouden dat [gedaagde] stangen van het merk IRP/Carillo heeft geleverd in plaats van Pauter, dan geldt dat volgens [eiser] juist de drijfstang van het merk IRP/Carillo deel uitmaakt van de perfecte combinatie. Zou het verwijt inhouden dat [gedaagde] drijfstangen heeft geleverd met een lengte van 132.00 mm in plaats van de passend gebleken 127.00 mm, dan geldt dat de maatvoering van de te bestellen drijfstangen steeds voor accordering aan [eiser] is voorgelegd. Zie in dit verband ook r.o. 4.13. Omdat [eiser] als motorbouwer de beslissingen nam over de te gebruiken onderdelen, kan [gedaagde] hiervan geen verwijt gemaakt worden. Ook het feit dat de motor met de door [gedaagde] geleverde drijfstangen veel lawaai bleef maken, kan [gedaagde] als leverancier van de onderdelen niet verweten worden.
[eiser] verwijt [gedaagde] in haar conclusie van antwoord in reconventie ook nog
“het hanteren van een vanuit constructief oogpunt onjuiste en onwerkbare verbinding van de drijfstang met de zuiger dan wel de krukas”. [eiser] stelt dat dit het beeld oplevert dat [gedaagde] de strategie heeft gevolgd van trial and error.
Dit overigens in het geheel niet onderbouwde nieuwe verwijt houdt geen stand, al was het maar omdat de beslissingen over de te monteren onderdelen door [eiser] en niet door [gedaagde] zijn genomen. [gedaagde] kan ook gevolgd worden in haar verweer dat [eiser] haar Reasearch and Development activiteiten zelf eerst had moeten uitvoeren alvorens over te gaan tot het commercieel vermarkten van de nog te bouwen motoren. In ieder geval kunnen de verwijten over de geleverde drijfstangen, mede geldt op hetgeen hierna onder r.o. 4.18 wordt overwogen, niet tot het oordeel leiden dat [gedaagde] in verzuim is geraakt met de levering van de juiste onderdelen.
4.20.
In september 2022 werd bemerkt dat de geleverde zuigers van het merk Wossner een verkeerde afmeting hadden. Zoals onder 2.11 geciteerd heeft Wossner deze fout erkend en via [gedaagde] [eiser] gevraagd in hoeverre zij [eiser] tegemoet zou kunnen komen. Vast staat dat [eiser] daar niet op in is gegaan, maar dat [gedaagde] op de klachten heeft gereageerd door kosteloos andere zuigers te leveren. Volgens [eiser] voldeden ook deze zuigers niet, omdat de motor bij hoge toeren veel lawaai bleef maken. Bij de mondelinge behandeling is gebleken dat deze zuigers net als de eerste partij terug zijn gestuurd naar de fabrikant, maar dat zij heeft geweigerd de zuigers te onderzoeken omdat er aanpassingen aan waren gedaan. [eiser] heeft betwist dat zij de zuigers heeft bewerkt, maar die betwisting houdt geen stand, nu zij ter zitting heeft erkend dat zij de schraapveren heeft vervangen.
Maar wat hier ook van zij, onweersproken is gebleven dat de zuigers die kosteloos herleverd zijn, aan de specificaties van [eiser] voldeden. Het enkele feit dat de motor nog steeds lawaai maakte, kan niet tot het oordeel leiden dat ook de door [gedaagde] nieuw geleverde zuigers niet voldeden. Waardoor dat lawaai werd veroorzaakt, is immers niet komen vast te staan. Dat de fabrikant weigerde de zuigers terug te nemen en verder te onderzoeken, moet voor rekening van [eiser] komen. Een en ander betekent dat (ook) wat dit onderdeel betreft, niet zonder meer gezegd kan worden dat [gedaagde] tekort geschoten is in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser] .
4.21.
Van belang is voorts dat [gedaagde] niet al kort na juni 2021, augustus 2021 en/of september 2022 in gebreke is gesteld voor de cilinders, drijfstangen en zuigers die niet aan de bestelling beantwoordden, maar pas begin 2023. Eerst bij brief van 23 februari 2023 heeft [eiser] [gedaagde] formeel in gebreke gesteld en gesommeerd de door haar op € 95.5000,00 begrote schade te erkennen. In het e-mailbericht van 24 maart 2023 is aan [gedaagde] veertien dagen de tijd gegeven om de correcte onderdelen te leveren, bij gebreke waarvan [eiser] over zou gaan tot ontbinding van de overeenkomst.
Welke onderdelen [gedaagde] alsnog diende te leveren blijkt echter niet uit deze brief of anderszins. Dat klemt temeer, omdat de volgens [eiser] matchende onderdelen (zuiger het merk Malhe Motorsport, cilinder van LN Engineering en drijfstang van Carillo/IRP) niet aan de koopovereenkomsten voldeden. Dat [eiser] aanspraak maakt op levering van wel bestelde maar niet-matchende onderdelen is niet aannemelijk en ook niet gebleken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan deze ingebrekestelling niet leiden tot enig verzuim aan de zijde van [gedaagde] . Niet alleen is onvoldoende gebleken van tekortkomingen van [gedaagde] die ontbinding van de overeenkomsten zouden kunnen rechtvaardigen. Ook is [gedaagde] voor in ieder geval de leveringen in 2021 te laat in gebreke gesteld, terwijl die ingebrekestelling ondeugdelijk is omdat niet duidelijk is wat van [gedaagde] werd verlangd. Waar [gedaagde] niet in verzuim is komen te verkeren, is [eiser] niet bevoegd de overeenkomst te (laten) ontbinden en komt haar geen schadevergoeding toe. De vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
4.22.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk veroordeeld worden in de kosten van [gedaagde] in deze procedure in conventie. Die kosten worden gesteld op:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2,00 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
9.773,00
in reconventie
4.23.
