ECLI:NL:RBGEL:2024:4753

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
C/05/434399 / JE RK 24-381
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen met tegenstrijdige standpunten over netwerkplaatsing

In deze zaak heeft de kinderrechter op 18 juli 2024 een mondelinge uitspraak gedaan over de verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, hierna te noemen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling (GI) en de ouders hebben verschillende standpunten over de mogelijkheid van een netwerkplaatsing bij de oma van de kinderen. De GI stelt dat de oma niet bereid of in staat is om deze plaatsing uit te voeren, terwijl de ouders van mening zijn dat dit wel mogelijk is. De kinderrechter heeft geoordeeld dat er binnen enkele maanden duidelijkheid moet komen over de mogelijkheden van een netwerkplaatsing.

De ouders zijn veroordeeld tot ontruiming van hun woning, en de kinderrechter oordeelt dat de maatschappelijke opvang op dit moment geen reëel alternatief biedt voor de plaatsing in het gezinshuis. De kinderrechter heeft eerder op 29 april 2024 al een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van de kinderen, en deze machtiging is nu verlengd tot 18 september 2024. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om een update te geven over de voortgang van het netwerkonderzoek, zodat er duidelijkheid komt over de mogelijkheden van een netwerkplaatsing bij de oma.

De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad, en hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker of andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/434399 / JE RK 24-381
Datum mondelinge uitspraak: 18 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland, gevestigd te Tiel,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
gezamenlijk te noemen de ouders,
advocaat mr. S. Vermeulen te Culemborg.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van 29 april 2024;
  • het bericht van de GI van 5 juli 2024;
  • het bericht van de moeder van 15 juli 2024;
  • het bericht van mr. Vermeulen van 17 juli 2024;
  • de pleitaantekeningen van mr. Vermeulen, overgelegd tijdens de mondelinge behandeling van 18 juli 2024.
1.2.
Op 18 juli 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders met hun advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI;
  • de gezinsbehandelaar van de ouders aan wie bijzondere toegang is verleend.
2.
De feiten
2.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 29 april 2024 een machtiging verleend [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 29 jul 2024 en iedere verdere beslissing aangehouden.

3.De nadere standpunten

3.1.
Namens de ouders is verweer gevoerd tegen het verzoek. Zij staan open voor hulpverlening en willen hieraan meewerken. Het is voor hen echter niet duidelijk wat zij moeten doen voor een thuisplaatsing. Ook is onvoldoende gekeken naar een netwerkplaatsing bij de oma (moederszijde). De oma woont sinds 1 juli 2024 in een nieuwe woning waar plek is voor beide kinderen. Ondertussen zijn de ouders druk met het zoeken van een nieuwe woning. Bovendien kunnen de ouders bij de maatschappelijke opvang terecht, ook met de kinderen. Als ouders een eigen woning hebben, kunnen de kinderen
weer naar huis. Er zijn volgens de ouders geen financiële problemen en zij kunnen de opvoeding en verzorging aan. De advocaat van de ouders concludeert dat een langere uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] dermate ingrijpend en disproportioneel is dat dit niet opweegt tegen de negatieve gevolgen. Het gaat met de kinderen namelijk totaal niet goed in het gezinshuis. Als alternatief daarvoor kan het netwerk de ouders ontzien en kunnen zij gezamenlijk de opvoeding en verzorging aan. De kinderen kunnen gedeeltelijk bij oma wonen en in het weekend naar de ouders gaan. Namens de ouders wordt daarom primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot een netwerkplaatsing bij de oma.

4.De verdere beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW)).
4.2.
De kinderrechter moest in deze procedure nog beslissen over het resterende deel van het verzoek van de GI. Het gaat daarbij om de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voor de (resterende) duur van de ondertoezichtstelling. De GI heeft verzocht om een machtiging voor een uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Een aantal factoren zijn van belang. De eerste is dat op basis van artikel 1:265a BW een plaatsing buiten het gezin, gedurende een ondertoezichtstelling, alleen met een machtiging uithuisplaatsing mag. Zelfs indien de kinderrechter de ouders zou volgen in hun wens om de kinderen doordeweeks bij de oma te plaatsen is hier alsnog een machtiging tot uithuisplaatsing voor nodig. Daarnaast zijn de ouders veroordeeld tot ontruiming van hun woning. Dat zij feitelijk pas 31 juli 2024 de woning dienen te verlaten en zij mogelijkheden tot uitstel onderzoek doet aan die conclusie niet af. Dat de ouders aanspraak hebben op maatschappelijke opvang wil de kinderrechter graag als uitgangspunt nemen, maar voor de kinderen is dit in beginsel geen geschikte plek. De conclusie blijft dat de ouders op dit moment geen reële mogelijkheden hebben om de kinderen zelf op te vangen. Een terugplaatsing terwijl de kinderen dan binnen korte tijd weer hun huis uit moeten vindt de kinderrechter niet in hun belang. Er moet dus worden gekeken naar een plaatsing ‘buiten het gezin’. Een van die opties is een netwerkplaatsing bij de oma.
4.2.1.
Uit de update van de GI van 5 juli 2024 blijkt echter dat een netwerkplaatsing bij de oma door de GI wel degelijk is overwogen, maar toen als niet haalbaar werd ingeschat. Los van de stelling van de GI dat het moeilijk was om tot afspraken te komen met de oma is de oma volgens de GI ook helemaal niet in staat om die netwerkplaatsing te kunnen uitvoeren. Zo heeft de oma volgens de GI duidelijk aangegeven dat zij niet voor een langere periode voor de kinderen kan zorgen. Ook zou zij qua belastbaarheid niet in staat zijn om de kinderen meer dan een enkele dagen op te vangen, vanwege haar werk en zorg voor haar (overbelaste) partner. Volgens de advocaat van de ouders is de oma nu wel bereid en in staat om die netwerkplaatsing uit te voeren. De GI heeft daarentegen gezegd dat de oma een ‘screening’ voor het netwerkonderzoek weigert. Dit zal de komende periode duidelijk moeten worden gemaakt. Duidelijk is dat sinds de beschikking van 29 april 2024 de zorgen niet verminderd zijn. De kinderrechter stelt dan ook vast dat er voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op dit moment geen alternatieven zijn voor de uithuisplaatsing in het gezinshuis.
4.3.
Wel vindt de kinderrechter het van belang dat er duidelijkheid komt over de mogelijkheid van een netwerkplaatsing bij de oma. De kinderrechter geeft dit dan ook als opdracht mee aan de vaste jeugdbeschermer van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Om daar op toe te zien zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlenen tot 18 september 2024. De kinderrechter verzoekt de GI om één week voor de nieuwe mondelinge behandeling een update te sturen over het verloop (of de conclusie) van het netwerkonderzoek.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 18 juli 2024 tot
18 september 2024;
5.2.
houdt de beslissing over het resterende deel van het verzoek tot verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing aan tot de mondelinge behandeling (bij voorkeur bij mr. van Arem) in de eerste helft van de maand september 2024 (of een nader te bepalen eerdere datum), zoals hiervoor in 4.3. is overwogen;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2024 door mr. F.G. van Arem, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. G. Vlemmings als griffier, en op schrift gesteld op 23 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.