ECLI:NL:RBGEL:2024:4755

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
C/05/437558 / JE RK 24-650
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met afwezigheid van contactherstel met de vader

In deze zaak heeft de kinderrechter op 18 juli 2024 een mondelinge uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling (OTS) van een minderjarige, die al drie jaar geen contact meer heeft met zijn vader. De minderjarige, die bij zijn moeder woont, heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan contactherstel met zijn vader. De gezinsvoogd (GI) heeft verzocht om de OTS te verlengen voor een jaar, maar de kinderrechter heeft besloten om de OTS slechts voor zes maanden te verlengen. Dit besluit is genomen omdat de kinderrechter van mening is dat de huidige situatie van de minderjarige, die goed functioneert op school en sociaal, niet meer de noodzaak voor een langdurige OTS rechtvaardigt. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er na zes maanden opnieuw moet worden beoordeeld of de OTS nog noodzakelijk is. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de vader heeft weinig progressie geboekt in de ondertoezichtstelling en de minderjarige heeft duidelijk gemaakt dat hij geen contact wil. De kinderrechter heeft de GI verzocht om voor de volgende zitting een update te geven over de hulpvraag van de minderjarige en de stand van zaken met betrekking tot de hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/437558 / JE RK 24-650
Datum mondeling uitspraak: 18 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland, gevestigd te Nijmegen,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres gelegen in het arrondissement van de rechtbank Gelderland,
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. F. Pool te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 19 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder;
- twee vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft via het verzoekschrift van de GI zijn mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 juli 2023 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 6 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het eens met het verzoek. Voor de moeder is het nog noodzakelijk dat er een derde partij is voor de communicatie tussen haar en de vader. Bovendien zijn er geregeld problemen met toestemming van de vader voor aangelegenheden voor [de minderjarige] . De GI kan daarin ondersteunen.
4.2.
Door en namens de vader is naar voren gebracht dat er weinig progressie is binnen de ondertoezichtstelling. Tegelijkertijd is de verwachting dat er in een vrijwillig kader ook geen contactherstel tot stand komt. De focus van de ondertoezichtstelling moet liggen op [de minderjarige] en wat hij nodig heeft. De vraag is wel wat het gevolg is als uit de in te zetten hulpverlening blijkt dat [de minderjarige] geen hulpvraag (meer) heeft. De vader wordt afgewezen door [de minderjarige] en die afwijzing is fors. De drempel voor contactherstel wordt met ieder jaar groter. De vader geeft aan dat hij bereid is om erkenning te geven aan [de minderjarige] voor wat er gebeurd is als een noodzakelijke stap voor het contactherstel.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De scheiding van de ouders van [de minderjarige] en het blootgesteld worden aan huiselijk geweld heeft bij [de minderjarige] een ontwikkelingsbedreiging veroorzaakt. Sinds 2021 heeft [de minderjarige] geen contact meer met zijn vader. Tijdens de ondertoezichtstelling is tot nu toe ingezet op systeemtherapie bij YOUZ, maar dit is niet van de grond gekomen. De reden daarvoor is dat [de minderjarige] daarvoor het contact met zijn vader weer moest opstarten. Dit wil hij absoluut niet. Daarnaast ontstaat in de stukken ook het beeld dat de ouders hier niet volledig achterstonden. Inmiddels is er een nieuwe jeugdbeschermer betrokken met wie [de minderjarige] goed kan praten. Er wordt bij YOUZ nu opnieuw gekeken wat de behoefte en hulpvraag van [de minderjarige] is, om hem daar vervolgens passende behandeling voor te geven. De voorwaarde daarvoor is dat de ouders ook hun medewerking verlenen en hun onderlinge strijd het behandeltraject van [de minderjarige] niet beïnvloedt. De vader zoekt [de minderjarige] op tijdens bijvoorbeeld school- of sportactiviteiten, terwijl [de minderjarige] hem ook zelf heeft verteld geen contact te willen. Contactherstel is inmiddels ook niet meer de insteek van de ondertoezichtstelling. Het ligt op de weg van de GI om dit – indien de vader [de minderjarige] ongewenst blijft opzoeken – via andere juridische wegen te laten vastleggen.
5.2.
Tegelijkertijd is ook gebleken dat het met [de minderjarige] naar omstandigheden goed gaat. Hij woont bij zijn moeder, heeft vrienden, gaat naar school en sport. De vraag is dus of de ondertoezichtstelling haar doel niet voorbij gaat. Op dit moment is er al ingezet op een nieuwe intake bij Youz voor [de minderjarige] om in kaart te brengen wat hij nodig heeft en daar indien nodig behandeling op in te zetten. In afwachting daarvan zal de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling beperken tot zes maanden en het verzoek voor het overige aanhouden. Dit in afwijking van wat door de GI, partijen en [de minderjarige] is verzocht.
5.3.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW) en de beslissing op het verzoek voor het overige aanhouden tot een nader te bepalen mondelinge behandeling. De kinderrechter verzoekt de GI om twee weken voor die zitting een update te sturen wat er aan diagnostiek uit het traject bij Youz is gekomen en wat voor eventuele vervolgstappen daaruit voortvloeien én of de ouders daar mee instemmen of niet. Ook verzoekt de kinderrechter de GI om de rechtbank en de ouders twee weken voor de zitting daarbij haar standpunt over het aangehouden deel van het verzoek toe te zenden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 6 februari 2025;
6.2.
houdt de beslissing over het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling aan tot de mondelinge behandeling (bij voorkeur bij mr. van Arem) in de
tweede helft van de maand januari 2025 (of een nader te bepalen eerdere datum), zoals hiervoor in 5.3. is overwogen;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2024 door mr. F.G. van Arem, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. G. Vlemmings als griffier, en op schrift gesteld op 23 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.