Aan haar vorderingen tot opheffing van de door [eiser] ten laste van [gedaagde] gelegde beslagen en tot verwijzing naar de schadestaatprocedure heeft [gedaagde] ten grondslag gelegd dat de gelegde beslagen ongegrond zijn en als onrechtmatig jegens haar moeten worden aangemerkt.
4.24.
Overwogen wordt dat enkel de afwijzing van de vorderingen van [eiser] niet zonder meer kan leiden tot opheffing van de gelegde beslagen. Daarvoor moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Beoordeeld moet worden of het belang van [eiser] als beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door haar naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de [gedaagde] bij opheffing van het beslag.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de beslaglegging haar geld kost; de bank brengt kosten in rekening, er moeten voorzieningen worden getroffen omdat men niet over de beslagen gelden kan beschikken en eventueel moet geld geleend worden tegen betaling van rente. [eiser] heeft dit niet weersproken. Zij heeft daartegenover geen omstandigheden naar voren gebracht die maken dat haar belang bij handhaving van de beslagen zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij opheffing daarvan en die omstandigheden zijn ook niet gebleken. [eiser] heeft bij de mondelinge behandeling daarover alleen verklaard dat zij veel meer kosten maakt, maar heeft dit niet nader toegelicht. De vordering tot opheffing van het beslag zal daarom worden toegewezen. Na te noemen dwangsom komt als een voldoende prikkel tot nakoming voor.
Omdat [eiser] niet heeft weersproken dat de beslaglegging als onrechtmatig jegens [gedaagde] moet worden aangemerkt en [gedaagde] aannemelijk heeft gemaakt dat zij door de beslaglegging schade heeft geleden, zal ook de vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure worden toegewezen. [gedaagde] vordert de wettelijke rente met ingang van de dag der dagvaarding. Zij heeft haar vordering echter niet bij dagvaarding, maar bij conclusie van eis in reconventie ingesteld. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 28 november 2023, de dag van indiening van deze conclusie van eis.
4.25.
[gedaagde] vordert betaling van [eiser 1] van twee onbetaald gebleven facturen, de factuur van 24 maart 2023 van € 13.244,37 voor de op 24 januari 2023 geleverde onderdelen van de matchende combinatie onderdelen en de factuur van 7 november 2023 van € 2.863,84 voor op 7 september 2022 geleverde drijfstangen en lagersets. [eiser] heeft gesteld dat partijen hebben besloten dat zij de matchende set zou behouden en dat dit beschouwd zou worden als vervanging van de in het verleden geleverde non-conforme onderdelen. Daarnaast heeft zij een beroep gedaan op haar opschortingsrecht.
Het een noch het ander kan haar baten. [eiser] heeft geen opeisbare vordering op [gedaagde] en daarom niet het recht de betaling van vorderingen van [gedaagde] op haar op te schorten. [eiser] heeft de door haar gestelde afspraak niet nader onderbouwd, zodat het bestaan daarvan niet is komen vast te staan. De vordering tot betaling zal worden toegewezen. Omdat het hier gaat om een handelsbetrekking zal ook de wettelijke handelsrente daarover worden toegewezen. De rente wordt toegewezen vanaf de dag vanaf 28 november 2023, de dag van indiening van de conclusie van eis.
4.26.
De vordering [eiser] te veroordelen tot teruglevering van onderdelen is ingesteld onder de voorwaarde dat de overeenkomsten tussen partijen worden ontbonden. Nu dat niet het geval is, behoeft deze vordering geen bespreking.
4.27.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk veroordeeld worden in de kosten van deze procedure. Die kosten worden aan de zijde van [gedaagde] gesteld op salaris advocaat ad € 1.929,00 ( 2,00 punten × factor 0,5 × tarief € 1.929,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] hoofdelijk, des dat als de een heeft betaald, de ander is bevrijd, in de proceskosten van € 9.773,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
veroordeelt [eiser] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de ten laste van [gedaagde] gelegde beslagen op te heffen,
5.5.
veroordeelt [eiser] tot betaling van een dwangsom van € 150,00 per dag dat niet aan deze veroordeling onder 5.4. wordt voldaan, tot een maximum van € 50.000,00,
5.6.
veroordeelt [eiser] hoofdelijk, des dat als de een heeft betaald, de ander is bevrijd, tot vergoeding van de schade die [gedaagde] heeft geleden door onrechtmatige beslaglegging, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 november 2023, en verwijst daartoe de zaak naar de schadestaatprocedure,
5.7.
veroordeelt [eiser 1] tot betaling van € 16.108,21 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 28 november 2023 tot dag van algehele voldoening,
5.8.
veroordeelt [eiser] hoofdelijk, des dat als de een heeft betaald, de ander is bevrijd, in de proceskosten van € 1.929,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op
24 juli 2024.
Ap/kh